ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2491 Raad van Discipline Amsterdam 11-161H
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2491 |
---|---|
Datum uitspraak: | 22-02-2012 |
Datum publicatie: | 23-02-2012 |
Zaaknummer(s): | 11-161H |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Optreden voor een voormalige wederpartij niet in strijd met gedragsregel 7. Advocatuurlijke vrijheid om stukken in te dienen en het standpunt van de client te verkondigen. Klacht ongegrond. Niet-ontvankelijk klachtonderdeel over handelen als curator, door dit pas na ruim 3 jaar in te dienen. |
Beslissing van 22 februari 2012
in de zaak 11-161H
naar aanleiding van de klacht van:
de heer
klager
tegen:
mr.
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 19 mei 2011 (met kenmerk td/md/966), door de raad ontvangen op 20 mei 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 19 december 2011 in aanwezigheid van klager, bijgestaan door mr. J.M.R. Vlaar, en verweerder, bijgestaan door zijn kantoorgenoot mr. Denninger. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de onder 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en de stukken genummerd 1 tot en met 31 als genoemd in e bij die brief gevoegde inventarislijst;
- de brief van mr. Vlaar aan de raad van 29 november 2011 (met bijlagen, alsmede een boek van Piet Groot, getiteld "Terrorist in naam der koningin");
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt in dat verweerder, in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld:
a) door in 2009/2010 als advocaat te zijn opgetreden voor de curator (hierna "mr. S.") in het faillissement van de firma V. en Zn. (hierna: “de firma”), omdat hij daarmee door zijn eerdere advocatuurlijke bijstand van partijen in geschillen tegen de failliete boedel van de firma in strijd met Gedragsregel 7 heeft gehandeld;
b) door als advocaat van de curator in het faillissement van de firma aantoonbaar onjuiste informatie en/of documenten in het geding te hebben gebracht, zulks in strijd met Gedragsregel 30;
c) door als advocaat van de curator in het faillissement van de firma zich schuldig te hebben gemaakt aan onnodig grievende uitlatingen tegen klager, zulks in strijd met Gedragsregel 31;
d) doordat hij in het verleden als advocaat is opgetreden voor de aanvrager van het faillissement van de firma;
e) door in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Commandeur Bloembollen B.V. verwijten te hebben geponeerd aan het adres van klager en andere voormalige bestuurders van de firma;
f) door zich schuldig te maken aan belangenverstrengeling gezien zijn relatie met de bloembollenkeuringsdienst BKD.
2.2 Bij brief van 16 december 2009 heeft klager zich bij de deken Haarlem beklaagd over verweerder.
3 VERWEER
3.1 Verweerder ontkent en betwist klachtwaardig gehandeld te hebben jegens klager, omdat hij nooit is opgetreden vóór klager of een van de vennootschappen waarin klager bestuurder of vennoot is. Nu verweerder uitsluitend als raadsman is opgetreden tegen klager acht hij Gedragsregel 7 niet van toepassing.
3.2 In de procedure waarin hij de curator in het faillissement van de firma bijstond heeft verweerder uitsluitend informatie en documenten in het geding gebracht waarvan hij van de inhoudelijke juistheid mocht uitgaan. De stellingen die verweerder als advocaat van de curator heeft geponeerd waren gebaseerd op het standpunt van zijn cliënt. Verweerder had geen reden om aan de juistheid daarvan te twijfelen. Deze stellingen zijn niet te kwalificeren als onnodig grievende uitlatingen aan het adres van klager.
3.3 Verweerder heeft geen relatie met de bloembollenkeuringsdienst BKD en is ook overigens niet op de hoogte van geheime informatie over, of afkomstig van de BKD.
4 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
4.1 De klacht speelt zich af tegen de achtergrond van de bloembollenbranche. De firma, waar klager bestuurder van is, is een bloembollenbedrijf, dat in 2004 failliet is verklaard met benoeming van mr. S. als curator.
4.2 Verweerder heeft diverse cliënten bijgestaan in geschillen tegen de boedel en zodoende geprocedeerd tegen mr. S. in diens hoedanigheid van curator in het faillissement van de firma, onder andere in een procedure bij het Scheidsgerecht voor de Bloembollenhandel.
4.3 Medio 2009 heeft mr. S., als curator in het faillissement van de firma, verweerder ingeschakeld als advocaat van de boedel, in een procedure die mr. S. al eerder namens de failliete boedel had aangespannen tegen een andere vennootschap van klager. Die procedure is medio 2010 geëindigd.
4.4 Verweerder was van 2003 tot medio 2006 curator in het faillissement van C. Bloembollen B.V.
5 BEOORDELING
Ad klachtonderdelen a) en d)
5.1 Met betrekking tot deze klachtonderdelen overweegt de raad dat een advocaat in het algemeen niet mag optreden tegen een voormalige cliënt van hem of van een kantoorgenoot. Een advocaat dient immers te vermijden dat hij in een belangenconflict zou kunnen geraken ten koste van de voormalige cliënt, terwijl deze ervan uit moet kunnen gaan dat vertrouwelijke informatie over hem zelf en de door die advocaat voor hem behandelde zaak niet tegen hem zal worden gebruikt. Dit beginsel ligt ten grondslag aan Gedragsregel 7.
5.2 Deze Gedragsregel ziet evenwel niet op de situatie dat een advocaat naderhand optreedt voor een voormalige wederpartij, in een geschil of kwestie waarin zijn oorspronkelijke cliënt niet betrokken is. Van die situatie is in de onderhavige sprake. Verweerder heeft derhalve niet in strijd met Gedragsregel 7 gehandeld.
5.3 Ten overvloede overweegt de raad dat verweerder, zoals klager ook erkent, nooit is opgetreden vóór klager of aan hem gelieerde vennootschappen en dat klager reeds daarom geen belang heeft bij deze klachtonderdelen.
5.4 De raad is dan ook van oordeel dat klachtonderdeel a ongegrond is.
5.5 Klachtonderdeel d ziet op het feit dat verweerder in het verleden (in 2004) is opgetreden voor een partij die destijds het faillissement van de firma heeft aangevraagd. Dit feit maakt dat verweerder in 2004 de advocaat is geweest van een partij die destijds een wederpartij van de firma betrof. Ook die hoedanigheid levert geen strijd met gedragsregel 7 op; deze gedragsregel belet, zoals hiervoor ook overwogen, verweerder niet om naderhand voor (de curator van) de firma op te treden.
5.6 Ook klachtonderdeel d is derhalve ongegrond.
Ad klachtonderdelen b) en c)
5.7 Klachtonderdelen b en c zien op verweerders handelwijze als advocaat van klagers wederpartij, te weten mr. S. in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de firma.
5.8 Daarom heeft hier te gelden de door het hof van discipline, de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht, gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan worden ingeperkt indien de advocaat: (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.
5.9 Ten aanzien van klachtonderdeel b (het in het geding brengen van informatie en documenten die volgens klager onjuist zijn) is van belang dat vaste rechtspraak van het hof van discipline inhoudt dat een advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem heeft verschaft, dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en dat hij slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.
5.10 Klager heeft niet aangetoond welke documenten van verweerder onjuist zijn en heeft dit klachtonderdeel in zoverre niet voldoende onderbouwd.
5.11 De raad verstaat de klacht voor het overige aldus dat klager doelt op de door verweerder ingenomen stellingen, die verband houden met het standpunt van curator mr. S. dat klager een hoeveelheid bollen uit het faillissement van de firma heeft weggenomen. Onbetwist is dat verweerder ten tijde van zijn bijstand aan mr S. heeft geconstateerd dat 1/3 deel van de bollen uit de failliete boedel was verdwenen. Voorts heeft de raadsman van klager tijdens het onderzoek van de deken bevestigd dat klager bloembollen “in veiligheid heeft gebracht”. De raad constateert op grond hiervan dat blijkbaar een hoeveelheid bloembollen uit de failliete boedel van de firma is verdwenen en dat klager hierin een aandeel heeft gehad. Daarom oordeelt de raad dat de stellingen van verweerder niet voorshands als onjuist gekwalificeerd kunnen worden.
5.12 Nader onderzoek naar de juistheid van het, aldus door verweerder verkondigde, standpunt van mr. S. dient overigens niet in deze tuchtrechtelijke procedure plaats te vinden.
5.13 Ten aanzien van klachtonderdeel c (onnodig grievende uitlatingen tegen klager) overweegt de raad dat klager daarin verweerder in feite verwijt dat hij namens zijn cliënt, de curator, het standpunt uitdraagt dat klager bloembollen heeft weggenomen uit het faillissement. Wederom overweegt de raad dat de juistheid van dit standpunt beoordeeld moet worden in het civielrechtelijk geschil dat klager en zijn wederpartij (curator mr. S.) verdeeld houdt. Het is niet aan de tuchtrechter om daarover te oordelen. Zoals de raad ook ten aanzien van klachtonderdeel b heeft overwogen kunnen de uitlatingen van verweerder niet voorshands als onjuist gekwalificeerd worden, waarmee ook de kwalificatie als "onnodig grievend" voorshands niet gegeven kan worden.
5.14 Op bovenstaande gronden is de raad van oordeel dat verweerder de grenzen van de vrijheid die hem als advocaat in beginsel bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt toekomt niet heeft overschreden. De raad is daarom van oordeel dat klachtonderdelen b en c ongegrond zijn.
Ad klachtonderdeel e
5.15 In dit klachtonderdeel beklaagt klager zich over handelen van verweerder in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Commandeur Bloembollen B.V. Verweerder heeft in deze hoedanigheid opgetreden van 2003 tot medio 2006. Nog doorgelaten de vraag of klager enig belang heeft om te klagen over verweerder in die hoedanigheid, ziet dit klachtonderdeel op handelingen van verweerder die dateren van ruim 3 tot 6 jaar voor indiening van de onderhavige klacht.
5.16 In dit kader overweegt de raad dat, tegenover het maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst, het belang van de advocaat staat dat hij er ter wille van de rechtszekerheid van uit moet kunnen gaan dat zijn optreden na verloop van een redelijke termijn niet meer tuchtrechtelijk ter discussie kan worden gesteld. Klager heeft niet aannemelijk gemaakt waarom hij meer dan 3 jaar heeft gewacht met het indienen van dit klachtonderdeel. Anderzijds zijn voor dit tijdsverloop geen redenen gebleken die zo zwaarwegend zijn dat zij gaan boven eerdergenoemd belang van verweerder bij rechtszekerheid. Daar komt nog bij, dat door het tijdsverloop moeilijk is geworden om de feiten vast te stellen. Dit alles in aanmerking nemende acht de raad in dit geval de termijn waarbinnen de klacht is ingediend onredelijk lang voor zover het de handelingen van verweerder in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Commandeur Bloembollen B.V. betreft, hetgeen leidt tot niet-ontvankelijkheid van klachtonderdeel e.
Ad klachtonderdeel f
5.17 Klager verwijt verweerder in dit klachtonderdeel betrokkenheid bij de Bloembollenkeuringsdienst (BKD). Verweerder betwist dat hij ooit heeft opgetreden voor de Bloembollenkeuringsdienst en dat hij in dit verband tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.
5.18 Het is de raad niet duidelijk geworden waarop het verwijt van klager in dit verband ziet. Dit klachtonderdeel is daarom onvoldoende onderbouwd, zodat de raad dit klachtonderdeel ongegrond verklaart.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klachtonderdelen a, b, c, d en f ongegrond
- verklaart klachtonderdeel e niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. G.J.W. Pulles, J.H.P, Smeets, M.J. Westhoff, M. Ynzonides, leden, bijgestaan door mr. L.H. Rammeloo als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 februari 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 22 februari 2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl