ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2480 Raad van Discipline Amsterdam 12-027A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2480
Datum uitspraak: 20-02-2012
Datum publicatie: 21-02-2012
Zaaknummer(s): 12-027A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: voorzittersbeslissing

Beslissing van 20 februari 2012

in de zaak  12-027A   

naar aanleiding van de klacht van:

Mevrouw

klaagster,

tegen:

Mevrouw Mr.

verweerster

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

 De voorzitter van de raad van discipline heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 19 januari 2012, met kenmerk 1112-196, door de raad ontvangen op 20 januari 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

2. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op voornoemde stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1 Verweerster heeft namens haar cliënte, Woningstichting Ymere, wegens overlast de ontruiming gevorderd van de woning die klaagster van de stichting huurde. Klaagster woonde daar met haar beide volwassen zoons. De kantonrechter heeft de ontruiming bij vonnis van 21 januari 2010 toegewezen.

2.2 Vervolgens heeft klaagster een executiegeschil aanhangig gemaakt, waarna de ontruiming door de executierechter enkele weken is opgeschort. Klaagster heeft uiteindelijk vrijwillig de woning verlaten.

2.3 Het gerechtshof Amsterdam heeft op 4 oktober 2011 in hoger beroep het ontruimingsvonnis van 21 januari 2010 bekrachtigd en klaagster in de proceskosten veroordeeld.

2.4 De ontruimingsprocedure is voorafgegaan door jaren van klachten van en tegen klaagster en haar twee zonen over overlast. Naast de Woningstichting hebben diverse instanties – vergeefs – getracht te bemiddelen.

2.5 Bij brief van 9 november 2011 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3. KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster:

a) in de ontruimingsprocedures bij de kantonrechter en het gerechtshof valse beschuldigingen jegens klaagster en onjuistheden heeft geuit (“alles” is “1000% gelogen”), bij de pleidooizitting van het gerechtshof geen kopie van haar pleitnota aan de advocaat van klaagster heeft gegeven, na die zitting is achtergebleven in de zittingszaal en zich met de raadsheren heeft verstaan en ten slotte niet voortvarend heeft geprocedeerd in hoger beroep;

b)  niet heeft gereageerd op brieven die klaagster rechtstreeks aan haar heeft geschreven;

c) vertrouwelijke informatie over klaagster heeft verstrekt aan een buurvrouw en aan de gemeente Amsterdam;

d) ervoor heeft gezorgd dat de post van klaagster werd ingehouden, waardoor deze is zoekgeraakt en door derden kon worden gelezen;

e) een klacht tegen de advocaat van klaagster heeft ingediend.

4. BEOORDELING

4.1 De voorzitter overweegt met betrekking tot de klacht als volgt. De klacht is gericht tegen de advocaat van de wederpartij van klaagster. Het is de primaire taak van een advocaat om de belangen van zijn cliënt zo goed mogelijk te behartigen. Daarbij komt aan de advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een tegenpartij worden beknot, tenzij daarbij haar belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad.

4.2 Met betrekking tot klachtonderdeel a) kan op grond van de stukken in het klachtdossier naar het oordeel van de voorzitter niet worden gezegd, dat de door verweerster namens haar cliënte in de procedures gedane uitlatingen of ingenomen stellingen geen redelijk doel dienden. Dat verweerster wist of behoorde te weten dat de uitlatingen of stellingen onjuist waren, is niet gesteld of gebleken. Nader onderzoek naar de juistheid van die stellingen hoefde verweerster niet te doen. Naar het oordeel van de voorzitter zijn zij in de context van het geschil ook niet onnodig grievend. De conclusie luidt dat verweerster met de door klaagster bedoelde uitlatingen geen tuchtrechtelijke grenzen heeft overschreden. De overige in klachtonderdeel a) verwoorde verwijten, voor zover deze al tuchtrechtelijk relevant zouden zijn, zijn door verweerster gemotiveerd bestreden en daartegenover door klaagster niet aannemelijk gemaakt. Zodoende zijn deze feiten niet komen vast te staan. Hetzelfde geldt voor de klachtonderdelen c) en d).

4.3 Gezien het voorgaande moeten klachtonderdelen a, c en d kennelijk ongegrond worden verklaard.

4.4 Klachtonderdeel b) faalt ook, omdat het advocaten niet is toegestaan om zich rechtstreeks te wenden tot de wederpartij als deze, zoals klaagster, wordt bijgestaan door een advocaat. Verweerster heeft juist gehandeld door slechts contact te hebben met de advocaat van klaagster.

4.5 Met betrekking tot klachtonderdeel e) heeft verweerster opgemerkt dat zij uitsluitend een klacht heeft ingediend over de wijze waarop Mr. V, (voormalig) advocaat van klaagster, zich over verweerster heeft uitgelaten. Mr. V heeft daarvoor zijn excuses aangeboden. De voorzitter ziet niet in wat verweerster terzake tuchtrechtelijk te verwijten zou zijn.

4.6 Uit het voorgaande volgt dat verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De vele door klaagster geuite beschuldigingen aan het adres van verweerster vinden geen enkele steun in de overgelegde stukken. De klacht moet, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond worden verklaard.

5. BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier, op 20 februari 2012.   

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 21 februari 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster 

En per gewone post aan:

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.