ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2591 Raad van Discipline Amsterdam 11-201A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2591
Datum uitspraak: 04-04-2012
Datum publicatie: 10-04-2012
Zaaknummer(s): 11-201A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht van oud-cliënt over (1) het verstrekken van onjuiste en misleidende informatie aan hem en (2) het niet ingaan op zijn vraag over een financiële afspraak en op zijn kritiek.

Beslissing van 4 april 2012

in de zaak 11-201A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer dr.

klager

tegen:

mr.

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 23 juni 2011 met kenmerk GK/KdB/pdj; 0910-536, door de raad ontvangen op 24 juni 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam, de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 31 januari 2012 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in 1.1 bedoelde brief van de deken;

- de stukken genummerd 1 tot en met 35 in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Een kantoorgenoot van verweerster, mr. B, heeft klager in de periode 2003-2009 bijgestaan inzake een (letselschade-)zaak tegen het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMCU). In januari 2009 heeft mr. B de rechtsbijstand aan klager beëindigd. Kort daarop heeft verweerster de zaak op zich genomen.

2.2 De zaak betrof de vraag of en in hoeverre het UMCU aansprakelijk was voor de schade die klager had geleden en nog zou lijden als gevolg van de amputatie van zijn rechterbeen. In geschil was of die amputatie het gevolg was van een toerekenbare tekortkoming binnen het ziekenhuis. De klachten aan het rechterbeen die uiteindelijk tot de amputatie hebben geleid, waren ontstaan na een operatie in het UMCU wegens doorbloedingsstoornissen aan het linkerbeen. Het ziekenhuis heeft in een vroeg stadium erkend dat als gevolg van een fout sprake was van een delay in de behandeling van de klachten aan het rechterbeen

2.3 Verweerster heeft klager bij brief van 22 april 2009 medegedeeld:

- dat het bedrag van de dekking van de rechtsbijstandsverzekering van klager was bereikt en dat de verzekering geen kosten van rechtsbijstand meer zou vergoeden;

- dat zij haar werkzaamheden zou verrichten op basis van haar uurtarief en wat de te verwachten kosten voor het opstellen van een schaderapport door Groot Expertisebureau waren;

- dat de kosten van rechtsbijstand zouden worden ingediend bij het UMCU, nu het UMCU aansprakelijkheid had erkend;

- en dat – als het UMCU niet zou betalen binnen zes weken – klager aan haar kantoor zou moeten betalen het bedrag dat de verzekeraar niet aan haar kantoor heeft vergoed.

2.4 In juni 2009 heeft letselschadebureau Groot Expertise een concept voor een schaderapport betreffende de materiële schade van klager opgesteld. Dit rapport is klager bij e-mail van 25 juni 2009 door de heer B. Groot van Groot Expertise toegezonden met een toelichting hierop en een aantal aanvullende vragen. Bij e-mail van 17 augustus 2009 aan verweerster heeft klager inhoudelijk gereageerd op voornoemd rapport en zijn kritiek hierop geuit. Tevens heeft hij in deze e-mail een gentlemen’s agreement aan de orde gesteld dat hij met mr. B zou hebben gesloten en dat zou inhouden dat wanneer de declaraties van verweerder het dekkings-bedrag van de rechtsbijstandsverzekering van klager zouden overschrijden, klager die overschrijdingen voorlopig niet zou betalen, ervan uitgaande dat deze op de wederpartij verhaald zouden kunnen worden.

2.5 Bij e-mail van 26 augustus 2009 heeft verweerster klager medegedeeld dat zij zijn opmerkingen over het rapport wil uitzoeken en verifiëren bij de heer Groot en dat zij Groot daarop wil laten reageren. Voorts heeft zij klager laten weten dat het hem vrij staat zijn onvrede te uiten over de wijze waarop mr. B de zaak in het verleden heeft behandeld en dat het haar niet verstandig lijkt daar verder enige bemoeienis mee te hebben. Tot slot heeft zij klager uitgelegd dat nu aansprakelijkheid door het UMCU is erkend, beoordeeld dient te worden wat het gevolg is geweest van de fout van het UMCU. Zij heeft medegedeeld dat het UMCU het standpunt inneemt dat de gemaakte fouten geen of verwaarloosbaar weinig invloed hebben gehad op het behandelingsresultaat van klager en zij heeft toegelicht hoe de geleden schade – ondanks het standpunt van het UMCU – zou kunnen worden afgewikkeld, bijvoorbeeld op basis van het leerstuk van de proportionele causaliteit.

2.6 Per e-mail van 3 september 2009 heeft verweerster klager de reactie van de heer Groot gezonden naar aanleiding van de opmerkingen van klager over het rapport. Zij heeft hierin benadrukt dat een concept bedoeld is om te becommentariëren, dat zij van mening is dat het concept waarde heeft, zij het dat het nog aanpassing behoeft, en dat zij van klager wil weten of hij nog voldoende vertrouwen heeft in het kantoor van Groot. Per e-mail van 7 oktober 2009 heeft verweerster klager nogmaals om een reactie gevraagd. Deze mails heeft klager niet beantwoord.

2.7 Bij brief van 22 februari 2010 heeft klager zich tot de deken gewend en enkele vragen aan hem voorgelegd betreffende het optreden van verweerster en haar kantoorgenoot.

2.8 Bij brief van 9 april 2010 heeft klager de deken verzocht zijn brief van 22 februari 2010 aan de deken te beschouwen en te behandelen als klacht.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) zij de kritiek van klager op het rapport van Groot heeft genegeerd;

b) zij niet is ingegaan op vragen die klager stelde betreffende het gentlemen’s agreement;

c) zij aan klager onjuiste en misleidende informatie heeft verstrekt, inhoudende dat door de wederpartij aansprakelijkheid zou zijn erkend.

4 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

4.1 Niet kan worden gezegd dat verweerster de kritiek van klager op het conceptrapport van Groot Expertisebureau heeft genegeerd, in tegendeel. Verweerster heeft de kritiek van klager voorgelegd aan de heer Groot en de inhoudelijke reactie van Groot hierop doorgespeeld aan klager. Daarbij heeft verweerster klager geschreven dat het conceptrapport naar haar mening niet onbruikbaar was, maar wel aanpassing behoefde. Zij heeft klager vervolgens gevraagd of hij nog voldoende vertrouwen had in bureau Groot. Op die vraag heeft klager echter niet meer gereageerd, zodat het niet tot een vervolg heeft kunnen komen. De raad acht het klachtonderdeel ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.2 Verweerster heeft in reactie op onderdeel b) gesteld dat zij met een gentlemen’s agreement tussen mr. B en klager niet bekend was en dat zij niet inhoudelijk heeft gereageerd toen klager zich daarop beriep omdat mr. B haar had toegezegd dat hij dit met klager zou bespreken. De raad stelt vast dat verweerster – die de volledige verantwoordelijkheid voor de behandeling van de zaak van mr. B had overgenomen – in ieder geval niet meer heeft gecontroleerd of mr. B die toezegging is nagekomen, doch oordeelt dat dit onder de gegeven omstandigheden geen klachtwaardig handelen oplevert. Klager heeft immers eerst bij e-mail van 17 augustus 2009 een beroep op het gentlemen’s agreement gedaan en kort nadien – zonder nog op de kwestie terug te komen – de zakelijke relatie tussen partijen beëindigd. De raad is daarom van oordeel dat dit klachtonderdeel ongegrond is.

Ad klachtonderdeel c)

4.3 Verweerster heeft in haar brief aan klager van 22 april 2009 geschreven:

“Nu aansprakelijkheid is erkend, maken de kosten van rechtsbijstand onderdeel uit van de aan u te vergoeden schade.”

4.4 De raad begrijpt dat hierdoor bij klager het idee heeft kunnen ontstaan, dat het UMCU niet alleen had erkend dat binnen het ziekenhuis een medische fout was gemaakt, voor de gevolgen waarvan het UMCU aansprakelijk was, maar ook dat de amputatie van het been van klager het gevolg was van die fout. In de e-mail van 26 augustus 2009 heeft verweerster echter aan klager uitgelegd dat de erkenning van aansprakelijkheid nog niet betekent dat ook het causaal verband tussen de erkende medische fout van het UMCU (in dit geval het delay in de behandeling) en de amputatie van het been van klager is erkend en dat dit causaal verband juist in geschil is tussen klager en het UMCU. De raad ziet geen aanleiding om te betwijfelen dat het UMCU aansprakelijkheid heeft erkend voor de gevolgen van het delay in de behandeling. Gelet op het voorgaande is de raad van oordeel dat verweerster klager geen onjuiste of misleidende informatie betreffende het aanvaarden van aansprakelijkheid door het UMCU heeft verstrekt en acht de raad dit klachtonderdeel eveneens ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. M.A. Le Belle, L.D.H. Hamer, B. Roodveldt en J.J. Trap, leden, bijgestaan door mr.E.F.E. Hoekstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 4 april 2012.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 4 april 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl