ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3270 Raad van Discipline Amsterdam 11-335A + 11-336A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3270
Datum uitspraak: 18-09-2012
Datum publicatie: 19-09-2012
Zaaknummer(s): 11-335A + 11-336A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over advocaat wederpartij en klacht over privé-gedraging advocaat.  Optreden en mededeling advocaat ter zitting. Grievende uitlating in privé van advocaat over wederpartij kantoorgenoot. Klacht ongegrond.

Beslissing van 18 september 2012

in de zaken 11-335A en 11-336A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mr.  (hierna: mr. K)

advocaat te

en

mr.  (hierna: mr. S)

advocaat te

verweersters

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 14 december 2011 met kenmerk 1011-726, door de raad ontvangen op 15 december 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 18 juli 2012 in aanwezigheid van partijen en van de heer mr. V., partner van klager. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in nr. 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad;

- de stukken 1 tot en met 15 van de bij die brief gevoegde

 inventarislijst;

- de brief van klager aan de raad van 12 juli 2012 met bijlage.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Mr. K heeft de wederpartij van klager bijgestaan in verschillende procedures naar aanleiding van het ontslag op staande voet dat klager deze wederpartij had aangezegd wegens, kort samengevat, het lezen van een privé

e-mailbericht van klager en voorts het versturen van een reactie daarop vanaf het e-mailadres van klager naar een vriendin.

2.2 In het kader van het geschil tussen klager en diens wederpartij heeft een mondelinge behandeling in kort geding plaatsgevonden op 28 april 2011. Bij deze mondelinge behandeling was mr. S, een kantoorgenoot van

mr. K aanwezig. De partner van klager zat tijdens de mondelinge behandeling op de gang buiten de rechtszaal.

2.3 Tijdens de mondelinge behandeling heeft klager de in nr. 2.1 bedoelde reactie van de cliënte van verweerder op een ter zitting aanwezige computer geopend. Mr. K is naast klager gaan staan. Op de vraag van klager waarom mr. K dat deed, heeft zij opgemerkt dat zij wilde voorkomen dat klager in het bericht zou "knippen en plakken". Klager heeft hiertegen geprotesteerd, waarna de rechter mr. K heeft verzocht plaats te nemen naast haar cliënte. 

2.4 Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechter mr. K gevraagd of zij een schikkingsvoorstel had gedaan. Zij heeft daarop geantwoord dat zij meende dat dit het geval was. Vervolgens is mr. K ter zitting in haar dossier nagegaan of een schikkingsvoorstel was gedaan. Toen zij dit niet kon vinden, heeft zij de rechter medegedeeld dat zij niet met zekerheid kon zeggen dat een schikkingsvoorstel was gedaan.

2.5 Mr. S is tijdens een schorsing van de mondelinge behandeling samen met een vriendin van de cliënte van mr. K op de gang langs de partner van klager gelopen. Zij heeft toen tegen deze vriendin gezegd, refererend aan klager: "wat een relnicht, hij had beter toneelspeler kunnen worden". Zij wist op dat moment niet dat hij de partner van klager was. De partner van klager heeft aan klager laten weten dat mr. S deze opmerking had gemaakt, waarop klager mr. S heeft gezegd dat hij de opmerking beledigend vond en dat hij er werk van ging maken.

2.6 Mr. S heeft in een e-mailbericht van 4 mei 2011 aan klager geschreven dat zij nimmer de bedoeling heeft gehad hem te beledigen en heeft in die e-mail haar excuses aangeboden, maar ook aangegeven dat zij het optreden van klager dat volgde op de in nr. 2.5 bedoelde opmerking als zeer onaangenaam en bedreigend heeft ervaren.

3 KLACHT

De zaak 11-335A tegen mr. K:

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in:

Dat mr. K tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) zij naast klager is gaan staan tijdens de mondelinge behandeling van het kort geding en opgemerkt heeft dat zij dat deed om te voorkomen dat klager in de bedoelde e-mailberichten zou "knippen en plakken", hetgeen volgens klager een ongeoorloofde uitspraak op persoonlijke titel was;

b) zij desgevraagd de rechter heeft laten weten dat zij klager per e-mail een schikkingsvoorstel zou hebben gedaan, hetgeen klager ontkent.

De zaak 11-336A tegen mr. S:

3.2 De klacht  houdt, zakelijk weergegeven, in:

Dat mr. S tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) zij tijdens een schorsing van de mondelinge behandeling van de zitting op de gang, bij het passeren van de partner van klager vrij luid over klager heeft opgemerkt "wat een relnicht, hij had beter toneelspeler kunnen worden";

b) zij heeft verklaard dat klager haar bedreigd zou hebben waarvan volgens klager geen sprake is geweest.

4 BEOORDELING

De zaak 11-335A tegen mr. K:

Bij de beoordeling van de klacht tegen mr. K neemt de raad, in lijn met vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline, tot uitgangspunt dat de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Aan de hand van deze maatstaf zal het handelen van mr. K worden getoetst.

Ad klachtonderdeel a)

4.1 Mr. K heeft onweersproken gesteld dat de inhoud van de in nr. 2.1 bedoelde e-mailberichten zeer belangrijk was voor de uitkomst van de procedure. Zij heeft voorts onweersproken gesteld, en ter zitting medegedeeld, dat haar reden om mee te kijken met klager bij het openen van de e-mailberichten was dat zij wenste te voorkomen dat klager erin zou "knippen en plakken" en om ervoor te zorgen dat hij de juiste e-mailberichten aan de rechter zou tonen.  Daarmee moet het ervoor worden gehouden dat mr. K handelde zoals zij deed teneinde de belangen van haar cliënte te behartigen. In dit licht heeft mr. K naar het oordeel van de raad met haar optreden niet de grenzen van de haar toekomende grote vrijheid om de belangen van haar cliënte te behartigen op een wijze die haar goeddunkt overschreden, mede nu zij na een verzoek daartoe van de rechter – die de gang ter zitting bepaalt – weer is gaan zitten. In het licht van de voornoemde omstandigheden ontbreekt ook feitelijke grondslag voor de stelling van klager dat mr. K de met dit klachtonderdeel bestreden uitspraak op persoonlijke titel heeft gedaan. Klager heeft deze stelling ook niet onderbouwd. Klachtonderdeel a) is ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.2 Zoals mr. K onweersproken heeft gesteld, heeft zij ter zitting opgemerkt dat zij niet met zekerheid kon zeggen dat een schikkingsvoorstel was gedaan. Daarmee heeft zij de mogelijk onjuiste mededeling dat een schikkingsvoorstel zou zijn gedaan, ter zitting gecorrigeerd. Naar het oordeel van de raad is daarmee geen sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Klachtonderdeel b) is ongegrond.

De zaak 11-336A tegen mr. S:

Bij de beoordeling van de klacht tegen mr. S neemt de raad tot uitgangspunt dat het in het belang van een goede beroepsuitoefening is dat advocaten zich in het algemeen onthouden van uitlatingen die als onnodig kwetsend of onnodig grievend moeten worden aangemerkt. Daarbij geldt dat privé-gedragingen van een advocaat alleen dan tuchtrechtelijk van belang zijn indien er voldoende aanknopingspunten zijn met de praktijkuitoefening om de daarvoor geldende maatstaven toe te passen, dan wel de gedraging voor een advocaat in het licht van zijn beroepsuitoefening ongeoorloofd moet worden geacht.

Ad klachtonderdeel a)

4.3 Mr. S heeft gesteld dat zij slechts als toehoorder aanwezig was bij de zitting, niet als advocaat. In het licht van het feit dat mr. S haar in nr. 2.5 genoemde opmerking gemaakt heeft tijdens de schorsing van een zitting waarbij haar kantoorgenoot mr. K als advocaat optrad, zijn er echter naar het oordeel van de raad voldoende aanknopingspunten met de praktijkuitoefening om de daarvoor geldende maatstaven toe te passen op mr. S.

4.4 Hoewel de opmerking van mr. S naar het oordeel van de raad als grievend is aan te merken, heeft mr. S in het licht van de omstandigheden van het geval naar het oordeel van de raad niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld terzake. Daarbij hecht de raad er belang aan dat mr. S haar in nr. 2.5 beschreven opmerking niet (rechtstreeks) tegen klager heeft gemaakt, maar tegen een vriendin van de cliënte van de wederpartij van klager, dat zij heeft verklaard dat het niet haar bedoeling was om klager te kwetsen en dat niet is komen vast te staan dat mr. S haar opmerking opzettelijk zo heeft gedaan dat de partner van klager die kon horen. Zij kende de partner van klager ook niet. Voorts acht de raad van belang dat mr. S haar excuses heeft aangeboden aan klager voor haar opmerking. Klachtonderdeel (a) is dan ook ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.5 Mr. S heeft verklaard dat zij zich door klager bedreigd voelde. Voor wat betreft de handelingen van klager staan de verklaringen van mr. S en klager tegenover elkaar. Mr. S stelt dat klager zeer dicht op haar kwam staan, tegen haar heeft geschreeuwd, en door zijn partner weggetrokken moest worden. Klager ontkent dit. Daarmee kan zonder nader bewijs, hetgeen ontbreekt, niet worden vastgesteld of de opmerking van mr. S dat zij zich bedreigd voelde feitelijke grondslag mist, zoals klager betoogt. Daarbij geldt voorts dat het antwoord op de vraag of mr. S zich bedreigd voelde door klager niet alleen afhankelijk is van de objectieve handelingen van klager, maar ook van de subjectieve beleving van mr. S. Klachtonderdeel (b) is ongegrond.

 BESLISSING

De raad van discipline:

De zaak 11-335A:

- verklaart de klacht ongegrond.

De zaak 11-336A:

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. M.A. le Belle, R. Lonterman, M. Pannevis, A.M. Vogelzang, leden, bijgestaan door mr. R.L.M.M. Tan als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 september 2012.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 18 september 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweersters

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweersters

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl