ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2584 Raad van Discipline Amsterdam 11-251H

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2584
Datum uitspraak: 04-04-2012
Datum publicatie: 10-04-2012
Zaaknummer(s): 11-251H
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen eigen advocaat. Advocaat heeft geen appel ingesteld en zich teruggetrokken zonder client voldoende te waarschuwen. Dit klachtonderdeel is gegrond. Andere klachtonderdelen betreffen traagheid, een declaratiekwestie en de behandeling van zaken. Deze klachtonderdelen zijn ongegrond. Maatregel: enkele waarschuwing.

Beslissing van 4 april 2012

in de zaak 11-251H

naar aanleiding van de klacht van:

De heer

klager

tegen:

De heer mr.

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 28 juli 2011 met kenmerk td/md/508, door de raad ontvangen op 29 juli 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 25 januari 2012 in aanwezigheid van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de in die brief genoemde stukken, genummerd 1 t/m 151.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Eind december 2006 verzocht klager verweerder om hem bij te staan  inzake een geschil met het UWV en beroep in te stellen bij het gerechtshof te Amsterdam. Klager en verweerder zijn in deze zaak een vast honorarium overeengekomen welk honorarium klager na enige vertraging heeft voldaan. Verweerder heeft het hoger beroep ingesteld, grieven gediend en vervolgens pleidooi gevraagd welk pleidooi in februari 2008 is gehouden in aanwezigheid van klager en zijn adviseur de heer H.

2.2 Verweerder heeft klager ook bijgestaan in diverse andere lopende kwesties en procedures  namelijk onder meer in de zaken:

(i) Klager/S;

(ii) Klager/F;

(iii) Klager/A;

(iv) Klager/Von S;

(v) Klager/B;

(vi) Klager/Van V.

2.3 In de zaak Klager/S heeft klager verweerder verzocht om hoger beroep in te stellen tegen een vonnis van de rechtbank gewezen op 5 september 2007.

2.4 Verweerder heeft klager voorgesteld dat hij bereid zou zijn om de belangen van klager te behartigen tegen een vast honorarium per maand van EUR 4.000 exclusief BTW. Klager is met deze nieuwe afspraak akkoord gegaan, maar na twee betalingen is klager gestopt met betalingen. Verweerder heeft klager via de heer H in oktober 2007 laten weten dat hij dit onacceptabel vond en dat klager diende te zorgen voor een andere advocaat. Klager heeft vervolgens per brief van 21 november 2007 aan verweerder geschreven dat hij teleurgesteld was in de handelwijze van verweerder.

2.5 Op 3 december 2007 heeft verweerder nog wel een appeldagvaarding doen uitbrengen in de zaak Klager/S. Op 14 december 2007 heeft klager aan verweerder geschreven – kort gezegd – de opdracht aan verweerder in te trekken/te ontbinden.

2.6 Op 17 december 2007 heeft verweerder aan klager geschreven:

“Gezien de inhoud van Uw brieven van 21 november en 14 december jl. deel ik U mede dat ik niet langer als Uw advocaat kan optreden gezien het feit dat U geen vertrouwen meer heeft in mijn functioneren.

In afwachting van mijn opvolger zal ik de lopende procedures afwikkelen met uw instemming.

Ik zal echter geen nieuwe zaken entameren en derhalve zal ik ook de uitgebrachte appèldagvaarding inzake [Klager/S] niet aanbrengen.

Zodra mijn opvolger zich heeft gemeld zal ik vanzelfsprekend de lopende procedures aan hem/haar overdragen.

Hoogachtend,”

2.7 Verweerder heeft de hiervoor genoemde appeldagvaarding vervolgens niet aangebracht bij het hof.

2.8 Op 24 januari 2008 heeft klager zijn klachten ingediend bij de deken.

2.9 In februari 2008 verzocht klager via de heer H verweerder wederom om inzake de procedure Klager/Van V bij de Rechtbank te Utrecht zijn belangen te behartigen. Omdat klager nog geen andere advocaat had, heeft verweerder in deze procedure namens klager gediend van antwoord.

2.10 Op 25 april 2008 heeft de onder 2.1 genoemde adviseur van klager, de heer H. de dossiers van de onder 2.2 vermelde zaken bij verweerder opgehaald.

2.11 Op 26 juni 2008 heeft verweerder in verband met het neerleggen van zijn werkzaamheden en de noodzaak voor klager om een nieuwe advocaat te vinden het volgende geschreven aan deken en klager:

“Ondanks diverse toezeggingen dat dit zou plaatsvinden heeft de heer Van [V] tot op heden geen andere advocaat kunnen vinden, zodat ik genoodzaakt zal zijn mij te onttrekken in alle lopende procedures!”

2.12 De klacht is onderzocht en op 23 april 2009 heeft de deken de klacht, het verweer alsook zijn standpunt verwoord en klager verzocht mee te delen of hij met het standpunt van de deken genoegen neemt. Op 16 juni 2009 heeft klager de deken gevraagd hoe hij zijn betalingen aan verweerder terug zou kunnen krijgen zonder behandeling van de klacht door de raad.

2.13 Vervolgens is door de deken uitvoerig, zowel schriftelijk als telefonisch, getracht te bemiddelen inzake de klacht over de door verweerder aan klager in rekening gebrachte kosten, hetgeen er toe heeft geleid dat verweerder aan klager EUR 2.000 heeft terugbetaald. 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

(a) verweerder in de zaak Klager/S – ondanks de uitdrukkelijke instructie hiertoe – nagelaten heeft hoger beroep in te stellen, zich op het standpunt stellende dat hij zijn werkzaamheden had neergelegd;

(b) verweerder de overeengekomen werkzaamheden niet voortvarend genoeg heeft aangepakt zoals in Klager/B en Klager/Van V;

(c) verweerder heeft nagelaten de door klager betaalde voorschotten terug te betalen en naar behoren met hem af te rekenen;

(d) verweerder in de zaak Klager/F, naast onvoldoende voortvarendheid te betrachten, nagelaten heeft een procedure aanhangig te maken tegen een makelaar die betrokken was bij de afhandeling van de schadekwestie door F en bepaalde vergoedingen heeft bedongen van de eventuele opbrengsten uit deze zaak; en

(e) verweerder in de zaak Van V/Von S de procedure op roekeloze en ondoordachte wijze heeft behandeld.

4 VERWEER

4.1 Verweerder stelt niet tuchtrechtelijk laakbaar te hebben gehandeld. Hiertoe stelt verweerder zakelijk weergegeven het volgende.

Klachtonderdeel (a)

4.2 Verweerder heeft in afwachting van zijn opvolger, die zich nimmer heeft aangediend, alle lopende procedures behandeld in overleg met de heer H. Op enig moment heeft verweerder besloten de werkzaamheden voor klager te beëindigen omdat klager zijn betalingsverplichtingen niet nakwam. Verweerder heeft klager hiervan uitdrukkelijk op de hoogte gesteld onder meer in de brief van 17 december 2007. De appeldagvaarding is dan ook niet aangebracht.

Klachtonderdeel (b)

4.3 Verweerder heeft niet onvoldoende voortvarend gehandeld. Voor zover bepaalde zaken langzamer zijn behandeld dan voor klager wenselijk was, lag dat buiten de invloedsfeer van verweerder dan wel had klager dat aan zich zelf te wijten.

Klachtonderdeel (c)

4.4 Verweerder heeft veel werkzaamheden verricht voor klager en de betaalde honoraria zijn dan ook zonder meer verschuldigd. Verweerder heeft vrijwel dagelijks zo niet wekelijks contact gehad met de heer H, zowel telefonisch als schriftelijk als per e-mail. Daarbij heeft verweerder in het kader van een regeling nog een bedrag van EUR 2.000 terugbetaald aan klager.

Klachtonderdeel (d)

4.5 Inzake de kwestie Klager/F, (brandschade) is het onjuist dat verweerder een makelaar aansprakelijk zou stellen. In eerste instantie is afgesproken dat een derde zou trachten alsnog met F tot een vergelijk te komen. Klager heeft deze derde daarvoor een machtiging gegeven. Uiteindelijk hebben deze onderhandelingen geen resultaat opgeleverd. Vervolgens heeft verweerder, nadat klager daarmee akkoord ging, een concept dagvaarding gemaakt die klager en de heer H hebben ontvangen en gewijzigd hebben geretourneerd. Aangezien klager weigerde om het griffierecht te betalen heeft verweerder deze dagvaarding niet doen uitbrengen.

Klachtonderdeel (e)

4.6 Onderdeel van de afspraken met verweerder was dat alle communicatie verliep via de adviseur van klager, de heer H. Alle processtukken zijn in overleg met de heer H opgesteld. De heer H is ook bij alle comparities aanwezig geweest namens klager c.q. zijn besloten vennootschap. Nu alle procedures in overleg met klager c.q. de heer H zijn behandeld, is niet in te zien waarom verweerder thans wordt verweten dat hij op roekeloze en ondoordachte wijze heeft gehandeld.

5 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1 Klager heeft verweerder verzocht om beroep in te stellen tegen het vonnis van de rechtbank Utrecht van 5 september 2007. Verweerder heeft deze opdracht aanvaard doch de uiteindelijk uitgebrachte appeldagvaarding heeft hij niet aangebracht bij het hof. De stelling van verweerder dat hij klager hiervoor heeft gewaarschuwd in zijn brief van 17 december 2007 wordt door klager betwist. Klager stelt zich op het standpunt dat de brief geantedateerd is en dat hij deze destijds niet heeft ontvangen. Verweerder betwist dat de brief is geantedateerd. Wat hier ook van zij, naar het oordeel van de raad had het op de weg van verweerder gelegen om zich ervan te vergewissen dat de brief van 17 december 2007 klager heeft bereikt en had verweerder klager moeten wijzen op de gevolgen van zijn besluit om de appeldagvaarding niet aan te brengen. Verweerder heeft naar het oordeel van de raad niet gehandeld zoals van hem op grond van regel 9 sub 3 van de Gedragsregels 1992 mocht worden verwacht. Hierin wordt bepaald dat wanneer een advocaat besluit om een hem verstrekte opdracht neer te leggen hij dat op zorgvuldige wijze dient te doen en hij ervoor zorg dient te dragen dat zijn cliënt daarvan zo min mogelijk nadeel ondervindt. Klachtonderdeel a is derhalve gegrond.

Ad klachtonderdelen b en d

5.2 Klachtonderdelen b en d lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

5.3 De raad stelt voorop dat een advocaat gehouden is de aan hem/haar toevertrouwde belangen met de nodige voortvarendheid te behartigen. Van een advocaat mag verwacht worden dat hij reageert op berichten van (de gemachtigde van) zijn cliënt. Aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval moet beoordeeld worden of een handelen of nalaten in deze zin tuchtrechtelijk verwijtbaar is.

5.4 Verweerder heeft onder verwijzing naar het dossier betwist dat hij de zaken van verweerder niet voldoende voortvarend heeft behandeld. Daarbij heeft verweerder gemotiveerd uiteengezet waarom hij geen dagvaarding heeft uitgebracht in de zaak klager/F, namelijk onder meer omdat verweerder in afwachting was van betaling van het verschuldigde griffierecht door klager, en deze uiteenzetting komt de raad niet onredelijk noch onjuist voor. Verweerder heeft verder gemotiveerd betwist dat hij de door klager gestelde vergoedingen heeft bedongen. Verder heeft verweerder onweersproken  aangevoerd dat hij in de zaak klager/van V, ondanks dat klager geen andere advocaat kon vinden, een conclusie van antwoord heeft ingediend. Tot slot is uit het dossier gebleken dat in de zaak klager/B ten tijde van de overdracht van de dossiers het vonnis reeds was uitgesproken.

5.5 De raad overweegt dat klager zijn klacht  over het onvoldoende voortvarend handelen tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder nader  had moeten onderbouwen, hetgeen hij heeft nagelaten. Deze onderdelen van de klacht dienen dan ook ongegrond te worden verklaard.

 Klachtonderdeel (c)

5.6 Voor zover klager beoogt te klagen over de hoogte van de declaratie, merkt de voorzitter op dat volgens vaste jurisprudentie de tuchtrechter niet de bevoegdheid heeft om declaratiegeschillen te beslechten. Hiervoor dienen andere wegen te worden bewandeld zoals de civiele, de geschillen- of de begrotingsprocedure.

5.7 Wel beoordeelt de tuchtrechter of er sprake is van excessief declareren. Van dat laatste is hier blijkens het klachtdossier geen sprake. Verweerder heeft (mede door overlegging van stukken) gemotiveerd uiteengezet dat hij veel werkzaamheden heeft verricht voor klager en dat de betaalde honoraria verschuldigd waren. Verweerder stelt dat hij vrijwel dagelijks zo niet wekelijks contact heeft gehad met de heer H hetgeen door klager niet is betwist. Daarbij heeft verweerder in het kader van een regeling nog een bedrag van EUR 2.000 terugbetaald aan klager. Klachtonderdeel c is ongegrond.

 Klachtonderdeel (e)

5.8 Voorop staat dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is overigens in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

5.9 Tegenover de verwijten van klager heeft verweerder uiteengezet waarom hij de zaken heeft aangepakt zoals hij heeft gedaan. Deze aanpak komt de raad niet kennelijk onjuist voor. Bovendien heeft verweerder blijkens de stukken van het klachtdossier die aanpak aan klager en de heer H uiteengezet. Het ligt op de weg van de cliënt om, zodra hij het met de aanpak van zijn advocaat niet eens is, dit aan de advocaat duidelijk te maken. Deze kan dan trachten het verschil van mening te overbruggen en, als dit niet mogelijk blijkt, zijn werkzaamheden beëindigen. Nu verweerder dat niet heeft gedaan, en overigens ook niet blijkt dat verweerder de zaken onjuist heeft aangepakt, komt de raad tot het oordeel dat dit klachtonderdeel ongegrond is.

6 MAATREGEL

6.1 De raad legt ten aanzien van de gegrond verklaring van klachtonderdeel a de maatregel van enkele waarschuwing op.

 BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel a gegrond en legt de maatregel van enkele waarschuwing op; en

- verklaart klachtonderdelen b t/m e ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. S.M. Gaasbeek-Wielinga, R. Lonterman, A.G. van Marwijk Kooy, G.J.W. Pulles, leden, bijgestaan door mr. W.A. Westenbroek als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 april 2012.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 4 april 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem.

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan ten aanzien van de ongegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan ten aanzien van de gegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl