ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2566 Raad van Discipline Amsterdam 12-058A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2566
Datum uitspraak: 21-03-2012
Datum publicatie: 22-03-2012
Zaaknummer(s): 12-058A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Berichten aan derden
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij. Klager geen belang bij klacht tegen gestelde ondeskundigheid van advocaat. Advocaat heeft bovendien grote mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen. Gedeeltelijk kennelijk niet-ontvankelijk, gedeeltelijk kennelijk ongegrond."

Beslissing van 21 maart 2012

in de zaak 12-058A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer ing.

klager

tegen:

mevrouw mr.

verweerster

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 1 maart 2012 met kenmerk GK/YH 1112-103, door de raad ontvangen op 1 maart 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

Klager is architect en heeft in 2008 van de cliënte van verweerster opdracht gekregen om een uitbreiding aan een appartement te ontwerpen. Over de factuur voor de verrichte werkzaamheden is met de cliënte van verweerster een geschil ontstaan. Klager heeft bij het Arbitrage Instituut Bouwkunst een procedure aanhangig gemaakt. Op 20 april 2011 heeft de mondelinge behandeling van deze procedure plaatsgevonden. Bij beslissing van 9 augustus 2011 zijn de vorderingen van klager afgewezen en is klager veroordeeld in de kosten van arbitrage en rechtsbijstand.

Bij brief van 4 oktober 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

KLACHT

Klager verwijt verweerster dat zij:

a. onvoldoende deskundig is geweest om op te treden in de zaak die klager en de cliënte van verweerster verdeeld houdt;

b. in haar stukken en ter zitting van de arbitrage een opeenstapeling van leugens en verdachtmakingen naar voren heeft gebracht;

c. persoonlijke situaties heeft ingezet in de zakelijke sfeer en correspondentie tussen partijen;

d. grievend heeft opgetreden. Klager verwijst naar de door hem genoemde leugens die hem als architect persoonlijk hard raken;

e. het aanzien van de advocatuur ernstig heeft geschaad door van de mondelinge behandeling van de arbitrage een one-woman-show te maken;

f. op onredelijke gronden niet akkoord is gegaan met de door klager voorgestelde schikking;

g. geen enkel onderzoek heeft gedaan naar het waarheidsgehalte van de verklaringen van de cliënte van verweerster;

h. zich schuldig heeft gemaakt aan smaad door de goede naam van klager als architect bij de Gemeente Bergen in diskrediet te brengen.

VERWEER

Verweerster acht alle klachtonderdelen ongegrond. Zij heeft ten aanzien van ieder klachtonderdeel gemotiveerd verweer gevoerd, welk verweer zo nodig zal worden behandeld bij de inhoudelijke beoordeling van de klachtonderdelen.

BEOORDELING

De voorzitter stelt voorop dat nu de klacht is gericht tegen de advocaat van klagers wederpartij, heeft te gelden de door het hof van discipline – de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht – gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt.

Bedoelde vrijheid is echter niet onbegrensd. Deze kan onder meer worden ingeperkt, indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen is gehouden de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

Ad klachtonderdeel a

Met klachtonderdeel a beklaagt klager zich erover dat verweerster onvoldoende deskundig was om in de zaak tussen klager en de cliënte van verweerster op te treden. Nu verweerster niet de advocaat van klager was, heeft klager naar het oordeel van de voorzitter geen rechtstreeks belang bij dit klachtonderdeel. Mocht verweerster al onvoldoende deskundig zijn geweest, hetgeen de voorzitter op grond van de stukken niet is gebleken, dan zouden daarmee hooguit de belangen van haar cliënte en niet die van klager zijn geschaad. In dit klachtonderdeel is klager dan ook kennelijk niet-ontvankelijk.

Ad klachtonderdelen b,d en g

Klachteronderdelen b, d en g lenen zich voor een gezamenlijke behandeling. Met deze klachtonderdelen wordt erover geklaagd dat verweerster in de procedure tussen haar cliënte en klager een opeenstapeling van leugens en verdachtmakingen heeft verkondigd. Klager verwijt verweerster geen enkel onderzoek te hebben gedaan naar het waarheidsgehalte van de verklaringen van haar cliënte en meent dat verweerster grievend heeft opgetreden nu de door klager genoemde leugens hem als architect persoonlijk hard raken. De voorzitter overweegt dat als klager het niet eens is met hetgeen verweerster (namens haar cliënte) heeft gesteld, klager een en ander dient te bestrijden in voornoemde arbitrage. Het is niet aan de tuchtrechter om een inhoudelijk oordeel over het geschil tussen klager en de cliënte van verweerster te geven. De tuchtrechter toetst in dit geval slechts of verweerster mocht afgaan op de informatie die zij van haar cliënte had ontvangen.

Verweerster is afgegaan op het feitenmateriaal dat zij van haar cliënte ontving. Niet aannemelijk is geworden, dat zich hier het – in de hiervoor besproken maatstaf genoemde - uitzonderingsgeval voordeed dat verweerster de van haar cliënte gekregen informatie nader had moeten verifiëren. De juistheid van die informatie was naar het oordeel van de voorzitter niet op voorhand onaannemelijk.

Verder is niet gebleken dat verweerster de vrijheid die zij heeft om de belangen van haar cliënte te behartigen, heeft overschreden. Ook anderszins is niet komen vast te staan dat zij zich grievend heeft uitgelaten over/jegens klager. Verweerster heeft de zienswijze van haar cliënte naar voren gebracht, maar deze uitlatingen zijn naar het oordeel van de voorzitter niet (onnodig) grievend van aard. Toetsing aan bovengenoemde maatstaf leidt de voorzitter tot de conclusie dat verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Klachtonderdelen b, d en g zijn derhalve kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel c

Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de voorzitter als volgt. Het is de voorzitter niet gebleken dat verweerster onnodig persoonlijke situaties heeft ingezet in de zakelijke sfeer en correspondentie van de arbitrage. Verweerster heeft gemotiveerd uiteengezet dat zij tijdens de mondelinge behandeling van de arbitrage aan de arbiter heeft medegedeeld dat haar cliënte mogelijk soms de zittingszaal zou moeten verlaten, omdat zij overmand kon worden door verdriet door het recent overlijden van haar dochter. Naar het oordeel van de voorzitter valt niet in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerster ten aanzien van deze mededeling valt te maken. Ditzelfde geldt voor het verwijt van klager dat verweerster in een e-mail van 18 maart 2010 aan de Gemeente Bergen zou hebben verwezen naar het overlijden van de grootmoeder van haar cliënte. Naast het feit dat de voorzitter ook van deze mededeling het klachtwaardig handelen niet inziet, betreft voormelde e-mail een e-mail van de cliënte van verweerster en niet van verweerster zelf. Klachtonderdeel c is dan ook kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel e

Ten aanzien van klachtonderdeel e overweegt de voorzitter als volgt. Klager verwijt verweerster met dit klachtonderdeel van de mondelinge behandeling een ‘one-woman-show’ te hebben gemaakt en met uitdagende kleding de arbiters ‘te hebben ingepakt’. De voorzitter stelt voorop dat als al zou komen vast te staan dat verweerster van de zitting een ‘one-woman-show’ zou hebben gemaakt, het naar zijn oordeel niet valt in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerster dan kan worden gemaakt. Bovendien heeft te gelden dat het voor de voorzitter op grond van de ter beschikking staande stukken niet is vast te stellen hoe verweerster zich tijdens de zitting heeft gedragen. Noch uit de pleitaantekeningen van verweerster, noch uit de beslissing van de arbiter zijn in ieder geval aanwijzingen te vinden voor voormelde stelling van klager. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel f

Met klachtonderdeel f wordt verweerster verweten op onredelijke gronden niet akkoord te zijn gegaan met de door klager voorgestelde schikking. De voorzitter is met verweerster van oordeel dat voorop staat dat het de cliënte van verweerster is geweest en niet verweerster zelf die wel of niet akkoord is gegaan met een schikkingsvoorstel. Bovendien is de voorzitter uit de stukken van het klachtendossier gebleken dat verweerster de belangen van haar cliënte zo goed mogelijk heeft geprobeerd te behartigen door schikkingsvoorstellen te doen en door tijdens de zitting de zienswijze van haar cliënte naar voren te brengen. Naar het oordeel van de voorzitter is niet komen vast te staan dat (de cliënte van) verweerster op onredelijke gronden niet akkoord is gegaan met de door klager voorgestelde schikking. Ook klachtonderdeel f is kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel h

Met klachtonderdeel h wordt verweerster verweten zich schuldig te hebben gemaakt aan smaad door de goede naam van klager als architect bij de Gemeente Bergen in diskrediet te brengen. De voorzitter begrijpt dit klachtonderdeel aldus dat klager doelt op de e-mail van de cliënte van verweerster aan de Gemeente Bergen van 18 maart 2010, in welke e-mail de cliënte van verweerster heeft geschreven:

"(…) Tot nu toe hebben wij niets van [klager] vernomen. We wachten nog steeds op zijn reactie."

Nog los van het feit dat voormelde e-mail van de cliënte van verweerster en niet van verweerster zelf afkomstig is, is voormelde frase naar het oordeel van de voorzitter geenszins als smaad te kwalificeren. Ook klachtonderdeel h is derhalve kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond, behoudens onderdeel a, in welk klachtonderdeel klager kennelijk niet-ontvankelijk wordt verklaard.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, met bijstand van mr L.H. Rammeloo als

griffier op 21 maart 2012.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 21 maart 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.