ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2374 Raad van Discipline Amsterdam 11-188H

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2374
Datum uitspraak: 31-01-2012
Datum publicatie: 31-01-2012
Zaaknummer(s): 11-188H
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Betreft klacht tegen advocaat van de wederpartij. Verweerder staat de buren van klager bij in het geschil over onder andere overhangende takken en vensters in een muur. In de conclusie van antwoord heeft verweerder zich onnodig grievend over klager uitgelaten. Klacht is gegrond; berisping. Geen inzagerecht voor klager in tuchtrechtelijk verleden verweerder. Geen door art. 46 Advocatenwet beschermd belang dat vordert dat beslissing in dit geval openbaar wordt gemaakt op de voet van art. 48 lid 3 Advocatenwet.

Beslissing van 31 januari 2012

in de zaak 11-188H.

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mr.

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 15 juni 2011 met kenmerk sl/es/231, door de raad ontvangen op 16 juni 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 30 november 2011 in aanwezigheid van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in paragraaf 1.1 bedoelde brief aan de raad

- de stukken genummerd 1 – 27 met bijlagen zoals vermeld in de bij de brief van

 15 juni 2011 genoemde inventarislijst.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Verweerder staat de buren van klager bij in een geschil met klager over overhangende takken, bomen die te dicht op de erfgrens staan en vensters in hun huis die uitzicht bieden op de woning en de tuin van klager.

2.2 Bij dagvaarding van 4 november 2010 heeft klager een procedure tegen zijn buren aanhangig gemaakt. Verweerder heeft namens de buren van klager, op 29 december 2010 een conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie ingediend. In die conclusie van antwoord heeft verweerder onder meer geschreven:

“Hij heeft zonder enig succes een makelaarskantoor in [woonplaats klager] geëxploiteerd en heeft zijn activiteiten moeten staken i.v.m. ernstige psychische klachten. [1]

Zijn gedrag is volledig onaangepast. [2]

(…)

Het is kenmerkend voor eiser dat hij eerst eigenrichting pleegt en vervolgens zich wend[sic] tot de rechter om zijn vermeende gelijk aan zijn zijde te krijgen. [3]

(…)

De monumentale boom is zwaar beschadigd.[4]

(…)

Uiteraard kan [klager] de overhangende bladeren verwijderen.

De afvalbakken van [klager] komen dan nog beter tot hun recht! [5]

(…)

[Klager] pleegt uren achter deze ramen door te brengen om [de buren] in de tuin te kunnen begluren.

[De buren] hebben geconstateerd dat [klager] daar bevrediging uitput. [6]

(…)

Volstrekt duidelijk is dat [klager] geen enkel belang heeft bij zijn vordering en miskent dat gedaagden recht en belang hebben op licht inval. [7]

(…)

[Klager]  heeft geen enkele boodschap aan [de buren]. [8]”

 De raad heeft de nummers aan de citaten toegevoegd.

2.3 Bij brief van 30 december 2010 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij zich in de conclusie van antwoord onnodig grievend heeft uitgelaten over klager.

4 BEOORDELING

4.1 De raad stelt voorop dat een advocaat een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënten te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt. Deze kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij of anderszins bij de behartiging van de belangen van zijn cliënten de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.

4.2 Uit de hierboven weergegeven citaten met de nummers 1, 2 en 6 blijkt dat verweerder de grenzen van de hem als advocaat toekomende vrijheid heeft overschreden en het in gedragsregel 31 neergelegde gebod zich niet onnodig grievend uit te laten heeft geschonden. Het opnemen van de bedoelde opmerkingen in de conclusie van antwoord was in het geheel niet relevant of functioneel voor het namens de buren door verweerder te voeren verweer. De citaten geven blijk van onvoldoende professionele distantie.

4.3 De klacht is gegrond.

4.4 Klager heeft de raad ter zitting verzocht om (i) inzage in mogelijk eerdere tuchtrechtelijke veroordelingen van verweerder op de voet van art. 46 lid 5 Advocatenwet en (ii) openbaarmaking van de beslissing in deze zaak op de voet van art. 48 lid 3 Advocatenwet.

4.5 Artikel 46d lid 5 bepaalt het volgende:

“Bij het ter kennis brengen aan de raad van discipline van de in het vierde lid bedoelde klacht, legt de deken een verklaring over waaruit blijkt of tegen de advocaat, tegen wie de klacht is ingediend, eerder tuchtrechtelijke klachten zijn ingediend. Indien de advocaat eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld, vermeldt de verklaring tevens de maatregel die is opgelegd.”

Dit artikel schept de grondslag voor verstrekking van een opgave van eerdere tuchtrechtelijke veroordelingen door de deken aan de raad. Dit artikel biedt geen grond, net zo min als enige andere bepaling in de Advocatenwet, om aan klagers inzage te geven in eerdere tuchtrechtelijke veroordelingen van de advoca(a)t(en) tegen wie zij een klacht hebben ingediend. De raad zal derhalve niet aan het verzoek van klager om hem inzage te geven in de eerdere tuchtrechtelijke veroordeling(en) van verweerder voldoen.

4.6 De raad wijst het verzoek van klager de uitspraak openbaar te maken op de voet van artikel 48 lid 3 Advocatenwet af, nu de in artikel 46 Advocatenwet beschermde belangen in dit geval – waar het gaat om onnodig grievende uitlatingen gericht aan de wederpartij van de cliënt – de openbaarmaking van de maatregel niet vorderen.

5 MAATREGEL

5.1 De raad is van oordeel dat de maatregel van een berisping passend en geboden is. Verweerder is eerder tuchtrechtelijk veroordeeld wegens het doen van onnodig grievende mededelingen. Kennelijk heeft verweerder – ten onrechte – in die eerdere veroordelingen geen aanleiding gezien de wijze waarop hij zich uit aan te passen. De raad rekent dit verweerder aan. Tijdens de mondelinge behandeling van de klacht heeft verweerder er geen blijk van gegeven zich bewust te zijn van de klachtwaardigheid van zijn handelen. De raad heeft ook deze omstandigheid meegewogen bij de vaststelling van de maatregel.

 BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van een berisping op.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mr. L.D.H. Hamer, mr. J.M. van de Laar, mr. A.G. van Marwijk Kooy en mr. S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. L.C. Dufour als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 31 januari 2012

voorzitter           griffier

Deze beslissing is in afschrift op 31 januari 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep worden ingesteld bij het hof van discipline door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl