ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2765 Raad van Discipline Amsterdam 11-271A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2765
Datum uitspraak: 30-05-2012
Datum publicatie: 01-06-2012
Zaaknummer(s): 11-271A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Geheimhoudingsplicht
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Berichten aan derden
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: 11-271A: klacht tegen advocaat wederpartij Het staat een advocaat niet in alle gevallen vrij om feitelijke informatie die hij van zijn cliënt heeft verkregen te gebruiken. Er bestaan feiten die alvorens deze worden verstrekt tot nader onderzoek nopen. Zo ook in dit geval. Verweerder had nader onderzoek dienen te doen nu hij in het kader van eigen acquisitie uitlatingen heeft gedaan die de morele integriteit van klager aantasten. De klacht is gegrond.

Beslissing van 30 mei 2012

in de zaak 11-271A    

naar aanleiding van de klacht van:

p/a mr.

advocaat

klaagster

tegen:

mr.

advocaat

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 21 september 2011, door de raad ontvangen op 22 september 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 7 maart 2012 in aanwezigheid van mr. P., advocaat te Arnhem, die namens klaagster is verschenen. Verweerder is in persoon verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 12 in de in die brief genoemde inventarislijst;

- het proces-verbaal van de zitting van 7 maart 2012.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Wegens een reorganisatie van de onderneming van klaagster, heeft verweerder een aantal werknemers van klaagster bijgestaan. Ook na de reorganisatie heeft verweerder een aantal (voormalige) werknemers van klaagster bijgestaan.

2.2 Verweerder heeft aan een (voormalig) werknemer van klaagster verzocht de volgende tekst te plaatsen op een weblog:

“Via via begreep ik dat [klaagster] 150 adviseurs heeft aangezegd of dat op korte termijn zal doen. [Klaagster] volgt niet langer het sociaal plan, waarschijnlijk omdat het binnen [klaagster] inmiddels bekend is dat het sociaal plan door de kantonrechter lang niet altijd wordt gevolgd. [Klaagster] schijnt op individuele basis met deze werknemers een regeling te willen treffen. De beëindiging van de arbeidsovereenkomst wordt dan niet langer meer gegrond op de financiële problemen van [klaagster] maar op het functioneren van de desbetreffende werknemer. In de meeste gevallen gaat het om een voorgewende/valse reden en probeert [klaagster] wederom misbruik te maken van de goedgelovigheid van haar werknemers. Om de medewerkers van [klaagster] die ontslag zijn aangezegd te informeren over hun juridische en financiële situatie, organiseer ik op 19 mei 2011 om 18:30 uur een bijeenkomst. Deze bijeenkomst vindt plaats op mijn kantoor in A. (…..). Het bijwonen van de bijeenkomst is vrijblijvend en dus zonder kosten. Medewerkers kunnen zich aanmelden op (…….). Tijdens de bijeenkomst zal ik uitleg geven over hun juridische en financiële positie. Ik zal regelingen beoordelen en berekeningen maken die de medewerkers mee naar huis kunnen nemen.”

En

“Zou jij medewerkers op de hoogte willen stellen van het feit dat deze overeenkomst plaatsvindt? Ik begreep overigens dat er een website is waar veel medewerkers met elkaar in contact treden over de situatie bij [klaagster]. Zie jij kans om dit bericht op die website te plaatsen?”

 2.3 De weblog had een besloten karakter en was enkel toegankelijk voor (voormalige) werknemers van klaagster.

 2.4 Klaagster heeft de aantijgingen als feitelijk onjuist weersproken.

 2.5 Bij brief van 30 mei 2011 van verweerder aan (de advocaat van) klaagster heeft verweerder voorgesteld een rectificatie te plaatsen met de volgende tekst:

  “Eerder heeft op deze website(blog) een bericht gestaan waarin ik aangaf dat ik via via begrepen had dat [klaagster] 150 adviseurs heeft aangezegd of dat op korte termijn zou doen. Inmiddels heeft [klaagster] mij bevestigd dat dit onjuist is en dat zij daartoe evenmin zal overgaan. Bovendien heeft [klaagster] aangegeven dat zij geen gebruik maakt van een voorgewende dan wel valse reden noch wederom misbruik maakt van de goedgelovigheid van haar werknemers.”

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder in een tekst, die bedoeld was om te verspreiden onder werknemers van klaagster, negatieve informatie over klaagster heeft opgenomen die in meer dan één opzicht onjuistheden bevat, die ten onrechte en zeer beschadigend een beschuldiging aan het adres van klaagster bevat en waarmee informatie aan derden wordt verschaft over een zaak die bij verweerder in behandeling is geweest;

b) hij niet-passend heeft gereageerd op de geuite bezwaren van de zijde van klaagster.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd waarop voor zover van belang hierna zal worden ingegaan.

5 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klaagsters wederpartij heeft te gelden de door het Hof van Discipline – de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht – gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat deze in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.

5.2 Op zichzelf genomen is het juist dat een advocaat (in beginsel) mag afgaan op feiten die zijn cliënt hem heeft verschaft. Dat betekent evenwel niet dat het een advocaat zondermeer vrij staat om zich te bedienen van ieder feit dat hem wordt aangereikt. Er bestaan feiten die alvorens deze worden verstrekt tot nader onderzoek nopen teneinde het waarheidsgehalte daarvan te verifiëren. Zo ook in dit geval.

5.3 De raad begrijpt dat verweerder in het kader van eigen cliëntenwerving het verzoek heeft gedaan de tekst op de weblog te plaatsen. Verweerder heeft daarbij ondermeer de zin gebruikt: “In de meeste gevallen gaat het om een voorgewende/valse reden en probeert [klaagster] wederom misbruik te maken van de goedgelovigheid van haar werknemers.” zonder dat hij tevoren zich ervan heeft gewist of het daadwerkelijk in de meeste gevallen om een voorgewende/valse reden gaat en of klaagster daadwerkelijk wederom misbruik maakt van de goedgelovigheid van de werknemers.

5.4 Verweerder had zich moeten realiseren dat hij met dergelijke uitlatingen de morele integriteit van klaagster bij haar werknemers zou aantasten. In zo’n geval had verweerder alvorens deze uitlatingen te doen nader onderzoek moeten plegen naar het waarheidsgehalte ervan. Verweerder kan in dit geval niet volstaan met zijn eigen ervaringen en de informatie van cliënt(en). Daarbij neemt de raad in ogenschouw dat gezien de context waarbinnen de uitlatingen zijn gedaan deze kennelijk geen ander doel hebben gediend dan het werven van cliënten. Verweerder heeft met zijn uitlatingen dus geen (bestaand) cliëntenbelang gediend. Het onderdeel is dan ook gegrond. Het past een advocaat immers niet om zonder voorafgaand onderzoek dergelijke uitlatingen te doen.

5.5 Dat het bericht slechts voor verweerders bestaande cliënten zou zijn bestemd is gezien de feitelijk inhoud ervan niet juist. Het bericht ziet immers op potentiële cliënten en hen alleen.

5.6 Dat het bericht slechts voor een bepaalde groep werknemers (een besloten groep) van klaagster bestemd was, maakt het voorgaande niet anders. Integendeel, juist bij deze groep had verweerder bepaald zorgvuldiger moeten handelen.

 Ad klachtonderdeel b)

5.7 Het verwijt dat verweerder niet-passend op een klacht reageert, maakt nog niet dat verweerder daardoor tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerder heeft klaagster een concepttekst voorgesteld als alternatief voor de geplaatste tekst op de weblog teneinde tegemoet te komen aan de bezwaren van klaagster. De inhoud van de tekst zelve maakt niet dat verweerder daarbij de grenzen van het ontoelaatbare heeft overschreden. Dit onderdeel is ongegrond.

6 MAATREGEL

6.1 De raad acht het opleggen van een enkele waarschuwing gepast en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline acht:

- onderdeel a van de klacht gegrond;

- onderdeel b ongegrond en legt aan verweerder op de maatregel van een enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. S.M. Gaasbeek-Wielinga, G. Kaaij, P. van Lingen, B.J. Sol, leden, bijgestaan door mr. L. Koning als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 30 mei 2012.

griffier                        voorzitter            

Deze beslissing is in afschrift op 30 mei 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan voor wat betreft het gegrond verklaarde onderdeel hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan voor wat betreft het ongegrond verklaarde onderdeel hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl