ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3244 Raad van Discipline Amsterdam 11-283A + 11-285A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3244
Datum uitspraak: 20-08-2012
Datum publicatie: 04-09-2012
Zaaknummer(s): 11-283A + 11-285A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht over kwaliteit dienstverlening in vreemdelingenzaak gegrond. Oplegging maatregel van enkele waarschuwing. Klacht tegen stagiaire ongegrond nu onweersproken is gesteld dat werkzaamheden onder verantwoordelijkheid patroon werden verricht. Verw. 1 - gegrond + waarschuwing verw. 2 - ongegrond

Beslissing van 20 augustus 2012

in de zaken 11-283A en 11-285A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

1. mr.

2. mr.

verweerders

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 4 oktober 2011 met kenmerk 1011-779, door de raad ontvangen op 6 oktober 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 18 juni 2012 in aanwezigheid van klager, vergezeld van een tolk en verweerder sub 1. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad;

- de stukken genummerd 1 t/m 14 in de bij die brief gevoegd inventarislijst.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Medio mei 2010 heeft klager zich tot verweerder sub 1 gewend om de mogelijkheid te laten onderzoeken of zijn partner en twee kinderen met enige kans op succes Nederlandse verblijfsvergunningen zouden kunnen aanvragen. Het gezin beschikt op dat moment al over tijdelijke, in Italië verstrekte, verblijfsvergunningen die jaarlijks verlengd dienden te worden. De betreffende documenten zijn op 30 september 2010 verlopen. Verweerder sub 1 heeft naar aanleiding van het intakegesprek geen schriftelijke opdrachtbevestiging gemaakt. Korte tijd na de intake is verweerder sub 2 als stagiaire bij verweerder sub 1 in dienst getreden.

2.2 In november 2010 heeft klager een maatschappelijk werkster ingeschakeld en hulp gevraagd om zijn leefsituatie en die van zijn gezin te verbeteren. De maatschappelijk werkster heeft in december en januari 2011 telefonisch overleg gevoerd met verweerder sub 2.

2.3 Bij e-mail van 10 februari 2011 aan de maatschappelijk werkster heeft verweerder sub 2 onder meer geschreven:

“Inmiddels heb ik contact gehad met de heer mr. [K] (gespecialiseerd in het vreemdelingenrecht) en de zaak van de heer [G] besproken. (…) Wanneer we in dit stadium belanden adviseer ik toch om een gespecialiseerde vreemdelingenrechtadvocaat te nemen. (…)”

2.4 Bij e-mail van 8 maart 2011 aan de maatschappelijk werkster heeft verweerder sub 2 geschreven:

“Ik heb contact gehad met dhr. G. en we hebben gekeken naar de aanknopingspunten in het Europees recht, maar ik heb deze niet kunnen vinden. De feitelijke situatie wordt daarom moeilijker en het lijkt mij verstandig om een gespecialiseerde advocaat te nemen, omdat het een vrij intensief proces wordt. Ik heb dit ook besproken met de heer G. Ik heb begrepen dat u er één kent, maar ik heb hier ook een aantal adressen van andere advocaten die toevoegingsbasis werken en waar het eerste gesprek gratis is, al deze kantoren zitten in Amsterdam. De heer G. kan zijn dossier bij mij ophalen en deze met de door mij verzamelde informatie meenemen. (…)”

2.5 Bij brief van 25 maart 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerders.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerders hebben nagelaten te onderzoeken wat de feitelijke situatie was waarin (het gezin van) klager verkeerde toen zij de zaak in augustus 2010 in behandeling hebben genomen;

b) verweerder sub 2 klager in maart 2011 plotseling heeft bericht geen aanknopingspunten te hebben gevonden in het Europese recht om een verblijfsvergunning aan te vragen en klager in overweging heeft gegeven zijn dossier op te halen en een in het vreemdelingenrecht gespecialiseerde advocaat in te schakelen.

3.2 Klager stelt zeker te weten dat verweerder sub 1 er op grond van het intakegesprek van op de hoogte moet zijn geweest dat het gezin in augustus 2010 al in Nederland verbleef. Klager heeft verweerder sub 1 voorts verteld dat het gezin beschikte over tijdelijke, in Italië afgegeven, verblijfsvergunningen die jaarlijks verlengd dienden te worden. Deze zouden op 30 september 2010 verlopen. Klager was daarom voornemens zijn partner en de kinderen voor een korte periode terug te sturen naar Italië. Klager stelt dat verweerder sub 1 hem heeft geadviseerd daarvan af te zien. Een reis naar Italië zou niet nodig zijn, omdat verweerder sub 1 zou regelen dat het gezin in Nederland kon blijven. Klager heeft genoemd advies opgevolgd. Omdat de tijdelijke verblijfsdocumenten op 30 september 2010 zijn verlopen, heeft het gezin iedere kans op het verkrijgen van een verblijfsvergunning in Nederland (en ieder ander Europees land) verspeeld.

4 VERWEER

4.1 Uit hetgeen klager naar voren heeft gebracht tijdens het intakegesprek, heeft verweerder sub 1 afgeleid dat het gezin via Italië de Europese Unie was binnengekomen en klager langs andere weg. Verweerder sub 1 heeft het verzoek van klager opgevat als een verzoek om gezinshereniging. Dat betekende dat eerst bekeken moest worden of klager over voldoende inkomsten beschikte. Dit is mede door inspanningen van verweerder sub 1 per 1 november 2010 gelukt. Eind november 2010 hebben verweerders voor het eerst via de maatschappelijk werkster van klager begrepen dat de kinderen van klager in Nederland naar school gingen. Dat veranderde de zaak. Op dat moment waren genoemde, tijdelijke verblijfsdocumenten van het gezin al verlopen. Verweerder sub 1 ontkent met klem dat hij geadviseerd zou hebben de betreffende documenten te laten verlopen. De partner van klager is nooit cliënte geweest van verweerders. Zij hebben die partner nooit gezien, laat staan dat bedoeld advies aan haar en/of klager zou zijn verstrekt.

4.2 Verweerders stellen over voldoende kennis te beschikken de zaak van klager in de omvang waarin deze zich voordeed te behandelen. Volgens verweerder sub 1 is het gewoon om in vreemdelingenzaken een second opinion te vragen van een specialist. Ook in onderhavige zaak is een second opinion gevraagd. Hoewel daaruit ook bleek dat de gewijzigde situatie met zich mee bracht dat er geen mogelijkheden bestonden om de gewenste verblijfsvergunningen te verkrijgen, heeft verweerder sub 2 klager in overweging gegeven om de kwestie nog eens aan een ander kantoor voor te leggen, omdat er wellicht toch nog mogelijkheden over het hoofd waren gezien.

5 BEOORDELING

Ten aanzien van verweerder sub 2)

Ten aanzien van verweerder sub 2 heeft te gelden dat het eerste klachtonderdeel ziet op de periode voordat verweerder sub 2 aan het kantoor  van verweerder sub 1 was verbonden, zodat hij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de gang van zaken tijdens het intakegesprek. Hoewel verweerder sub 2 als advocaat-stagiaire zijn eigen verantwoordelijkheid heeft, heeft verweerder sub 1 onvoldoende weersproken gesteld dat de werkzaamheden onder zijn verantwoordelijkheid geschiedden, zodat niet alleen klachtonderdeel a maar ook klachtonderdeel b ten opzichte van verweerder sub 2 ongegrond is.

Ten aanzien van verweerder sub 1)

5.1 De klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke beoordeling. In de kern zien beide klachtonderdelen op de kwaliteit van dienstverlening. Klager verwijt verweerder onvoldoende feitenonderzoek te hebben verricht en een onjuist advies te hebben gegeven. Daarenboven verwijt klager verweerder een zaak te hebben ingenomen voor de behandeling waarvan hij over onvoldoende deskundigheid bleek te beschikken.

5.2 De raad kan niet vaststellen wat tussen klager en verweerder tijdens het intakegesprek medio augustus 2010 is besproken. Verweerder heeft gemotiveerd betwist dat hij klager en/of diens partner zou hebben geadviseerd om de in Italië afgegeven verblijfsvergunningen niet te verlengen, zodat zulks niet vast is komen te staan. Verweerder heeft echter nagelaten om de met klager besproken feiten en omstandigheden alsmede de inhoud van de aan hem verstrekte opdracht vast te leggen. Daardoor heeft verweerder het risico genomen dat onduidelijkheid over de inhoud van zijn dienstverlening kon ontstaan, welk risico zich blijkens de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, heeft verwezenlijkt. Het niet vastleggen van gemaakte afspraken kan verweerder worden aangerekend. Met name in vreemdelingenzaken, waarin vanwege de taalbarrière communicatieproblemen kunnen ontstaan en waarin de belangen groot zijn, ligt het op de weg van de advocaat om geen onduidelijkheden te laten ontstaan. Ter zitting heeft verweerder bovendien desgevraagd verklaard dat hij niet gewoon is om afspraken met cliënten schriftelijk te bevestigen, ook niet indien – zoals in het geval van verweerder – cliënten de taal niet machtig zijn. De raad vindt die handelwijze laakbaar en tuchtrechtelijk verwijtbaar.

5.3 Hoewel het vragen van een second opinion van een gespecialiseerde advocaat een goede manier kan zijn om te controleren of de gekozen insteek de juiste is, valt de verwijzing nadien naar een gespecialiseerde advocaat daarmee niet goed te rijmen. Ook op dit punt heeft verweerder naar het oordeel van de raad onduidelijkheid laten ontstaan, hetgeen hem tuchtrechtelijk valt aan te rekenen. 

5.4 De klachtonderdelen zijn mitsdien gegrond.

6 MAATREGEL

6.1 Op grond van alle omstandigheden zoals deze zijn gebleken is de maatregel van een enkele waarschuwing passend en geboden.

 BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klachten tegen verweerder sub 2 ongegrond;

- verklaart de klachten tegen verweerder sub 1 gegrond;

legt aan verweerder sub 1 de maatregel van enkele waarschuwing op.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. A. de Groot, H.C.M.J. Karskens, G.J.W. Pulles, S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 augustus 2012.

griffier voorzitter

(bij ontstentenis van mr. J. Blokland ondertekend door mr. Th.S. Röell,

plaatsvervangend voorzitter)

Deze beslissing is in afschrift op 20 augustus 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerders

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerders

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl