ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3394 Raad van Discipline Amsterdam 12-095A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3394
Datum uitspraak: 30-10-2012
Datum publicatie: 30-10-2012
Zaaknummer(s): 12-095A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Wat nooit geoorloofd is
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. derden, subonderwerp: Rechters
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen advocaat wederpartij ongegrond. Niet is gebleken dat verweerster de rechter en de wederpartij verkeerd heeft voorgelicht.

Beslissing van 30 oktober 2012

in de zaak 12-095A

naar aanleiding van de klacht van:

1. Mevrouw mr.

Advocaat te

klaagster sub 1

2. de coöperatie

klaagster sub 2

tegen:

mevrouw mr.

voormalig advocaat te

p/a mr.

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 20 maart 2012 met kenmerk 12-095A, door de raad ontvangen op 23 maart 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 20 augustus 2012 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad;

- de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zutphen van 14 maart 2012, bij de raad binnengekomen op 23 maart 2012;

- de stukken genummerd 1 tot en met 11 zoals opgenomen in de bij de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zutphen gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerster heeft een (voormalig) werkneemster van klaagster sub 2 bijgestaan in een procedure voor de kantonrechter. In deze procedure stond de vraag centraal of tussen klaagster sub 2 en de cliënte van verweerster nog een arbeidsovereenkomst bestond, hetgeen door klaagster sub 2 werd betwist.

2.3 Namens haar cliënte heeft verweerster een dagvaarding laten uitbrengen die in augustus 2011 aan klaagster sub 2 is betekend.

2.4 In onderdeel 6 van de dagvaarding heeft verweerster onder meer vermeld dat door het UWV een uitkering aan haar cliënte was geweigerd (wegens het ontstaan van een overeenkomst voor onbepaalde tijd). Daarbij werd verwezen naar een brief van het UWV van 28 april 2011, welke brief als productie bij de dagvaarding is overgelegd.

2.5 Naar aanleiding van de dagvaarding heeft klaagster sub 1 telefonisch contact opgenomen met het UWV. Tijdens dat telefoongesprek is klaagster sub 1 gebleken dat aan de cliënte van verweerster bij beslissing van 18 mei 2011 toch een uitkering was toegekend. Dit standpunt zou reeds eerder door UWV aan de cliënte van verweerster kenbaar zijn gemaakt en verweerster zou bij brief van 13 mei 2011 het UWV hebben bericht dat haar cliënte het standpunt van UWV (dat toch geen overeenkomst voor onbepaalde tijd was ontstaan) niet deelde. Het telefoongesprek tussen klaagster sub 1 en UWV is door klaagster sub 1 vastgelegd in een e-mail.

2.6 Naar aanleiding van het telefoongesprek met het UWV heeft klaagster sub 1 verweerster om opheldering gevraagd bij e-mail van 16 september 2011. Verweerster heeft daarop gereageerd met de mededeling dat aan haar cliënte een voorwaardelijke uitkering zou zijn toegekend in afwachting van de uitkomst van de lopende procedure.

2.7 Bij brief (met bijlagen) van 20 september 2011 heeft klaagster sub 1 zich namens haarzelf en klaagster sub 2 bij de deken beklaagd over verweerster.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerster in de dagvaarding heeft vermeld dat haar cliënte een

WW-uitkering is geweigerd, terwijl naar klagers is gebleken aan de cliënte van verweerster wel een uitkering is toegekend bij beslissing van 18 mei 2011 en verweerster daarvan op de hoogte was, nu zij op 13 mei 2011 namens haar cliënte aan het UWV heeft bericht het niet eens te zijn met het (gewijzigde) standpunt van het UWV;

b) verweerster klaagster sub 1 bij e-mail van 16 september 2011 heeft laten weten dat aan haar cliënte een voorwaardelijke WW-uitkering was verleend, terwijl in de dagvaarding wordt vermeld dat een uitkering was geweigerd;

c) verweerster niet meer heeft gereageerd op het verzoek van klaagster sub 1 om de beslissing van het UWV (waarbij de (voorwaardelijke) uitkering wordt toegekend) aan klagers te doen toekomen en/of heeft nagelaten een nadere toelichting te geven op de gang van zaken (en de onjuistheden in de dagvaarding).

3.2 Volgens klagers heeft verweerster door deze handelwijze in strijd gehandeld met de voor advocaten geldende gedragsregels, meer in het bijzonder gedragsregels 1 en 30, alsmede met het bepaalde in artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Ter toelichting op schending van gedragsregel 1 heeft klaagster sub 1 nog gemeld dat haar cliënte geschokt was over haar bevindingen en het door verweerster in de dagvaarding vermelde.

4 VERWEER

Verweerster betwist klachtwaardig te hebben gehandeld. Bij het opstellen, uitbrengen en aanbrengen van de dagvaarding heeft verweerster zich gebaseerd op de feiten zoals die haar bekend waren. Zowel bij het opstellen van de dagvaarding als het uitbrengen daarvan was het verweerster niet bekend dat het UWV op 31 mei 2011 had beslist dat aan haar cliënte een WW-uitkering was toegekend met ingang van 6 april 2011. Pas op 21 september 2011 heeft verweerster via haar cliënte de beslissing van 31 mei 2011 toegezonden gekregen. Verweerster heeft een kopie van die beslissing nog diezelfde dag aan klaagster sub 1 verstrekt. Na overleg met klaagster sub 1 is de kantonrechter bij akte op de hoogte gesteld van het juiste feitencomplex met betrekking tot de WW-uitkering. Vanwege het feit dat de cliënte van verweerster er vanuit ging dat verweerster rechtstreeks kopieën van de beslissingen van het UWV ontving, bleek een beperkt deel van de dagvaarding feitelijk onjuist, maar daarvan kan verweerster geen verwijt worden gemaakt omdat zij ten tijde van het opstellen van de dagvaarding niet bekend was met de beslissing van het UWV van 31 mei 2011.

5 BEOORDELING

5.1 De klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

5.2 De raad vindt de door verweerster afgelegde verklaring dat zij op het moment van het uitbrengen van de dagvaarding niet op de hoogte was van de beslissing van het UWV van 31 mei 2011, waarbij de uitkering aan haar cliënte was toegekend, in het licht van de overige omstandigheden aannemelijk. Tot die omstandigheden behoren de verklaring van verweerster dat haar cliënte ten onrechte in de veronderstelling verkeerde dat het UWV kopieën van beslissingen ook aan verweerster toezond, het feit dat verweerster na de e-mail van klaagster sub 1 direct navraag bij haar cliënte heeft gedaan en na ontvangst van de beslissing direct een kopie aan klaagster sub 1 heeft toegezonden. Ook het feit dat vervolgens op verzoek van klaagster sub 1 is meegewerkt aan een akte waarin een en ander is rechtgezet maakt de verklaring van verweerster aannemelijk. In het licht van deze medewerking is het verwijt dat verweerster niet meer zou hebben gereageerd op het verzoek van klaagster sub 1 om een nadere toelichting dan ook onterecht.

5.3 Dat verweerster feitelijke gegevens zou hebben verstrekt bij dagvaarding, waarvan zij wist dat deze onjuist waren, door te stellen dat de uitkering was geweigerd, is niet aangetoond. Bovendien blijkt uit de bij dagvaarding als productie overgelegde beslissing van het UWV van 28 april 2011 dat van een definitieve weigering geen sprake was. Voor zover de bij dagvaarding door verweerster gekozen formulering niet volledig was, was deze omissie te kennen uit de overgelegde productie.

5.4 Ook de mededeling aan klaagster sub 1 dat sprake was van een voorwaardelijk toegekende uitkering is in het licht van de gestelde feiten en omstandigheden begrijpelijk, nu verweerster onweersproken heeft gesteld dat met het UWV was besproken dat indien de loonvordering zou worden toegekend, de uitkering door haar cliënte zou worden terugbetaald.

5.5 Gelet op het bovenstaande is de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs G. Kaaij, 

J.H.P. Smeets, J.J. Trap, M. Ynzonides, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 30 oktober 2012.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 30 oktober 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klagers

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl