ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3238 Raad van Discipline Amsterdam 12-149H

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3238
Datum uitspraak: 03-09-2012
Datum publicatie: 04-09-2012
Zaaknummer(s): 12-149H
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Niet voldoen
Beslissingen: Onvoorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: Gegrond dekenbezwaar over het stelselmatig niet informeren van de deken en het over meerdere jaren niet voldoen aan de vereisten van de Verordening op de Permanente Opleiding. Bezwaar ontvankelijk over het handelen van verweerder vanaf het jaar voorafgaand aan zijn verplaatsing naar het arrondissement van deze deken. Onvoorwaardelijke schorsing van een maand.

Beslissing van 3 september 2012

in de zaak 12-149H

naar aanleiding van het bezwaar van:

de deken

tegen:

mr.

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 16 mei 2012 met kenmerk td/md/355, door de raad ontvangen op 21 mei 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem het bezwaar ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Het bezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 26 juni 2012 in aanwezigheid van de deken. Verweerder is, zonder voorafgaand bericht van verhindering, niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in § 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 10, genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van het bezwaar kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

2.2 Op 7 juli 2011 heeft de deken een bezwaar ingediend tegen verweerder wegens het niet doen van aangifte in het kader van de Centrale Controle Verordeningen (hierna: CCV) over het jaar 2010 en het niet reageren op herhaalde verzoeken van de deken tot het doen van aangifte. Bij beslissing van de raad van 11 oktober 2011 (nr. 11-222H gepubliceerd als LJN: YA2044) is dit bezwaar in beide onderdelen gegrond verklaard met oplegging van de maatregel van berisping.

2.3 Vervolgens heeft verweerder aangifte gedaan, waaruit is gebleken dat hij in 2010 in plaats van de over dat jaar vereiste 20 opleidingspunten slechts 17 opleidingspunten heeft behaald: een tekort van drie punten.

2.4 Uit het door de Nederlandse Orde van Advocaten bijgehouden systeem, op basis van de jaarlijkse aangifte in het kader van de CCV, is vervolgens gebleken dat verweerder ook over een aantal eerdere jaren niet heeft voldaan aan zijn verplichting om per jaar de (krachtens de Verordening op de Permanente Opleiding) vereiste opleidingspunten te behalen. Uit dit systeem blijkt dat verweerder over 2003 een tekort van 3 juridische opleidingspunten heeft, over 2005 een tekort van 16 opleidingspunten, over 2007 een tekort van 2 opleidingspunten, over 2008 een tekort van 16 opleidingspunten en over 2009 een tekort van eveneens 16 opleidingspunten.

2.5 Op 25 oktober 2011 heeft de deken verweerder dit overzicht gestuurd en is hem verzocht een toelichting op dit schema te geven.

2.6 Op 27 oktober 2011 heeft verweerder de deken geschreven “geen flauw idee” te hebben hoe de deken aan zijn informatie is gekomen en heeft hij de deken gevraagd “naam en toenaam te noemen” van de persoon die deze ”valse, althans onjuiste” informatie heeft verschaft.

2.7 Op 9 november 2011 heeft de deken verweerder bericht dat de gegevens afkomstig zijn van de Nederlandse Orde van Advocaten, die deze heeft gebaseerd op de eigen aangiftes CCV van verweerder. Op 1 december 2011 heeft de deken een rappel gestuurd terzake van zijn verzoek van 25 oktober 2011.

2.8 Op 16 december 2011 heeft verweerder de deken nogmaals gevraagd van wie de gegevens afkomstig zijn.

2.9 Op 23 december 2011 heeft de deken verweerder nogmaals laten weten dat de gegevens van verweerder zelf afkomstig zijn.

2.10 Op 3 januari 2012 heeft verweerder de deken bericht dat hij die conclusie niet deelt.

2.11 Op 12 januari 2012 is aan verweerder nogmaals de gelegenheid geboden een toelichting te geven op het verstrekte overzicht en daarbij de certificaten te overleggen van de door hem gevolgde cursussen vanaf 2005.

2.12 Verweerder heeft hier niet meer op gereageerd.

2.13 Ten tijde van de behandeling van onderhavige bezwaar had verweerder nog geen aangifte in het kader van de CCVover het jaar 2011 gedaan.

3 BEZWAAR

3.1 Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet:

a) nalaat door de deken gevraagde inlichtingen te verstrekken;

b) vanaf 2005 niet heeft voldaan aan de eisen die de Verordening op de Permanente Opleiding, thans de Verordening op de Vakbekwaamheid, aan hem stelt.

4 BEOORDELING VAN HET BEZWAAR

4.1 Naar aanleiding van onderdeel a) van het bezwaar is de raad van oordeel dat uit de feiten genoegzaam blijkt dat verweerder structureel niet voldoet aan verzoeken van de deken tot het verstrekken van inlichtingen over de mate waarin hij aan zijn verplichtingen ingevolge de Verordening op de Permanente Opleiding, thans de Verordening op de Vakbekwaamheid voldoet. Verweerder kan niet volstaan met de bewering dat het overzicht van de Nederlandse Orde van Advocaten niet juist is zonder dit te motiveren en zonder de juiste gegevens – waarover hij zou moeten beschikken, in ieder geval voor zover het de jaren 2008 en volgende betreft – aan de deken te verstrekken. De deken kan de hem in de Advocatenwet opgedragen taken (in het kader van het tuchtrecht) niet naar behoren vervullen indien advocaten hun verplichtingen verzaken om de deken op diens verzoek steeds juist en volledig te informeren. Dit nalaten van verweerder is tuchtrechtelijk laakbaar en onderdeel a) van het bezwaar is derhalve gegrond.

4.2 Ten aanzien van onderdeel b) van het bezwaar constateert de raad dat dit deels feiten betreft die reeds lang bij de deken, althans de Nederlandse Orde van Advocaten bekend (konden) zijn, zodat het belang van de rechtszekerheid zich ertegen verzet het bezwaar over alle jaren vanaf 2005 nog inhoudelijk te onderzoeken. De raad acht de deken niet-ontvankelijk in onderdeel b) van het bezwaar, voor zover het betreft de tekorten in 2007 en eerdere jaren. De raad hanteert hierbij als uitgangspunt dat verweerder drie jaar nadat hij een aangifte heeft gedaan, waaruit een tekort over het voorafgaande jaar blijkt, in beginsel geen rekening meer hoeft te houden met het indienen van een bezwaar betreffende dat tekort. Omstandigheden die rechtvaardigen dat die termijn in dit geval ruimer zou moeten worden gesteld, zijn niet gebleken.  De enkele omstandigheid dat verweerder zich per 1 juni 2009 in een ander arrondissement heeft ingeschreven en daarmee onder het toezicht van een andere deken is komen te vallen, is in dit verband niet voldoende.

4.3 Het tekort over 2007, dat blijkt uit de aangifte over dat jaar, is in mei 2008 komen vast te staan. De Nederlandse Orde van Advocaten heeft verweerder op 23 mei 2008 een brief gestuurd, waarin staat dat een tekort over 2007 is geconstateerd en dat dit moet worden ingehaald. Dit betekent dat het bezwaar nog wel ontvankelijk is voor zover het inhoudt dat dit tekort in 2008 niet is ingehaald, doch niet voor zover het bezwaar zich richt tegen het feit dat in 2007 niet voldoende opleidingspunten zijn behaald. 

4.4 Kort gezegd, is de deken dus ontvankelijk in zijn bezwaar voor zover het de jaren 2008 en later betreft, waarbij voor 2008 een verhoogd aantal te behalen punten geldt.

4.5 Nu verweerder heeft nagelaten de juistheid van het overzicht van de Nederlandse Advocaten gemotiveerd te betwisten, gaat de raad ervan uit dat  verweerder in 2008 en 2009 in het geheel geen opleidingspunten heeft behaald en in 2010 drie opleidingspunten te weinig heeft behaald. Bij gebreke van een aangifte over het jaar 2011 heeft verweerder niet aangetoond in dat jaar aan zijn verplichtingen te hebben voldaan. Zodoende is duidelijk sprake van een structureel nalaten van verweerder om aan zijn advocatuurlijke verplichtingen te voldoen. Onderdeel b) van het bezwaar is derhalve gegrond voor zover het betreft de jaren 2008, 2009, 2010 en 2011 betreft.

5 MAATREGEL

5.1 Bij de bepaling van de op te leggen maatregel neemt de raad het volgende in aanmerking. In zijn beslissing van 11 oktober 2011 heeft de raad een eerder bezwaar tegen verweerder wegens deels identieke verwijten gegrond verklaard met oplegging van de maatregel van berisping. Vast staat dat verweerder desondanks op de verzoeken om informatie die de deken hem vanaf 25 oktober 2011 heeft gedaan, niet adequaat dan wel niet heeft gereageerd en dat hij over 2011 opnieuw geen aangifte heeft gedaan in het kader van de CCV. Verweerder heeft zijn leven dus niet gebeterd. De houding van verweerder ten opzichte van de deken strookt niet met hetgeen van een behoorlijk advocaat mag worden verwacht en verweerder ziet kennelijk de onjuistheid van zijn nalatigheid jegens de deken niet in. Voorts is verweerder ernstig tekortgeschoten in zijn verplichting tot het behalen van voldoende opleidingspunten over de jaren 2008, 2009 en 2010. De raad signaleert hier een vast patroon van ernstige nalatigheid. Alle omstandigheden bij zijn afweging betrekkende acht de raad de maatregel van een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van een maand passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de deken in onderdeel b) van het bezwaar niet-ontvankelijk voor zover dat zich richt op de jaren 2005-2007;

- verklaart het bezwaar voor het overige gegrond;

- legt aan verweerder op de maatregel van onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van één maand;

- bepaalt dat de schorsing ingaat 14 dagen na het in kracht van gewijsde gaan van deze beslissing. De schorsing gaat echter niet eerder in dan na afloop van alle eventuele voorafgaande schorsingen en zal niet ten uitvoer worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven;

- beveelt dat deze beslissing (en de gronden waarop zij berust) nadat de beslissing onherroepelijk is geworden met vermelding van de naam van verweerder zal worden openbaar gemaakt door:

• aanplakking ervan in de advocatenkamer van het Gerechtsgebouw te

 Haarlem en door

• plaatsing op de website tuchtrecht.nl gedurende de periode van een jaar.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. P. van Lingen, H.B. de Regt, B. Roodveldt, B.J. Sol, leden, bijgestaan door mr. L.H. Rammeloo als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 september 2012..

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 3 september 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl