ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2478 Raad van Discipline Amsterdam 12-031A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2478
Datum uitspraak: 08-02-2012
Datum publicatie: 14-02-2012
Zaaknummer(s): 12-031A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat. Beleidsvrijheid. Kennelijk ongegrond.

 Beslissing van 8 februari 2012

in de zaak 12-031A    

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw

klaagster

tegen:

de heer mr.

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 19 januari 2012 met kenmerk 12-031A, door de raad ontvangen op 20 januari 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

Klaagster heeft zich eind 2010 tot verweerder gewend voor een oriënterend gesprek. Hierin heeft klaagster verteld dat zij als freelance journalist een kritisch boek schrijft over misstanden in de jeugdzorg als gevolg waarvan kinderen schade ondervinden. In dit verband heeft klaagster naar voren gebracht dat zij “opvangouder” is geweest van een buurmeisje en dat zij bij jeugdzorg vertrouwelijke informatie rond de opvoeding van dit buurmeisje heeft gemeld. Enige tijd later is het opvangouderschap beëindigd en is door de ouders van het buurmeisje aangifte tegen klaagster gedaan wegens smaad en/of laster. In verband daarmee was klaagster uitgenodigd voor een verhoor op het politiebureau. Verweerder heeft met klaagster afgesproken dat hij de politie zou vragen om een voorgesprek, waarbij verweerder aanwezig zou kunnen zijn. Verder heeft verweerder klaagster meegedeeld dat hij (althans op dat moment) geen concrete taak voor hem als advocaat zag weggelegd, zodat hij ook geen toevoeging kon aanvragen. In verband daarmee heeft verweerder tot en met de inleiding van het gesprek met de politie een tariefafspraak gemaakt van € 50,-- per uur exclusief BTW. Verweerder heeft met de politie gesproken, maar kreeg te horen dat een voorgesprek niet mogelijk was, hetgeen verweerder klaagster bij

e-mail van 26 november 2010 heeft meegedeeld. In deze e-mail heeft verweerder klaagster geadviseerd de vragen kort en zakelijk te beantwoorden. Nadat verweerder het dossier had gesloten omdat klaagster had aangegeven geen vertrouwen meer in hem te hebben, heeft verweerder klaagster op haar vraag om verwijzing naar een andere advocaat verwezen naar www.alleadvocaten.nl.

Verweerder  heeft aan klaagster een rekening gestuurd van € 187,50.

Bij brief van 14 november 2011 heeft klaagster bij de deken een tuchtklacht ingediend tegen verweerder.

KLACHT

De klacht houdt in, zakelijk weergegeven, dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld doordat hij:

a. in reactie op het verzoek van klaagster om juridische bijstand alles weigerde;

b. niet is ingegaan op vragen van klaagster in verband met een tegen haar  

lopend politieonderzoek;

c. klaagster niet wilde doorverwijzen naar een andere advocaat;          

d. in plaats van een toevoeging aan te vragen voor klaagster, een uurtarief van € 50,-- per uur exclusief BTW in rekening heeft gebracht.

BEOORDELING

De onderdelen a, b en c van de klacht lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Bij de beoordeling van die onderdelen staat voorop dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid, in overleg met de cliënt, dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Daarbij kan een advocaat niet verplicht worden om een opdracht aan te nemen die hij onhaalbaar acht. Het is immers ook de taak van een advocaat zijn cliënt te behoeden voor kansloze en kostbare procedures. Dat advocaat moet dit dan wel goed uitleggen aan zijn cliënt. Ook dient de advocaat de beslissing om de zaak niet verder te behandelen zo tijdig kenbaar te maken en de cliënt te wijzen op de te nemen stappen, dat de cliënt daarvan geen procedurele schade ondervindt. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is overigens in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerder zal aan de hand van deze normen worden beoordeeld.

Verweerder heeft, gemeten naar deze normen, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Reeds bij de intake en bevestigd in zijn brief van 21 november 2010 aan klaagster heeft verweerder kenbaar gemaakt dat hij de problemen en zorg van klaagster begrijpt en waardeert maar dat hij er als advocaat weinig concrete hulp aan kan verbinden. De met klaagster gemaakte afspraken is verweerder nagekomen. Zo heeft verweerder onder meer contact opgenomen met de politie over het verhoor van klaagster en heeft verweerder gereageerd op de aansprakelijkstelling wegens laster. Verweerder heeft er vervolgens geen misverstand over laten bestaan dat hij verder niets voor klaagster kon betekenen.  Die vrijheid heeft een advocaat. In beginsel is er geen rechtsplicht voor een advocaat tot het verlenen van bijstand. Verweerder heeft zijn werkzaamheden voorts niet beëindigd op een moment of een wijze die klaagster schade heeft berokkend. Dat verweerder anderszins, gezien voormelde toetsingsmaatstaf heeft gehandeld in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, is de voorzitter niet gebleken.

Klachtonderdelen a, b en c zijn dan ook kennelijk ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel d overweegt de voorzitter als volgt. Het was reeds bij de intake duidelijk dat er geen toevoeging kon worden aangevraagd omdat er op dat moment geen sprake was van een concrete taak dan wel een strafzaak en dat een uurtarief in rekening zou worden gebracht van € 50,-- per uur. Niet is gebleken dat na de intake de omstandigheden zodanig waren gewijzigd dat van verweerder moest worden verwacht dat hij nadere toevoegingsmogelijkheden voor klaagster moest onderzoeken. Verweerder heeft zijn declaratie bovendien gematigd tot de helft van de daadwerkelijk aan de zaak bestede uren. Dit betekent dat dit klachtonderdeel ook kennelijk ongegrond is.

De conclusie luidt dat de klacht met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond moet worden verklaard.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo griffier op 8 februari 2012.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 8 februari 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.