ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3647 Raad van Discipline Amsterdam 12-158A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3647
Datum uitspraak: 18-12-2012
Datum publicatie: 19-12-2012
Zaaknummer(s): 12-158A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over advocaat wederpartij. Verweerder wordt verweten dat hij ter zitting bij de kantonrechter onjuiste informatie heeft verstrekt, misbruik maakt van procesrecht door uitstel te vragen voor het nemen van een akte, weigert desgevraagd aan klaagster stukken te verstrekken en zijn hoedanigheid als advocaat niet heeft vermeld bij het opvragen van informatie. Klacht in alle onderdelen ongegrond.

Beslissing van 18 december 2012

in de zaak 12-158A

naar aanleiding van de klacht van:

de besloten vennootschap

klaagster

tegen:

de heer mr.

advocaat te

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 29 mei 2012, door de raad ontvangen op 30 mei 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 22 oktober 2012 in aanwezigheid van klaagster, vertegenwoordigd door mevrouw X. en de heer X., en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in paragraaf 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 14 met bijlagen, zoals vermeld in de daarbij genoemde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Mevrouw A is aandeelhoudster van klaagster. Zij is eigenaresse van een pand dat klaagster aan een cliënt van verweerder, de heer B, verhuurde, die aldaar een lunchroom exploiteerde. De heer B is nalatig gebleven met het betalen van de huur. Daarover is een procedure geëntameerd. De heer B werd daarin bijgestaan door verweerder.

2.3 In genoemde procedure is door de huurder de vraag opgeworpen of het gehuurde al dan niet een horecabestemming heeft en, of er een horeca-exploitatievergunning kan worden verkregen, bij gebreke waarvan mogelijk handhavend zou worden opgetreden.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) misbruik maakt van procesrecht door langs allerlei wegen uitstel in de procedure te bewerkstelligen;

b) onjuiste informatie aan klaagster heeft verstrekt;

c) rookgordijnen optrekt om de aandacht af te leiden van de wanbetaling van zijn cliënt;

d) weigert aan klaagster stukken te verschaffen die aan het standpunt van zijn cliënt afbreuk zouden kunnen doen;

e) onder valse voorwendselen, namelijk zonder te melden dat hij advocaat is, gegevens heeft opgevraagd ten aanzien van het pand.

4 BEOORDELING

4.1 De klacht heeft betrekking op het handelen van de advocaat van de wederpartij. Aldus heeft te gelden de door het Hof van Discipline – de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht – gehanteerde maatstaf, dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet volgens vaste rechtspraak voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal, en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De raad zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.2 De klachtonderdelen komen in het navolgende achtereenvolgens aan de orde.

Ad klachtonderdeel a)

4.3 Klaagster neemt het verweerder kwalijk dat hij aan de kantonrechter meermaals uitstel heeft gevraagd en heeft verkregen. De stelling dat verweerder misbruik heeft gemaakt van procesrecht  door aldus te handelen, is een veronderstelling van klaagster, die niet door de feiten wordt gesteund. Verweerder heeft in het belang van zijn cliënt uitstel gevraagd.. De rechter heeft dat uitstel verleend. Verweerder heeft aldus het procesrecht ten behoeve van zijn cliënt gebruikt. Van enig misbruik van procesrecht is niet gebleken.

4.4 Klachtonderdeel a) is dan ook ongegrond.

Ad klachtonderdeel b) en c)

4.5 Klachtonderdelen b) en c) lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

4.6 Beide klachtonderdelen betreffen het verstrekken van informatie en het innemen van bepaalde standpunten in de procedure bij de kantonrechter. Onder verwijzing naar de eerdergenoemde maatstaf geldt dat de advocaat van de wederpartij daarin een grote vrijheid heeft. Tenzij sprake is van de in de voornoemde maatstaf genoemde uitzonderings¬situatie, mag een advocaat in beginsel afgaan op de juistheid van hetgeen zijn cliënt hem voorhoudt. Aan de raad zijn geen omstandigheden gebleken die verweerder er toe noopten de terzake van zijn client verkregen informatie op voorhand nader op juistheid te onderzoeken. De stellingen in kwestie zijn onderwerp van debat geweest in de procedure. Dat is de daarvoor bestemde plaats.

4.7 Klachtonderdelen b) en c) zijn dan ook ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

4.8 Het wordt verweerder kwalijk genomen dat hij bepaalde stukken niet aan klaagster heeft verstrekt. Een advocaat heeft echter, anders dan wanneer zulks een wettelijke grondslag heeft, geen zelfstandige verplichting om stukken aan de wederpartij te verstrekken. Ter zitting heeft klaagster overigens bevestigd dat de stukken die zij van verweerder meende te moeten ontvangen ook via een andere weg voor haar toegankelijk waren geweest, namelijk via de gemeente. Daaruit volgt al dat klaagster door dit optreden van verweerder niet in haar belangen is geschaad.

4.9 Klachtonderdeel d) is dan ook ongegrond.

Ad klachtonderdeel e)

4.10 Verweerder heeft betoogd dat hij in het gevoerde telefoongesprek heeft gemeld dat hij als advocaat optrad en dat zulks in zijn mails ook standaard staat vermeld. Feitelijk is niet komen vast te staan dat verweerder onder valse voorwendselen gegevens heeft opgevraagd bij de heer Y.

4.11 Klachtonderdeel e) is dan ook ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht in haar onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. A. de Groot, L.D.H. Hamer, H.C.M.J. Karskens, A.M. Vogelzang, leden, bijgestaan door mr. M.J.E. van den Bergh als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 december 2012.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 18 december 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl