ECLI:NL:TADRAMS:2013:112 Raad van Discipline Amsterdam 13-264NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2013:112
Datum uitspraak: 14-10-2013
Datum publicatie: 15-10-2013
Zaaknummer(s): 13-264NH
Onderwerp:
  • Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: De advocaat privé
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Advocaat helpt zijn bejaarde moeder bij wijziging testament. Klacht van zijn broer over deze hulp kennelijk ongegrond: privé-gedraging zonder aanknopingspunt met praktijkuitoefening. Klacht over naleving Vafi kennelijk niet-ontvankelijk: broer mist belang  

Beslissing van 14 oktober 2013

in de zaak 13-264NH

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mr.

advocaat te

gemachtigde: mr.

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem van 10 september 2013 met kenmerk td/np/722, door de raad ontvangen op 13 september 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager en verweerder zijn broers. In januari 2011 is hun moeder (van 89 jaar oud) in het ziekenhuis opgenomen. Hun vader (van eveneens 89 jaar) is thuis blijven wonen. Klager heeft toen administratieve zaken van de ouders overgenomen, terwijl zowel klager als verweerder gemachtigd werden voor de bankrekeningen van hun ouders.

1.3 Klager heeft in het ouderlijk huis een kistje met contant geld aangetroffen, dit in een bankkluis geplaatst en verweerder daarvan op de hoogte gesteld.

1.4 Tijdens het daaropvolgende verblijf van de moeder in een revalidatiekliniek is de vader op 18 maart 2011 overleden. Klager verbleef op dat moment voor vakantie in het buitenland.

1.5 Verweerder heeft, buiten medeweten van klager, na het overlijden van de vader een aantal zaken geregeld voor de moeder. Een verpleeghuisarts heeft moeder onderzocht in verband met haar wilsbekwaamheid. Op 11 april 2011 heeft de moeder haar testament gewijzigd bij een notaris. Op verzoek van verweerder is de moeder op 17 mei 2011 onder bewind gesteld, met aanstelling van een professionele bewindvoerder. Deze heeft onder andere de belastingaangifte van de moeder verzorgd.

1.6 In september 2012 is bij het kantongerecht een verzoek tot opheffing van de onderbewindstelling van de moeder ingediend, welk verzoek op 13 februari 2013 is afgewezen.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) hij misbruik heeft gemaakt van zijn functie en kennis als advocaat, met het doel zichzelf te bevoordelen, bij het opstellen en laten passeren van een gewijzigd testament van de moeder;

b) hij klager ter zitting van de kantonrechter heeft omschreven als een "tbs-er"; en

c) hij zijn jaarrekeningen vanaf 2009 niet heeft gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel.

3 VERWEER

3.1 Verweerder stelt dat in april 2011, in samenspraak met de maatschappelijk werkster van het revalidatiecentrum waar de moeder verbleef, is besloten tot een onderbewindstelling, waarbij een professionele bewindvoerder werd benoemd. De moeder heeft zelf de wens geuit om haar testament te wijzigen, waarbij zij het nieuwe testament wilde laten opmaken door een vrouwelijke notaris. Daartoe is een specialist ouderengeneeskunde ingeschakeld, die een verklaring heeft afgelegd over de wilsbekwaamheid van de moeder ter zake van het wijzigen van haar testament. In verband met de privacy van de moeder in het revalidatiecentrum is afgesproken dat de correspondentie met deze betrokkenen niet naar het revalidatiecentrum maar naar de postbus van verweerder werd gezonden.

3.2 Verweerder betwist dat de aan hem verweten gedragingen aanknopings-punten met zijn praktijkuitoefening als advocaat hebben. Verweerder wijst op de betrokkenheid van de (onafhankelijke) notaris en de professionele bewindvoerder.

3.3 Verweerder ontkent zich ter zitting van de kantonrechter over klager te hebben uitgelaten als zijnde een "tbs-er". Dit woordgebruik blijkt niet uit de aantekeningen van de griffier ter zitting.

4 BEOORDELING

Klachtonderdeel a)

4.1 Ten aanzien van klachtonderdeel a) constateert de voorzitter dat deze gaat over privé-gedragingen van verweerder. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline is een klacht over een privé-gedraging van een advocaat alleen dan van tuchtrechtelijk belang wanneer hetzij er voldoende aanknopings¬punten zijn met de praktijkuitoefening om dezelfde (tuchtrechtelijke) maatstaven te laten gelden, hetzij de gedraging voor een advocaat in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd moet worden geacht.

4.2 Het enkele feit dat verweerder de correspondentie met de bewindvoerder en de notaris aan zijn kantoorpostbus heeft laten zenden, brengt niet met zich mee dat er voldoende aanknopingspunten zijn met de praktijk¬uitoefening van verweerder om dezelfde tuchtrechtelijke maatstaven te laten gelden. Het feit dat klager en verweerder elkaar getroffen hebben in twee procedures bij de kantonrechter (over de onderbewindstelling en over het verzoek tot opheffing van de onderbewindstelling) maakt evenmin dat er voldoende aanknopingspunten met de praktijkuitoefening van verweerder bestaan. Verweerder trad in beide procedures, net als klager overigens, op als zoon van de onderbewindgestelde.

4.3 Niet is komen vast te staan dat verweerder zich schuldig heeft gemaakt aan gedragingen die in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd moeten worden geacht. Verweerder heeft weliswaar bemiddeld bij het maken van een afspraak met de door de moeder gewenste vrouwelijke notaris maar dat hij daarbij misbruik heeft gemaakt ter bevoordeling van zichzelf is de voorzitter niet gebleken. Dit blijkt mede uit het feit dat de notaris geen aanleiding heeft gezien om haar ministerie bij het verlijden van het gewijzigde testament te weigeren.

4.4 Op grond van het voorgaande ontbeert dit klachtonderdeel tuchtrechtelijke relevantie en verklaart de voorzitter klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel b)

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel b) is van belang dat verweerder de uitlating waar dit klachtonderdeel op ziet betwist en dat klager de aan dit klachtonderdeel ten grondslag liggende stelling niet heeft kunnen onderbouwen. Ook hecht de voorzitter waarde aan het feit dat uit de handgeschreven aantekeningen van de griffier ter zitting bij de kantonrechter (die als nagenoeg woordelijk verslag van de zitting kunnen worden aangemerkt) niet is gebleken dat verweerder de gestelde bewoordingen heeft gebruikt.

4.6 Aldus zijn de feiten waarop dit is gebaseerd, niet komen vast te staan. De voorzitter verklaart klachtonderdeel b) daarom eveneens kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel c)

4.7 Klager mist een eigen belang bij klachtonderdeel c). De norm waarop klager zich beroept strekt bovendien niet ter bescherming van zijn belang. Het is niet aan klager, als broer van verweerder, om zich te beklagen over de mate waarin verweerder aan zijn verplichtingen op grond van de Verordening op de administratie en de financiële integriteit (Vafi) voldoet, laat staan om dit aan de tuchtrechter voor te leggen.

4.8 In klachtonderdeel c) is klager daarom kennelijk niet-ontvankelijk.

4.9 De voorzitter verklaart, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, de klachtonderdelen a) en b) kennelijk ongegrond en klachtonderdeel c) kennelijk niet-ontvankelijk.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

- klachtonderdeel a) en b) kennelijk ongegrond;

- klager in klachtonderdeel c) kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. Q. Falger, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 14 oktober 2013.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 14 oktober 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.