ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2960 Raad van Discipline Amsterdam 12-037U

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2960
Datum uitspraak: 09-07-2012
Datum publicatie: 12-07-2012
Zaaknummer(s): 12-037U
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
  • Maatregelen, subonderwerp: Tuchtrechtelijk verleden
  • Artikel 60 b e.v., subonderwerp: Artikel 60 b Advocatenwet
Beslissingen: Schrapping
Inhoudsindicatie: Dekenbezwaar. Langdurig handelen in strijd met de Verordening op de administratie en de financiële integriteit. Tuchtrechtelijk verleden, niet reageren op berichten deken. Schrapping.

Beslissing van 9 juli 2012

in de zaak 12-037U   

naar aanleiding van het bezwaar van:

de deken

tegen:

de heer mr.

advocaat te

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Naar aanleiding van een verzoek van de deken van 8 juni 2011 heeft de raad bij beslissing van 27 juni 2011 verweerder op de voet van artikel 60ab Advocatenwet met onmiddellijke ingang geschorst in de uitoefening van de praktijk als advocaat. Bij brief van de deken van 22 juni 2011, door de raad ontvangen op 24 juni 2011, heeft de deken bezwaren tegen verweerder ingediend op grond van artikel 46f Advocatenwet. Het dekenbezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 15 augustus 2011. Bij beslissing van de raad van 5 september 2011 (nummer 11-207U) heeft de raad overwogen dat in de ter kennis gebrachte bezwaren mede een verzoek tot schorsing in de uitoefening van de praktijk op grond van artikel 60b Advocatenwet dient te worden gelezen. Bij gelijke beslissing heeft de raad verweerder op de voet van artikel 60b Advocatenwet met onmiddellijke ingang en voor onbepaalde tijd geschorst in de uitoefening van de praktijk als advocaat en bepaald dat het hoger beroep niet de werking van deze beslissing schorst.

1.2 Verweerder is van de beslissing van de raad van 5 september 2011 in hoger beroep gekomen. Het hoger beroep is behandeld ter zitting van het Hof van Discipline van 28 november 2011. Bij beslissing van 23 januari 2012 (nummer 6203) heeft het Hof van Discipline overwogen dat geen verzoek ex artikel 60b Advocatenwet is gedaan, maar dat in de betreffende zaak aan de orde is een dekenbezwaar als bedoeld in artikel 46f en 60ab lid 4 Advocatenwet. Het Hof van Discipline heeft de beslissing waarvan beroep vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de zaak voor beoordeling van en beslissing op het dekenbezwaar van 22 juni 2011 terugverwezen naar de raad.  

1.3 Na terugverwijzing door het Hof van Discipline is het dekenbezwaar behandeld ter zitting van 7 mei 2012 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 

2 DEKENBEZWAAR

2.1 Ter onderbouwing van zijn bezwaar heeft de deken aangevoerd dat verweerder:

a) in strijd met artikel 3 van de Verordening op de administratie en de financiële integriteit niet verzekerd is ter zake van het risico van beroepsaansprakelijkheid;

b) in strijd met artikel 6 van de Verordening op de administratie en de financiële integriteit niet beschikt over een Stichting Derdengelden;

c) de deken niet conform het bepaalde in regel 37 van de Gedragsregels de gevraagde inlichtingen heeft verstrekt, ondanks herhaald verzoek daartoe.

3 FEITEN

3.1 Voor de beoordeling van het bezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

3.2 Na een schorsing voor onbepaalde tijd op grond van artikel 60b Advocatenwet is verweerder als advocaat in loondienst werkzaam geweest bij B.V., welk kantoor in het najaar van 2009 failliet is verklaard. Vervolgens is verweerder als advocaat in loondienst werkzaam geweest bij een advocatenkantoor in   . Dat dienstverband is geëindigd per 31 december 2010. Verweerder heeft vervolgens vanaf januari 2011 zijn kantoor verplaatst naar het arrondissement Utrecht, alwaar hij aan zijn woonhuis kantoor houdt. De raad van toezicht heeft verweerder sindsdien diverse malen – onder andere bij brieven van 25 januari 2011 en 8 maart 2011 - verzocht en aangemaand hem van informatie omtrent zijn kantoor te voorzien. De deken heeft verweerder bij brief van 1 april 2011 uitgenodigd voor een bespreking op 13 april 2011. Bij brief van 11 mei 2011 heeft de deken een concept dekenbezwaar aan verweerder gezonden. Verweerder heeft de brieven van de raad van toezicht en de deken onbeantwoord gelaten en is zonder bericht van verhindering niet op de bespreking van 13 april 2011 verschenen.

3.3 Op 26 mei 2011 heeft de deken telefonisch contact gezocht met verweerder. Daarbij heeft de deken met verweerder een afspraak gemaakt voor een bespreking op 7 juni 2011. Tijdens die bespreking is gebleken dat verweerder sinds 1 januari 2011 de advocatenpraktijk uitoefent zonder dat hij is verzekerd voor de risico’s van beroepsaansprakelijkheid en zonder te beschikken over een Stichting Derdengelden. In verband daarmee heeft de deken bij brief van 8 juni 2011 de raad verzocht verweerder met onmiddellijke ingang te schorsen op de voet van artikel 60ab Advocatenwet.

3.4 Nadat de raad verweerder bij beslissing van 27 juni 2011 met onmiddellijke ingang had geschorst, heeft de deken verweerder bij brief van 28 juni 2011 gewezen op de gevolgen van de schorsing. Bij e-mailbericht van 1 juli 2011 heeft verweerder de deken meegedeeld dat hij inmiddels verzekerd is tegen de risico’s van beroepsaansprakelijkheid. In reactie daarop heeft de deken verweerder bij brief van 5 juli 2011 laten weten bereid te zijn een door verweerder in te dienen verzoek tot opheffing van de schorsing te bespreken, mits verweerder ook aan de overige op hem rustende verplichtingen  voldoet. De deken heeft verweerder gevraagd om contact met hem op te nemen voor het maken van een afspraak.

3.5 Omdat de een reactie van verweerder is uitgebleven heeft de deken verweerder op 15 juli gerappelleerd en verzocht om, in verband met vakantie van de deken, vóór 23 juli 2011 contact met hem op te nemen. Verweerder heeft geprobeerd om telefonisch contact met de deken op te nemen, maar dat is niet gelukt. Op 15 augustus 2011 heeft de deken een e-mail ontvangen waarin verweerder meedeelde dat het hem inmiddels was gelukt om een overeenkomst te sluiten met een stichting voor het beheer van derdengelden.

3.6 Ter zitting van het Hof van Discipline van 28 november 2011 had verweerder nog geen stukken overgelegd waaruit bleek dat verweerder is aangesloten bij een stichting voor het beheer van derdengelden. Verweerder heeft verder tijdens deze zitting verklaard dat de door hem gesloten aansprakelijkheidsverzekering alleen geldt voor 2011 (en niet voor 2012), terwijl de premie voor 2011 voor een klein deel was betaald. Ter zitting van de raad van 7 mei 2012 had verweerder nog steeds geen stukken overgelegd waaruit bleek dat verweerder is aangesloten bij een stichting voor het beheer van derdengelden. Verweerder heeft tijdens deze zitting verklaard dat de premie van de door hem gesloten aansprakelijkheidsverzekering voor 2011 inmiddels is betaald, maar dat de premie voor 2012 nog niet is betaald en dat deze per juni 2012 moet zijn betaald.   

4 BEOORDELING

4.1 De raad stelt vast dat in de betreffende zaak aan de orde is een dekenbezwaar als bedoeld in artikel 46f en 60ab lid 4 Advocatenwet. 

4.2 Ten opzichte van de situatie ten tijde van de beschikking van 27 juni 2011, waarbij verweerder op de voet van artikel 60ab Advocatenwet met onmiddellijke ingang is geschorst in de uitoefening van de praktijk als advocaat, is de situatie in zoverre gewijzigd dat verweerder inmiddels de beschikking heeft over een beroepsaansprakelijkheidsverzekering. De raad stelt echter vast dat verweerder de premie over 2012 nog niet heeft voldaan, in welk kader verweerder heeft opgemerkt dat hij ‘moeite’ heeft met het opbrengen van de premie. Het is derhalve twijfelachtig of de door verweerder in 2011 gesloten beroepsaansprakelijkheidsverzekering thans dekking biedt, dan wel in de nabije toekomst zal bieden. In zoverre is het dekenbezwaar sub a) gegrond.

4.3 Verder heeft verweerder, hoewel hij daartoe inmiddels bij herhaling in de gelegenheid is gesteld, nagelaten aan te tonen dat het hem gelukt is een rechtsgeldige overeenkomst te sluiten met een stichting voor het beheer van derdengelden. Niet is gebleken dat het onder b) genoemde dekenbezwaar inmiddels is opgeheven. Daarmee dient er van uit te worden gegaan dat verweerder nog steeds – en inmiddels al in ieder geval bijna een jaar - handelt in strijd met de Verordening op de administratie en de financiële integriteit.  

4.4 Bij de beoordeling van het dekenbezwaar sub c) neemt de raad in aanmerking dat verweerder eerder voor onbepaalde tijd geschorst is geweest en dat de deken destijds van oordeel was dat verweerder niet in staat was zelfstandig kantoor te houden. De schorsing is pas opgeheven nadat verweerder als advocaat in loondienst is gaan werken. Van een loondienstverband is inmiddels geen sprake meer. De raad stelt vast dat verweerder sindsdien gedurende een aantal maanden niet heeft gereageerd op verzoeken van de deken, ook niet na de schorsing op 27 juni 2011, hetgeen een behoorlijk handelend advocaat niet betaamt. Het dekenbezwaar zal ook op dit onderdeel gegrond worden verklaard.  

5 MAATREGEL

5.1 Bij de beoordeling van de vraag welke maatregel aan het dekenbezwaar moet worden verbonden houdt de raad rekening met het feit dat aan verweerder al bij herhaling tuchtrechtelijke maatregelen van diverse aard zijn opgelegd, waaronder schorsingen, en dat verweerder niet, althans niet toereikend, tegen beroepsaansprakelijkheid is verzekerd, geen rekening derdengelden heeft, die aan te daaraan te stellen eisen voldoet en stelselmatig niet heeft gereageerd op verzoeken van de deken om belangrijke informatie te geven over de praktijkvoering. Naar oordeel van de raad is hier sprake van grove en voortdurende nalatigheid van verweerder, hetgeen het opleggen van de zwaarste tuchtrechtelijke maatregel  rechtvaardigt. De door verweerder in dat kader aangevoerde persoonlijke omstandigheden, waarbij verweerder met name gewezen heeft op zijn langdurige arbeidsongeschiktheid en de hectische omstandigheden bij B Advocaten B.V., maken dit – hoezeer ingrijpend dit ook voor verweerder moet zijn geweest – niet anders. Gezien de aard en ernst van het gegrond bevonden bezwaar is het niet verantwoord dat verweerder nog langer als advocaat staat ingeschreven. De raad acht daarom de maatregel van schrapping passend en geboden en zal daartoe dan ook overgaan.

BESLISSING

De raad van discipline: 

- verklaart het dekenbezwaar in al zijn onderdelen gegrond;

- legt aan verweerder op de maatregel van schrapping van het tableau, ingaande op de tweede dag na het onherroepelijk worden van deze beslissing;

- beveelt dat deze beslissing (en de gronden waarop zij berust) nadat de beslissing onherroepelijk zal zijn geworden met vermelding van de naam van verweerder zal worden openbaar gemaakt  door:

• aanplakking ervan in de advocatenkamer van het Paleis van Justitie te  Utrecht en door

• plaatsing op de website tuchtrecht.nl gedurende de periode van een jaar. 

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. J.M. van de Laar, G.J.W. Pulles, H.B. de Regt en B.J. Sol, leden, bijgestaan door mr. F.A. Chorus als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 juli 2012.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 9 juli 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht    

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl