ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3241 Raad van Discipline Amsterdam 12-245A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3241 |
---|---|
Datum uitspraak: | 03-09-2012 |
Datum publicatie: | 04-09-2012 |
Zaaknummer(s): | 12-245A |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | voorzittersbeslissing; Klacht tegen advocaat wederpartij. Niet is gebleken dat verweerster feiten heeft geponeerd waarvan zij wist of redelijkerwijs kon weten dat deze in strijd met de waarheid zijn. Klacht kennelijk ongegrond |
Beslissing van 3 september 2012
in de zaak 12-245A
naar aanleiding van de klacht van:
de heer
klager
tegen:
mevrouw mr.
verweerster
De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 13 augustus 2012 met kenmerk GK/PK 1112-580 K, door de raad ontvangen op 14 augustus 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:
Klager en mevrouw M, de cliënte van verweerster, zijn verwikkeld in een arbeidsgeschil waarin verweerster haar cliënte heeft bijgestaan in een kennelijk onredelijk ontslagprocedure. Op 13 februari 2012 heeft een zitting plaatsgevonden ten overstaan van de kantonrechter te Amsterdam. Tijdens deze zitting heeft verweerster aan de hand van haar pleitaantekeningen namens haar cliënte het woord gevoerd.
Bij brief van 6 maart 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.
KLACHT
Klager verwijt verweerster zijn belangen onnodig te hebben geschaad door tijdens de mondelinge behandeling in de kennelijk onredelijk ontslagprocedure ten overstaan van de kantonrechter op basis van haar pleitaantekeningen feiten te hebben geponeerd waarvan zij de onwaarheid kent of redelijkerwijs geacht mag worden te kennen. Deze onjuistheden zijn:
a. het loon van mevrouw M is nimmer correct op CAO-niveau voldaan;
b. klager heeft mevrouw M geen financiële ondersteuning voor een studie toegezegd;
c. mevrouw M was niet op de hoogte gesteld van de ontslagaanvraag;
d. klager heeft mevrouw M gedurende de opzegtermijn geen gelegenheid geboden te solliciteren;
e. klager heeft voor mevrouw M geen enkele voorziening getroffen;
f. klager heeft niets gedaan om de gevolgen van het ontslag zoveel mogelijk te beperken;
g. door klager wordt zijn beroep op "habe nichts" onvoldoende onderbouwd.
VERWEER
Verweerster stelt zich op het standpunt dat zij met de gewraakte stellingen onder sub a t/m g de visie van haar cliënte heeft verwoord in het arbeidsrechtelijke geschil dat zij met klager heeft. Verweerster betwist de belangen en de positie van klager bewust en moedwillig te hebben geschaad en de rechter te hebben misleid. Naar haar overtuiging heeft zij haar cliënte op een integere en reële wijze bijgestaan en heeft zij haar visie op het geschil op een zakelijke wijze weergegeven. De namens haar cliënte ingenomen juridische stellingen heeft zij – voor zover mogelijk – gefundeerd aan de rechter voorgelegd.
BEOORDELING
De voorzitter stelt voorop dat, nu de klacht is gericht tegen de advocaat van klagers wederpartij, heeft te gelden de door het hof van discipline – de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht – gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt.
Bedoelde vrijheid is echter niet onbegrensd. Deze kan onder meer worden ingeperkt, indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen is gehouden de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
Klager verwijt verweerster dat zij in de procedure tussen klager en mevrouw M feiten heeft geponeerd waarvan zij de onwaarheid kent of redelijkerwijs geacht mag worden te kennen. De door klager aangehaalde stellingen van verweerster bevatten standpunten en interpretaties van feiten die nauw zijn verweven met de kern van het geschil dat klager en zijn wederpartij verdeeld houden. Niet valt in te zien dat verweerster met de inhoud en formulering van deze stellingen de tuchtrechtelijke grenzen uit de hierboven vermelde maatstaf heeft overschreden. De stellingen zijn geuit in het kader van een civiele procedure. Klager heeft in een civiele procedure de gelegenheid om die stellingen te bestrijden. Het is aan de civiele rechter om een oordeel te vellen over de juistheid van deze stellingen. De tuchtrechter oordeelt daar niet over. De klacht is derhalve kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.
Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 3 september 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 3 september 2012 per aangetekende post verzonden aan:
- klager
en per gewone post aan:
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klagers en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.