ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3210 Raad van Discipline Amsterdam 12-022H

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3210
Datum uitspraak: 03-09-2012
Datum publicatie: 03-09-2012
Zaaknummer(s): 12-022H
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen eigen advocaat. Klager beklaagt zich over slechte communicatie door de advocaat en over het feit dat hij geen bezwaar/beroep heeft ingesteld tegen een afwijzing van een verzoek voor gefinancierde rechtshulp. De eerste klacht mist feitelijke grondslag nu niet is gebleken van gebrekkige communicatie. De tweede klacht is ongegrond omdat een advocaat niet per definitie is gehouden om bezwaar/beroep in te stellen tegen een afwijzing van een verzoek voor gefinancierde rechtshulp.

Beslissing van 3 september 2012

in de zaak 12-022H

naar aanleiding van de klacht van:

De heer

klager

tegen:

Mr.

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 11 januari 2012 met referentie td/ck/336, door de raad ontvangen op 13 januari 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 27 juni 2012 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de in die brief genoemde stukken, genummerd 1 t/m 17.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Tussen klager en de Gemeente L (hierna: de Gemeente) bestond een vervoersovereenkomst  op grond waarvan klager vervoersdiensten leverde aan de Gemeente. In september 2002 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen de Gemeente en klager waarin de Gemeente kenbaar heeft gemaakt dat zij veel klachten zou hebben ontvangen over de door klager geleverde vervoersdiensten.

2.2 Klager is vervolgens in de gelegenheid gesteld om er voor te zorgen dat er binnen een week geen aanleiding meer bestond voor klachten. Gedurende die week is klager niet betaald voor zijn diensten. Dezelfde maand nog heeft de Gemeente echter de samenwerking beëindigd en heeft de Gemeente de overeenkomst ontbonden. Aan de ontbinding is in de lokale media ruchtbaarheid gegeven.

2.3 Door een reeks aan gebeurtenissen, die mogelijkerwijs hun aanleiding hebben gehad in de beëindiging van de overeenkomst met de Gemeente, is klager uiteindelijk in de positie gekomen dat hij zijn schulden niet meer kon voldoen en heeft hij verzocht om toepassing van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP). Klager heeft een lang schuldsaneringstraject doorlopen en uiteindelijk is de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd waarmee klager een zogenaamde ‘schone lei’ heeft verkregen.

2.4 In de zomer van 2008 heeft klager, aangezien de bewindvoerder met die vordering niets heeft gedaan, aan een kantoorgenoot van verweerder, mr. M., verzocht om hem bij te staan in een procedure tegen de Gemeente waarin klager een vordering wilde instellen in verband met de beëindiging van de overeenkomst in 2002.

2.5 Op 25 januari 2011 om 09:00h in de ochtend heeft in voormelde procedure een mondelinge behandeling plaatsgevonden bij de rechtbank Den Haag. Tijdens deze zitting heeft klager een sterke dranklucht waargenomen bij mr. M.

2.6 Kort nadat een voor klager sterk negatief (tussen)vonnis is gewezen in deze procedure, heeft klager zich over voornoemde dranklucht beklaagd bij verweerder. In dit verband heeft klager op 8 maart 2011 telefonisch contact opgenomen met verweerder. Na dit telefoongesprek zijn verweerder, mr. M en klager overeengekomen dat mr. M zich zou terugtrekken en dat verweerder de zaak verder zou behandelen.

2.7 Op 29 maart 2011 is een mondelinge behandeling gelast. Bij brief van 21 maart 2011 heeft verweerder klager hier op gewezen. Klager is echter niet verschenen op deze zitting.

2.8 Op 6 april 2011 heeft verweerder aan klager een kopie van het proces-verbaal gestuurd en klager gevraagd waarom hij niet aanwezig was op de zitting.

2.9 Op 11 april 2011 heeft verweerder aan klager een kopie van een brief van de Gemeente aan de rechtbank verzonden met het verzoek om daar binnen een week zijn reactie daarop te vernemen.

2.10 Op 18 mei 2011 ontving verweerder van de Raad voor Rechtsbijstand een afwijzing van een gevraagde toevoeging voor de procedure die namens klager werd gevoerd tegen de Gemeente. Verweerder heeft deze afwijzing doorgestuurd naar klager en klager geadviseerd zelf bezwaar aan te tekenen. Op een vraag van klager om te overleggen over deze afwijzing heeft verweerder gereageerd met de enkele mededeling “Graag tijdig zelve appel instellen tegen afwijzing”.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

(a) verweerder slecht en kortaf met klager heeft gecommuniceerd als gevolg waarvan klager onder meer in de verkeerde veronderstelling verkeerde dat de zitting van 29 maart 2011 geen doorgang zou vinden; en

(b) verweerder ten onrechte geen bezwaar heeft willen maken tegen de afwijzing van een verzoek om gefinancierde rechtshulp.

4 VERWEER

4.1 Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij klager juist en correct, zowel mondeling als schriftelijk, op de hoogte heeft gebracht van hetgeen van belang was om aan klager mede te delen. Dat dit op een uiterst zakelijke wijze is gebeurd doet daar niet aan af. Voorts stelt verweerder dat het niet de taak van de advocaat is om bezwaar in te stellen tegen een afwijzing om voor gefinancierde rechtshulp in aanmerking te komen.

5 BEOORDELING

Klachtonderdeel (a)

5.1 Gelet op de hiervoor uiteengezette feiten zoals deze blijken uit het dossier stelt de raad vast dat verweerder steeds weliswaar kort maar wel duidelijk en schriftelijk heeft gecommuniceerd met klager. Klachtonderdeel (a) mist derhalve feitelijke grondslag en is ongegrond.

Klachtonderdeel (b)

5.2 Op een advocaat rust geen (tuchtrechtelijke) verplichting om namens zijn cliënt bezwaar in te stellen tegen de afwijzing van een verzoek om gefinancierde rechtshulp, hoewel het een advocaat uiteraard wel zal sieren als hij dat wel doet dan wel wanneer hij anderszins behulpzaam is bij het instellen van bezwaar. De advocaat die door de Raad van de Rechtsbijstand wordt geïnformeerd over de afwijzing, zal zijn cliënt wel kunnen en onder omstandigheden moeten wijzen op de mogelijkheid dat bezwaar kan worden ingesteld. Dit heeft verweerder gedaan. Het feit dat verweerder dus geen bezwaar heeft ingesteld leidt niet tot een tuchtrechtelijk verwijt. Klachtonderdeel (b) is dus ongegrond. Ten overvloede – aangezien de klacht daarop geen betrekking heeft – meent de raad dat het niet bepaald de schoonheidsprijs verdient dat verweerder klager ook niet behulpzaam heeft willen zijn bij het zelf instellen van bezwaar.

 BESLISSING

De raad van discipline verklaart alle klachtonderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Th. S. Röell, voorzitter, mrs. M.A. Le Belle, S.M. Gaasbeek-Wielinga, M. Pannevis, M. Ynzonides, bijgestaan door mr. W.A. Westenbroek als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 september 2012.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 3 september 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem.

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl