ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2370 Raad van Discipline Amsterdam 11-187A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2370
Datum uitspraak: 31-01-2012
Datum publicatie: 31-01-2012
Zaaknummer(s): 11-187A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Betreft klacht tegen eigen advocaat. Klachten over kwaliteit dienstverlening van eigen advocaat en het door de advocaat niet tijdig voor de mondelinge behandeling van het verzoek van klager tot alimentatieverlaging indienen van draagkrachtberekening. Niet voldoende feiten vast komen te staan voor een oordeel van de raad over de kwaliteit van de verleende diensten. Het niet tijdig aan de rechtbank toesturen van de draagkrachtberekening – zoals was afgesproken met klager – is klachtwaardig. Waarschuwing.

Beslissing van 31 januari 2012

in de zaak 11-187A    

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mr.

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 14 juni 2011 met kenmerk GK/YH 1011-222, door de raad ontvangen op 16 juni 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 30 november 2011 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de brief aan de raad van 14 juni 2011

- van de stukken genummerd 1 t/m 30 met bijlagen, zoals vermeld in de bij de brief van 14 juni 2011 genoemde inventarislijst

- de aanvullende stukken die klager bij brief van 15 november 2011 aan de raad en aan verweerder heeft toegestuurd.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Klager heeft zich in mei 2007 tot verweerder gewend met het verzoek een procedure te starten tot verlaging van de door hem te betalen kinder- en partneralimentatie. De achtergrond van dit verzoek was gelegen in de beëindiging van klager’s arbeidsovereenkomst per 1 september 2007.

2.2 Verweerder heeft op 1 augustus 2007 twee afzonderlijke verzoekschriften bij de rechtbank ingediend: één houdende het verzoek tot verlaging van de kinderalimentatie van de twee dochters van klager en één houdende het verzoek tot verlaging van de partneralimentatie voor de ex-echtgenote van klager..

2.3 Mr. S heeft namens de ex-echtgenote en de oudste dochter van klager verweerschriften tegen de verzoeken van klager ingediend.

2.4 Bij brief van 18 december 2007 heeft de rechtbank verweerder bericht dat de datum voor de mondelinge behandeling van het verzoek was vastgesteld op 18 februari 2008 9:45 uur. Bij deze brief was een lijst gevoegd met stukken die namens klager voorafgaand aan de zitting diende te worden ingebracht.

2.5 Verweerder heeft kopie van deze brief per e-mail van 21 december 2007 aan verweerder gestuurd met het verzoek de over te leggen stukken aan hem toe te sturen.

2.6 Klager heeft verweerder op 22 december 2007 een e-mail gestuurd waarin hij heeft geschreven dat de brief van de rechtbank en de lijst met over te leggen stukken niet goed leesbaar waren. Klager heeft verweerder verzocht de brief per gewone post aan hem toe te sturen en hem mede te delen wanneer hij uiterlijk de stukken wil ontvangen.

2.7 Klager heeft verweerder op 3 januari 2008 een e-mail gestuurd waarin hij constateert dat verweerder niet heeft gereageerd op zijn e-mail van 22 december 2007 en de brief van de rechtbank niet per post heeft ontvangen. Klager heeft in deze e-mail deze planning gemaakt:

“28-01: alle benodigde stukken van mijn kant bij u. Ik hoor nog van u welke dat zijn.

01-02: alle uitgewerkte stukken voor rechtbank van uw kant bij mij

06-02: alle stukken doorspreken met elkaar. Ik hoor graag een tijd van u.

07-02: beoordeling nieuwe versie stukken door mij een laatste aanpassingen door u

08-02: beoordeling definitieve stukken door mij en verzending naar rechtbank (=laatste mogelijke datum voor verzending)”

2.8 Klager heeft per e-mail van 28 januari 2008 de stukken voor de zitting van 18 februari 2008 aan verweerder gestuurd met opmerkingen en aanvullende verzoeken.

2.9 Uit de specificatie bij declaratie 1000016921 die verweerder aan klager heeft gestuurd, blijkt dat op 5 februari 2008 een bespreking van 30 minuten met klager op kantoor van verweerder heeft plaatsgevonden. Eveneens blijkt uit deze specificatie dat verweerder op 5 februari 2008 18 minuten heeft besteed aan “alimentatieberekening”.

2.10 Op 5 februari 2008 heeft verweerder klager twee draagkrachtberekeningen per e-mail gestuurd, een zonder kosten waarover discussie zou kunnen ontstaan en de ander met deze kosten. Verweerder heeft in de begeleidende e-mail onder meer geschreven:

“Gebleken is dat u in beide gevallen onvoldoende draagkracht hebt.

(…)

Voor wat betreft het voorstel waarover u het had meen ik dat een bedrag van EUR 150,00 per maand te hoog is. Het staat u uiteraard vrij om een dergelijk voorstel te doen doch ik moet u daar uiteraard op wijzen.”

2.11 Op 6 februari 2008 heeft verweerder een bespreking van 30 minuten met klager op kantoor gehouden, zo blijkt uit de hierboven genoemde specificatie van de declaratie.

2.12 Klager heeft verweerder in een e-mail van 7 februari 2008 een voorstel tot een definitieve schikking van het geschil over de hoogte van de te betalen partner- en kinderalimentatie toegestuurd.

2.13 Op 18 februari 2008 heeft de mondelinge behandeling van de verzoeken van klager ten overstaan van de rechtbank plaatsgevonden. Tijdens die zitting kwamen klager en verweerder tot de ontdekking dat de draagkrachtberekening niet naar de rechtbank en de wederpartij was verstuurd. De rechtbank heeft ter zitting gezegd dat zij zelf een eigen draagkrachtberekening van de draagkracht van de alimentatieplichtige maakt. Het geschil tussen klager, zijn ex-echtgenote en zijn dochters over de hoogte van de te betalen alimentatie is niet voorafgaand en niet tijdens de zitting geschikt.

2.14 Bij beschikking(en) van 19 maart 2008 heeft de rechtbank op de verzoeken van klager beslist. Klager’s verzoeken zijn niet (op alle punten) gehonoreerd.

2.15 In een per e-mail gestuurde brief van 14 maart 2008 heeft verweerder klager bericht ontevreden te zijn over de wijze waarop verweerder op de zitting van 18 februari 2008 het woord namens klager had gevoerd, de wijze waarop hij klager van tevoren had voorgelicht over de (on)mogelijkheid nadere stukken ter zitting over te leggen en over het niet voor de zitting versturen van de draagkrachtberekening aan de rechtbank en aan de wederpartij.

2.16 Klager heeft op 20 maart 2008 meer dan eens telefonisch contact gezocht met het kantoor van verweerder. Klager had eerder van de griffie begrepen dat de beschikking(en) inmiddels wa(s)(ren) uitgesproken en aan zijn advocaat, verweerder, wa(s)(ren) toegestuurd. Hij wilde weten wat de beschikking(en) inhield(en).

Verweerder heeft klager een e-mail van 20 maart 2008 geschreven in reactie op zijn brief van 14 maart 2008 en zijn telefoontjes van die dag over de beschikking(en). Verweerder had op dat moment nog niet kennis genomen van de beschikking(en) omdat “Stukken van de rechtbank ons per koerier [worden] toegestuurd dus deze hebben wij nooit dezelfde dag binnen.” Voorts heeft verweerder in deze e-mail geschreven:

“Ik heb niet kunnen achterhalen waarom de rechtbank (en [mr. S]) de draagkrachtberekening niet hebben ontvangen. (…)

Uiteraard stel ik het op prijs om over het bovenstaande nog nader van gedachten met u te wisselen.”

2.17 Verweerder heeft het ertoe geleid dat klager op 20 maart 2008 kopie van de beschikking(en) heeft ontvangen.

2.18 Bij brief van 30 april 2008 heeft klager verweerder aansprakelijk gesteld voor de schade die klager stelt te lijden als gevolg van de voor hem ongunstige beschikking(en) en de kosten die klager aan verweerder voor door hem verleende rechtsbijstand heeft voldaan. Klager heeft deze brief - na telefonisch overleg daarover - aan mr. L van het kantoor van verweerder gestuurd.

2.19 Mr. L heeft bij brief van 5 juni 2008 gereageerd op de brief van klager van 30 april 2008. Daarin staat - voor zover van belang - het volgende vermeld:

“Tevens geeft [verweerder] in deze e-mail [de e-mail van 20 maart 2008] aan het op prijs te stellen om nader van gedachten met u te wisselen. In zijn e-mail spreekt [verweerder] niet over de termijn van hoger beroep, tot 19 juni 2008, daar hij u uitnodigt voor een bespreking en bij die bespreking daarover van gedachten kan worden gewisseld. [Verweerder] verzocht mij u nadrukkelijk op die appeltermijn van 19 juni aanstaande te wijzen, nu het niet tot een bespreking is gekomen.

(…)

Gelet op het bovenstaande zult u begrijpen dat ik uw klacht op dit moment niet kan afdoen, behoudens de klachten ten aanzien van het niet overleggen van de draagkrachtberekening. Ten aanzien daarvan acht ik uw klacht niet gerechtigd. Voor wat betreft de andere klachten acht ik deze te vaag en te weinig concreet om daar nu al een oordeel over te kunnen geven en verzoek ik u mij concreet aan te geven waar u op doelt.

Met nadruk wijs ik u nogmaals op de beroepstermijn, die tot 19 juni aanstaande loopt. Voor die datum zult u, indien die in beroep wilt komen, in beroep moeten gaan.

Zelf ben ik de mening toegedaan dat u, indien u beroep overweegt, zich ten volle moeten richten op de ontslagvergoeding en dan met name ten aanzien van de kosten die u zult moeten maken om de schade van een mogelijke pensioenbreuk te voorkomen. Dat betekent wel dat u berekeningen zult moeten overleggen waaruit een eventueel pensioentekort blijkt.”

2.20 Klager heeft mr. L bij faxbrief van 12 juni 2008 geantwoord. Klager is niet inhoudelijk ingegaan op de weerlegging door mr. L van zijn klacht, hij heeft voorgesteld in week 26 een bespreking te plannen om een en ander te bespreken. Klager constateert dat nog zes dagen van de beroepstermijn resteren. Hij noemt zeven onderwerpen die naast de pensioenbreuk ook in het hoger beroep aan de orde moeten komen. Klager heeft deze brief als volgt afgesloten:

“Nu u heeft gemeend 5 weken de tijd te hebben moeten nemen voor uw schriftelijke reactie en de tijd tot een eventueel in beroep gaan dringt verzoek ik u dringend mij per omgaande per e-mail ([e-mailadres klager]) of per telefoon (zie briefhoofd voor telefoonnummers!) te informeren omtrent:

* of de onder de punten 1 t/m 7 in de beroepsprocedure kunnen worden ingebracht

* welke stappen ondernomen moeten worden voor een eventuele beroepsprocedure en in welk tijdsbestek deze dienen te worden uitgevoerd.”

2.21 Mr. L heeft klager geantwoord bij brief van 13 juni 2008. Deze brief heeft mr. L per post aan klager gestuurd. Mr. L schrijft in deze brief:

“Wat een bespreking betreft: deze bespreking kan plaatsvinden op dinsdag 24 juni 2008 te 11:00 uur.

De beroepstermijn, die per 19 juni 2008, afloopt:

Gelet de klachtprocedure en het gebrek aan vertrouwen, die daaruit blijkt, moet de relatie verstoord worden geacht en zult u voor het hoger beroep rechtsbijstand van een andere raadsman moeten inroepen. Mogelijk is bijvoorbeeld mr. [Y], kantoorhoudende te [adres]. U kunt hem bereiken op het telefoonnummer [telefoonnummer].”

2.22 Klager heeft geen hoger beroep ingesteld tegen de beschikking(en) van 19 maart 2008.

2.23 Klager en mr. L hebben op 24 juni 2008 de bezwaren van klager over het optreden van verweerder tijdens de zitting van 18 februari 2008 en het niet vooraf aan de rechtbank en de wederpartij toesturen van de draagkrachtberekening besproken. Mr. L heeft klager naar aanleiding van die bespreking bij brief van 27 juni 2008 het volgende – voorzover relevant voor de beoordeling van de klacht – bericht:

“U verzocht mij mede te delen of ons kantoor bij de klachtencommissie is aangesloten. Dat is niet het geval. U verzocht mij tevens aan te geven of ons kantoor bereid zou zijn medewerking te willen verlenen aan behandeling door de klachtencommissie. Die bereidheid bestaat er niet aangezien wij van mening zijn dat alle argumenten nu reeds afdoende zijn uitgewisseld.”

2.24 Bij brief van 15 november 2010 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) toezeggingen gedaan tijdens het intakegesprek, op basis waarvan klager heeft besloten verweerder in te schakelen, niet is nagekomen;

b) volstrekt en consequent door klager aangedragen relevante informatie en reacties op door zijn ex-echtgenote naar voren gebrachte stellingen, voor en tijdens de zitting op 18 februari 2008 heeft genegeerd;

c) zeer grof nalatig de zaak van klager heeft behandeld door de in overleg met klager opgestelde draagkrachtberekening niet tijdig voor de zitting van 18 februari 2008 naar de rechtbank en naar de wederpartij te sturen;

d) een 100% verkeerd advies heeft gegeven aan klager over het door de wederpartij voorafgaand aan de zitting gedane schikkingsvoorstel;

e) de belangen van klager ter zitting van 18 februari 2008 op volstrekt incompetente wijze heeft behartigd na door de rechtbank in gebreke te zijn gesteld;

f) heeft geweigerd de beschikking van de rechtbank van 19 maart 2008 aan klager op te sturen, nadat klager van de griffie had voornomen dat de beschikking al beschikbaar was en kantoorgenoten van verweerder klager hadden gezegd dat de beschikking nog niet voorhanden was;

g) hij, althans zijn kantoorgenoot mr. L, die de klacht van klager namens het kantoor van verweerder behandelde, heeft geweigerd het geschil met klager voor te leggen aan de Geschillencommissie Advocatuur; en

h) hij, althans zijn kantoorgenoot mr. L, drie dagen voor het verstrijken van de beroepstermijn aan klager heeft medegedeeld dat verweerder’s kantoor klager niet wilde vertegenwoordigen in hoger beroep, waardoor klager niet de mogelijkheid heeft gehad in hoger beroep te gaan terwijl hiervoor wel voldoende aanknopingspunten bestonden. 

4 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a) en d)

4.1 Bij de beoordeling van de onderdelen a en d stelt de raad voorop dat een advocaat een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. De advocaat heeft bij de behandeling van een zaak de leiding en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient hij te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is in het algemeen eerste sprake wanneer de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of onjuist adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

4.2 De raad heeft niet kunnen vaststellen dat verweerder ten aanzien van de onder a en d bedoelde feiten, klager kennelijk onjuist heeft geadviseerd of onjuist voor klager is opgetreden. Ook heeft de raad niet kunnen vaststellen dat verweerder in de communicatie hierover tekort is geschoten. Of verweerder aan klager toezeggingen heeft gedaan over de wijze waarop hij de zaak van klager zou behandelen en zou bepleiten, die klager ertoe hebben geleid voor verweerder als raadsman in de alimentatieprocedures te kiezen en die verweerder niet is nagekomen, is niet komen vast te staan. Evenmin is komen vast te staan dat verweerder klager onjuist heeft geadviseerd over klager’s reactie op een door zijn ex-echtgenote mede namens hun dochters gedaan schikkingsvoorstel voorafgaand aan de zitting van 18 februari 2008.

4.3 Klachtonderdelen a en d zijn niet gegrond.

Ad klachtonderdeel b) en e)

4.4 Ten aanzien van de verwijten van klager dat het optreden van verweerder ter zitting van 18 februari 2008 de hierboven onder 4.2 geschetste grenzen heeft overschreden, kan de raad niet anders oordelen dan dat de door klager hieraan ten grondslag gelegde feiten door verweerder worden betwist en deze aldus niet zijn komen vast te staan. Uit hetgeen ter zitting door klager en verweerder naar voren is gebracht, is wel het beeld naar voren gekomen dat de door verweerder op 18 februari 2008 verleende rechtsbijstand – mede door verweerder’s veronderstelling dat de draagkrachtberekening deel uitmaakte van de stukken van het geding – niet optimaal is geweest, maar dat verweerder de belangen van klager kennelijk onjuist ter zitting heeft behartigt is niet komen vast te staan.

4.5 Klachtonderdelen b en e zijn niet gegrond.

ad klachtonderdeel c)

4.6 Dit onderdeel ziet op het niet (tijdig) indienen van de draagkrachtberekening bij de rechtbank voor de zitting van 18 februari. 2008. De raad is van oordeel dat verweerder op dit punt is tekortgeschoten in de door hem te betrachten zorg voor de belangen van klager. Ter zitting heeft verweerder erkend dat het zijn bedoeling was de draagkrachtberekening die hij in nauw overleg met klager had opgesteld, tijdig voorafgaand aan de zitting aan de rechtbank op te sturen. Verweerder heeft niet kunnen achterhalen en ook ter zitting niet duidelijk kunnen maken waarom de draagkrachtberekening niet aan de rechtbank is verstuurd. Het niet tijdig versturen van de draagkrachtberekening is een aan verweerder toerekenbare omstandigheid. Het had op de weg van verweerder gelegen er alles aan te doen de stukken waarop het verzoek tot verlaging van de alimentatie van klager was gebaseerd tijdig en compleet bij de rechtbank  in te dienen, ook omdat de tijd die de rechtbank inplant voor zittingen over verlaging van alimentatie beperkt is. Dit klemt te meer daar de rechtbank het advocaten in dit soort zaken niet toestaat pleitaantekeningen te overleggen.

4.7 Klachtonderdeel c is gegrond.

ad klachtonderdeel f

4.8 Het verwijt dat verweerder op 20 maart 2008 zou hebben geweigerd de beschikking van 19 maart 2008 aan klager toe te sturen, is niet gegrond. Op het moment dat verweerder bekend werd met het verzoek van klager hem de beschikking toe te sturen, had verweerder de beschikking nog niet ontvangen. Zodra verweerder kopie van de beschikking had ontvangen, heeft hij deze aan klager toegestuurd. Dat verweerder niet op de dag dat de rechtbank de beschikking heeft gewezen, deze in handen van klager kon stellen, is niet klachtwaardig. De organisatie van de rechtbank en de organisatie van een advocatenkantoor is niet zodanig en hoeft ook niet zodanig te zijn dat – in zijn algemeenheid, spoedeisende zaken uitgezonderd – rechterlijke uitspraken direct na het wijzen daarvan ter beschikking staan van de behandelend advocaat.

4.9 Klachtonderdeel f is niet gegrond.

ad klachtonderdeel g

4.10 Verweerder, noch zijn kantoor, heeft klachtwaardig gehandeld door niet vrijwillig mee te werken aan behandeling van klager’s klacht door de Geschillencommissie Advocatuur. Deelname van advocatenkantoren aan de Geschillencommissie Advocatuur en/of het voorleggen van een specifiek geschil aan de Geschillencommissie geschiedt op vrijwillige basis. Noch de wet, noch een verordening van de Nederlandse Orde van Advocaten verplicht een advocaat of zijn kantoor mee te werken aan oplossing van een geschil met een (ex)cliënt door de Geschillencommissie Advocatuur.

4.11 Klachtonderdeel g is niet gegrond.

klachtonderdeel h

4.12 Vaststaat dat verweerder klager niet zelf heeft gewezen op de datum waarop de appeltermijn afliep. De kantoorgenoot van verweerder, mr. L, heeft voor het eerst in zijn brief van 5 juni 2008 klager op deze termijn gewezen. Het ligt op de weg van de behandelend advocaat om zijn cliënt, als hij hem een rechterlijke uitspraak toestuurt of ter hand stelt, schriftelijk te wijzen op de datum waarop de appeltermijn afloopt. In geval van een voor de cliënt ongunstige rechterlijke uitspraak, mag van de behandelend advocaat worden verwacht dat hij de kansen en mogelijkheden in hoger beroep aan zijn cliënt kenbaar maakt.

4.13 Verweerder heeft klachtwaardig gehandeld door klager niet eerder dan 5 juni 2008 schriftelijk op het einde van de appeltermijn te wijzen en door klager niet eerder duidelijk te maken dat hij – noch één van zijn kantoorgenoten – klager in de hoger beroepprocedure zou bijstaan. De raad rekent het verweerder aan dat klager eerst in de per gewone post verstuurde brief van mr. L van 13 juni 2008 ervan op de hoogte werd gesteld dat noch verweerder, noch één van zijn kantoorgenoten hem zouden bijstaan in een appelprocedure wegens een vertrouwensbreuk.

4.14 De raad geeft geen oordeel over de vraag of het hoger beroep voor klager tot een gunstiger resultaat had kunnen leiden.

4.15 Klachtonderdeel h is gegrond.

5 MAATREGEL

5.1 De raad is van oordeel dat de maatregel van een enkele waarschuwing passend en geboden is. Door de wijze waarop verweerder klager heeft bijgestaan, is er de mogelijkheid ontstaan dat de belangen van klager (ernstig) zijn geschaad. De raad kan niet beoordelen of de belangen van klager daadwerkelijk (ernstig) zijn geschaad, maar verweerder heeft de mogelijkheid van beschadiging laten ontstaan, en dus acht de raad het opleggen van een maatregel op zijn plaats. Nu de raad niet eerder een klacht tegen verweerder gegrond heeft geacht, volstaat de raad met de maatregel van een enkele waarschuwing.

 BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdelen c en h gegrond;

- verklaart klachtonderdelen a, b, d, e, f en g ongegrond

- legt aan verweerder de maatregel op van een enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mr. L.D.H. Hamer, mr. J.M. van de Laar, mr. A.G. van Marwijk Kooy en mr. S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. L.C. Dufour als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 31 januari 2012.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 31 januari 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan voor wat betreft de gegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep worden ingesteld bij het hof van discipline door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Voor wat betreft de ongegrond verklaarde klachtonderdelen kan beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl