ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3263 Raad van Discipline Amsterdam 12-263A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3263
Datum uitspraak: 20-09-2012
Datum publicatie: 20-09-2012
Zaaknummer(s): 12-263A
Onderwerp:
  • Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van faillissementscurator
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat in zijn hoedanigheid als curator. Klager kennelijk niet-ontvankelijk wegens ontbreken eigen belang. Voorzitter overweegt ten overvloede  dat klacht kennelijk ongegrond is, nu niet is gebleken dat curator vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad.

Beslissing van 20 september 2012

in de zaak 12-263A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mr.

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 27 augustus 2012 met kenmerk 1011-966, door de raad ontvangen op 30 augustus 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerder is door de rechtbank Amsterdam tot curator benoemd van de failliet verklaarde vennootschap A B.V. De aandelen in A B.V. werden gehouden door een vijftal aandeelhouders, twee waarvan klager (indirect) bestuurder is. Klager is bovendien indirect (mede)bestuurder van N B.V., welke vennootschap crediteur was van de gefailleerde A B.V. Enig bestuurder van A B.V. was V B.V., waarvan de broer van klager aandeelhouder en bestuurder was. De broer van klager is ook mede aandeelhouder en bestuurder van N B.V.

1.3 Er is sprake van een zakelijk conflict tussen verweerder als curator enerzijds en klager en de klagende vennootschappen anderzijds. Dit conflict heeft te maken met (i) het feit dat N B.V. kantoor hield in dezelfde ruimte als van waaruit A B.V. actief was en een deel van de boedel van A B.V. vermengd was met die van N B.V., (ii) het feit dat de wens van klager om de onderneming en goodwill van A B.V. over te nemen geen doorgang heeft gevonden en (iii) het feit dat verweerder niet is ingegaan op het verzoek van klager om de bestuurder van A B.V. aansprakelijk te stellen wegens kennelijk onbehoorlijk bestuur. Bij brief van 3 augustus 2010 heeft klager namens

N B.V. een verzoek gedaan ex artikel 69 Fw met de strekking verweerder te verbieden met V B.V. te contracteren en heeft klager zich bij de rechter-commissaris over verweerder beklaagd. Bij beschikking van 23 augustus 2010 heeft de rechter-commissaris het verzoek afgewezen en de klachten van klager van de hand gewezen. Klager heeft tegen deze beschikking geen hoger beroep ingesteld.

1.4 Omstreeks 25 augustus 2010 heeft verweerder, na machtiging door de rechter-commissaris, een overeenkomst met V B.V. gesloten tot overname van de kernactiva van A B.V. voor € 10.000,--. Het faillissement van A B.V. is op 18 februari 2011 geëindigd door het verbindend worden van de slotuitdelingslijst. Het faillissement is vereenvoudigd afgewikkeld waarbij de concurrente crediteuren, waaronder N B.V. geen uitkering hebben ontvangen.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) niets heeft gedaan met de informatie die klager aan de rechtbank Amsterdam heeft verstrekt;

b) de rechten en belangen van de aandeelhouders van de gefailleerde niet heeft behartigd;

c) niet juist is omgegaan met de crediteuren van de gefailleerde en zich heeft laten leiden door onjuiste en onrechtmatige informatie van de bestuurder van de gefailleerde;

d) de “kwestie” volledig verkeerd heeft ingeschat doordat hij met V B.V. een overnameovereenkomst heeft gesloten;

e) de eigendommen van N B.V. in strijd met een eigendomsvoorbehoud heeft verkocht waardoor hij onrechtmatig heeft gehandeld jegens N B.V.

3 VERWEER

3.1 Verweerder erkent dat hij van klager informatie heeft verkregen met betrekking tot investerings- en samenwerkingsovereenkomsten tussen de diverse betrokkenen. Verweerder heeft daarvan kennisgenomen doch zag daarin geen aanleiding om niet met één van de betrokkenen te contracteren of om één van hen uit andere hoofde aan te spreken. Verweerder heeft primair gehandeld in het belang van de crediteuren en niet in dat van de aandeelhouders. In het belang van de crediteuren heeft hij een zo hoog mogelijke verkoopopbrengst nagestreefd en daartoe heeft hij alle betrokkenen gelegenheid gegeven een bod op de activa van A B.V. te doen. Verweerder is van mening transparant en redelijk te hebben gehandeld, terwijl hem niet kan worden verweten dat hij niet met klager tot zaken is gekomen. De verkoop van activa door een curator betreft immers een civiele kwestie.

3.2 Verweerder heeft toegelicht dat A B.V. en N B.V. langere tijd op dezelfde locatie kantoor hebben gehouden. De zaken waarvan verweerder genoegzaam was gebleken dat deze in eigendom toebehoorden aan N B.V. heeft verweerder niet tot de boedel van A B.V. gerekend en dus ook niet verkocht. Het beroep van N B.V. op eigendomsvoorbehoud van bepaalde zaken heeft verweerder niet gehonoreerd omdat de voorwaarden waar een beroep op werd gedaan niet op de achterliggende overeenkomsten van toepassing waren verklaard. Voor zover klager doelt op de Outlook contacten, stelt verweerder dat hij aan klager ter beschikking heeft gesteld hetgeen hij heeft aangetroffen. Met betrekking tot het gebruiksrecht van de software geldt dat dit uiteindelijk in de failliete boedel bleek te vallen.

3.3 Aldus is verweerder van mening dat hij zich in zijn taakuitoefening als curator net heeft  misdragen en met zijn op stelling het vertrouwen in de advocatuur niet heeft geschaad.

4 BEOORDELING

4.1 Blijkens de klachtbrief van 3 augustus 2011 heeft klager de klachten ingediend namens de besloten vennootschappen N B.V. respectievelijk

T B.V. en S B.V., crediteur respectievelijk aandeelhouders van A B.V. Op de vraag van de deken in welke hoedanigheid klager zijn klacht heeft ingediend en wat de relatie is tussen de besloten vennootschappen N, T en S en A B.V. heeft klager blijkens het klachtdossier niet gereageerd. Uit het uitblijven van een reactie, concludeert de voorzitter dat klager niet namens de genoemde vennootschappen klaagt, maar als privépersoon. Omdat klager als privépersoon geen eigen belang heeft bij de door hem ingediende klachten, dient hij kennelijk niet-ontvankelijk te worden verklaard. De Advocatenwet heeft immers niet een klachtrecht in het leven geroepen voor een ieder, doch slechts voor degenen die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn of haar belang getroffen is of kan worden.

4.2 Ten overvloede overweegt de voorzitter het volgende. Indien en voor zover de door klager genoemde vennootschappen als materiële klagers dienen te worden beschouwd, dienen de klachten kennelijk ongegrond te worden verklaard. De klachten zien op het handelen van verweerder als curator in een faillissement. Volgens vaste rechtspraak van het hof van discipline is een curator onderworpen aan het tuchtrecht voor advocaten, met dien verstande dat hem slechts een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt als hij zich bij de vervulling van het curatorschap zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad. Daarvan is de voorzitter uit de stukken niet gebleken. Tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder heeft klager niet onderbouwd en gestaafd dat verweerder zich bij de vervulling van zijn curatorschap zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad, hetgeen naar het oordeel van de voorzitter ook bevestiging vindt in de beschikking van de rechter-commissaris van 23 augustus 2010 waarin de klachten tegen de curator zijn afgewezen. Het feit dat klager als (indirect) bestuurder van de vennootschappen teleurgesteld is als gevolg van de afwikkeling van het faillissement, kan verweerder niet worden verweten. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is de voorzitter ook overigens niet gebleken.

BESLISSING

De voorzitter verklaart klager kennelijk niet-ontvankelijk in zijn klachten.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 20 september 2012.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 20 september 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.