ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2865 Raad van Discipline Amsterdam 11-307A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2865
Datum uitspraak: 18-06-2012
Datum publicatie: 19-06-2012
Zaaknummer(s): 11-307A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Geheimhoudingsplicht
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Confraternele correspondentie/schikkingsonderhandelingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht van wederpartij over schending door advocaat van contractuele geheimhoudingsclausule in een vaststellingsovereenkomst waarbij (naast deze wederpartij) de cliënt van de advocaat partij is. De advocaat is, hoewel geen contractspartij bij de overeenkomst, gehouden aan het geheimhoudingsbeding. In casu is door de advocaat echter geen relevante informatie onthuld die niet reeds bekend was bij de derde partij. Klacht daarom ongegrond.

Beslissing van 18 juni 2012

in de zaak 11-307A

naar aanleiding van de klacht van:

1. B.V.

2. de heer

gevestigd respectievelijk wonende te

klagers

tegen:

mr.

advocaat te Laren

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 27 oktober 2011, door de raad ontvangen op 28 oktober 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het

arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 17 april 2012 in

aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal

opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de hiervoor genoemde brief aan de raad van 27 oktober 2011 met de stukken 1 t/m 15 zoals die zijn genoemd op de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Verweerder trad op als advocaat van de heer K, die medio 2009 een opeisbare vordering van ruim € 1 miljoen had op een rechtspersoon naar Frans recht, een société civile immobilière (hierna: SCI). De aandelen in de SCI werden voor 25% gehouden door klaagster sub 1 en voor de overige 75% door de B.V. L. Deze beide aandeelhouders zijn naar Frans recht naar rato van hun aandelenkapitaal aansprakelijk voor de schulden van de SCI.

2.2 De SCI had aan de heer K een recht van eerste hypotheek verleend op een haar toebehorend hotel. Klager sub 2 en zijn partner hadden zich daarnaast voor de aflossing van de schuld van de SCI borg gesteld. Klager sub 2 (en/of zijn partner) was (en is) aandeelhouder en bestuurder van klaagster sub 1.

2.3 Op een in mei 2009 gehouden veiling van het hotel ter executie van het hypotheekrecht van de heer K heeft klaagster sub 1 het hotel gekocht voor een bedrag van € 750.000,-. Aan de SCI is vervolgens meegedeeld dat klaagster het hotel voor dit bedrag had gekocht.

2.4 Medio 2009 bedroeg de vordering van de heer K op de SCI – als gezegd – ruim € 1 miljoen en liep die vordering nog dagelijks op. Over het verschil tussen die vordering en het genoemde bedrag van € 750.000,- is door klagers en de heer K onderhandeld (met bijstand van hun respectieve raadslieden).

2.5 Deze onderhandelingen hebben geleid tot een – grotendeels door verweerder opgestelde – vaststellingsovereenkomst van 22 juni 2009. Kort gezegd en voor zover hier van belang, heeft klager sub 2 zich daarin verplicht uit hoofde van de overeenkomst van borgtocht het resterende deel van de vordering van de heer K op de SCI te betalen.

2.6 In de vaststellingsopvereenkomst is op verzoek van klagers het volgende geheimhoudingsbeding opgenomen:

"Behoudens voorzover wettelijk vereist, in welk geval de betrokken partijen zich verplicht met de andere partij vooraf te overleggen, zal geen der partijen enige informatie verstrekken aan derden of enige openbare mededeling doen dan wel anderszins informatie verstrekken met betrekking tot deze overeenkomst, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van de andere partijen bij deze overeenkomst."

2.7 Op 2 juli 2009 heeft verweerder op verzoek van de advocaat van klagers een brief gestuurd aan B.V. L (de mede-aandeelhouder van klaagster sub 1 in de SCI). Deze brief is woordelijk door de advocaat van klagers gedicteerd en diende ertoe klagers, die het faillissement van B.V. L wilden aanvragen, te voorzien van een steunvordering op B.V. L. Deze brief bevat onder andere de volgende passage:

"Er is inmiddels € 376.181,37 aan cliënt betaald van de heden totaal opeisbare vordering groot € 1.101.181,37 inclusief rente en kosten.

Derhalve heeft cliënt nog € 725.000,00 te vorderen van [de SCI]. Op grond van de Franse wet en de statuten van [de SCI] is [B.V. L] tenminste aansprakelijk voor 75% van de restant schuld. Aldus heeft cliënt een vordering op [B.V. L] voor een bedrag van € 543.750,00."

2.8 Op 31 juli 2009 heeft verweerder opnieuw een brief gestuurd aan B.V. L. In deze brief is onder andere de volgende passage opgenomen:

"Op 22 juni j.l. is een overeenkomst met [klagers] gesloten, tot betaling van € 1.131.181,37, op de volgende wijze:

€ 381.181,37 is onmiddellijk overgemaakt op de derdengeldrekening van mijn kantoor. Dit bedrag is ook ontvangen.

Aldus resteert een bedrag van € 750.000 dat [klaagster sub 1]. c.q. [klager sub 2] nog moet voldoen.

In het kader van de veiling d.d. 19 mei jl. te Saint Gaudins (Frankrijk) betreffende een hotel, eigendom van [de SCI] is door [klagers] de hoogste bieding uitgebracht van € 750.000.

Dit bedrag heeft de Franse advocaat die met de afwikkeling van deze veiling is belast, tot op heden nog niet ontvangen.

Zodra dit bedrag bij hem zal zijn gestort vervalt eveneens iedere vordering op de SCI alsmede op [B.V. L] en de andere mededebiteuren."

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk

verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder met zijn brief van 31 juli 2009 aan B.V. L informatie heeft verstrekt over de vaststellingsovereenkomst van 22 juni 2009 en aldus in strijd met het geheimhoudingsbeding in die vaststellingsovereenkomst heeft gehandeld.

3.2 Ter toelichting op de klacht hebben klagers naar voren gebracht dat zij – naar verweerder wist – druk op B.V. L wilden uitoefenen teneinde B.V. L te bewegen haar aandelen in de SCI aan hen over te dragen. Door de brief van 31 juli 2009 van verweerder zou die druk zijn ondermijnd, omdat daarin zou zijn onthuld dat klagers de schuld van de SCI aan de heer K geheel zouden gaan betalen en de steunvordering bij de faillissementsaanvraag derhalve zou wegvallen.

4 BEOORDELING

4.1 De klacht stelt aan de orde de vraag of een advocaat tuchtrechtelijk verwijtbaar handelt door in een brief aan een derde informatie op te nemen over de inhoud van een vaststellingsovereenkomst, ten aanzien waarvan partijen – onder wie de cliënt van de advocaat – zich tot geheimhouding hadden verplicht. De raad stelt voorop dat de voor verweerder als advocaat geldende beroepsregels meebrengen dat een contractuele geheimhoudings-verplichting die zijn cliënt is aangegaan en waarmee hij bekend is of bekend behoort te zijn, in beginsel ook voor hem geldt. Daaraan doet niet af dat verweerder zelf geen partij bij de overeenkomst is waarvan het geheimhoudingsbeding deel uitmaakt. Zou dit anders zijn, dan zou op een onaanvaardbare wijze afbreuk worden gedaan aan het karakter van de vertrouwelijkheid van de desbetreffende overeenkomst.

4.2 De raad oordeelt evenwel dat door verweerder in zijn brief van 31 juli 2009 geen relevante informatie is verstrekt aan derden die niet al bij die derden bekend was. Vast is immers komen te staan dat de (onder 2.3 genoemde) melding van de uitkomst van de veiling van mei 2009 van het hotel via de SCI ook haar grootaandeelhouder, B.V. L, heeft bereikt, zodat B.V. L wist dat klagers een bedrag van € 750.000,- aan de heer K zouden betalen. En de betaling van het restant van de schuld van de SCI aan de heer K werd reeds genoemd in de brief van 2 juli 2009 van verweerder aan B.V. L, waarvan de inhoud letterlijk door de advocaat van klagers aan verweerder is gedicteerd. Klagers hebben ook niet betwist dat het voor B.V. L duidelijk moet zijn geweest dat klagers dit restbedrag aan de heer K hadden betaald.

4.3 Zonder een nadere toelichting, die ontbreekt, kan dan ook niet worden aangenomen dat met de brief van 31 juli 2009 van verweerder aan B.V. L informatie bekend is gemaakt die verweerder in de relatie tot B.V. L nog als vertrouwelijk diende te beschouwen.

4.4 Bovendien is onbestreden gebleven dat de betaling van het bedrag van € 750.000,- door klagers ten tijde van het schrijven van deze brief naar alle waaarschijnlijkheid niet lang meer op zich zou laten wachten en overigens kort nadien – op maandag 3 augustus 2009 – ook daadwerkelijk is verricht, zodat verweerder, indien hij de brief van 31 juli 2009 niet had geschreven, B.V. L in ieder geval enkele dagen later had moeten informeren over het vervallen zijn van de steunvordering op B.V. L.

4.5 De conclusie luidt dat verweerder niet in strijd met de voor hem op grond van zijn beroepsregels geldende geheimhoudingsverplichting heeft gehandeld en dus niet kan worden gesteld dat hij niet heeft gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. De klacht is ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. A. de Groot, H.C.M.J. Karskens, L. Hamer, B. Roodveldt, leden, bijgestaan door mr. M.E. Coenraads als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 juni 2012.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 18 juni 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klagers

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl