ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2369 Raad van Discipline Amsterdam 10-269A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2369 |
---|---|
Datum uitspraak: | 31-01-2012 |
Datum publicatie: | 31-01-2012 |
Zaaknummer(s): | 10-269A |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Klacht gegrond, zonder maatregel |
Inhoudsindicatie: | 47a voortzetting klacht door deken na intrekking ex artikel 47a Advocatenwet Feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat de deken de behandeling van de klacht ex artikel 47a advocatenwet om redenen van algemeen belang mag voortzetten. Het gebruik van een bedrag op de derdenrekening zonder duidelijke instructie van de storter is klachtwaardig. |
Beslissing van 31 januari 2012
in de zaak 10-269A
naar aanleiding van de klacht van:
de heer
klager
De behandeling van de klacht is in de zin van artikel 47a Advocatenwet voortgezet als ware deze afkomstig van:
deken
tegen:
de heer mr.
verweerder
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 9 juli 2010, door de raad ontvangen op 12 juli 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 4 januari 2011 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 Bij beslissing van 18 mei 2011 heeft de wrakingskamer van deze raad het verzoek tot wraking van verweerder jegens de voorzitter toegewezen en bepaald dat de klacht tegen verweerder opnieuw zal worden behandeld in een andere samenstelling.
1.4 Bij brief van 23 mei 2011, door de raad ontvangen op 24 mei 2011, heeft klager zijn klacht tegen verweerder ingetrokken. De raad heeft de behandeling van de klacht op grond van het bepaalde in artikel 47a Advocatenwet om redenen van algemeen belang voortgezet.
1.5 De klacht is verder behandeld ter zitting van de raad van 28 november 2011 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.6 De raad heeft kennis genomen van:
a. de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 25 in de in die brief genoemde inventarislijst;
b. het verweerschrift van 23 november 2011 van verweerder met 19 bijlagen.
2. DE KLACHT
De klacht houdt -zakelijk weergegeven- in dat verweerder een bedrag van € 15.000,- dat klager op de derdengeldrekening van het kantoor van verweerder heeft gestort, niet zorgvuldig heeft beheerd, althans zonder instemming van klager heeft gebruikt voor een ander doel dan waarvoor het bedrag was gestort.
Door aldus te handelen c.q. na te laten, heeft verweerder volgens klager de norm vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.
3. FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:
3.1 Klager heeft eind 2008 met de vennoten van het bedrijf (‘X’) waar hij werkte, afgesproken om te participeren in X middels het kopen van aandelen ter waarde van een bedrag groot
€ 15.000,--.
3.2 Klager heeft een verzoek van de heer Y gehad om het geld te storten op de derdengeldrekening van verweerder. Dat heeft klager gedaan op 25 november 2008. Op het transactieoverzicht staat: “Participatie aandelen [X] België”. Klager heeft een formulier moeten invullen voor het oprichten van een B.V. Vervolgens heeft klager naar aanleiding van interne kwesties bij X besloten om af te zien van de participatie en heeft hij op 8 december 2009 zijn geld teruggevraagd aan de directeur en de stille vennoot van X. Nadat terugbetaling uitbleef, heeft klager contact gezocht met verweerder.
3.3 Per e-mail van 8 december 2009 liet verweerder aan klager weten dat het bedrag zou zijn gestort in het kader van de uitkoop van de heer Z en dat hij daartoe door zijn cliënten was geïnstrueerd. In dezelfde e-mail deelt verweerder klager mee dat er geen afspraak c.q. overeenkomst tussen zijn kantoor en klager bestond en dat het door klager gestorte bedrag diende te worden gezien als lening aan zijn cliënten, die zou worden omgezet in een participatie. Tenslotte verzocht verweerder klager om zich niet meer tot hem te wenden omdat belangenverstrengeling zou kunnen ontstaan.
4. BEOORDELING
4.1 Bij de beoordeling is uitgangspunt de bijzondere maatschappelijke positie van de advocaat en het feit dat hem voorrechten zijn toegekend samenhangend met zijn functie in de rechtspleging. Dit brengt mee dat de advocaat steeds zeer kritisch dient te zijn zowel op het handelen van zijn cliënt als op zijn eigen doen en laten. Hij dient na te gaan of hetgeen van hem gevraagd wordt toegevoegde advocatuurlijke waarde heeft en in de lijn ligt van de opdrachten, die gebruikelijk aan een advocaat worden verstrekt. Een en ander werd ook gereguleerd in de zogenaamde Bruyninckx-richtlijnen, die op het moment van handelen van verweerder nog golden, en thans in de Verordening op de administratie en de financiële integriteit.
4.2 Verweerder had van zijn cliënten begrepen dat klager een bedrag op zijn derdengeldenrekening zou storten, welk bedrag zou worden aangewend om een oud aandeelhouder van zijn cliënten uit te kopen. Het door klager gestorte bedrag diende volgens zijn cliënten te worden gezien als een lening die zou worden omgezet in een participatie. Verweerder heeft de raad genoegzaam kunnen uitleggen waarom deze geldstroom via zijn derdengeldenrekening liep: namelijk ter facilitering van een overnametransactie. Daarvoor mag een derdenrekening worden gebruikt. Van oneigenlijk gebruik daarvan is dan ook niet gebleken.
4.3 Wel is komen vast te staan dat verweerder heeft verzuimd om naar aanleiding van de omschrijving bij de overmaking door klager bij klager zelf navraag te doen of hij met de beoogde betaling instemde, nu klagers omschrijving van zijn betaling niet strookte met de uitleg die verweerders cliënten hem voor de storting hadden gegeven. Door dit na te laten, heeft verweerder ten opzichte van klager tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld. Ook ten opzichte van derden -zoals klager- dient de advocaat immers de nodige zorg te betrachten. Het is tuchtrechtelijk laakbaar dat verweerder -zonder enige mededeling of toestemming van klager- het geld dat klager op de derdengelden rekening van verweerders kantoor heeft gestort voor een ander doel gebruikt dan door klager vermeld op de overschrijving, ook al zou verweerder dat in opdracht van zijn cliënten hebben gedaan. Verweerder heeft immers een eigen verantwoordelijkheid. Voor zover het verweerder zou zijn ontgaan wat klager op de overschrijving had vermeld, komt dat voor zijn risico. De klacht is op dit punt gegrond.
5. MAATREGEL
Nu geen sprake is geweest van oneigenlijk gebruik van de derdengeldenregeling en verweerder blijk heeft gegeven de onjuistheid van zijn handelen in te zien, ziet de raad geen aanleiding een maatregel op te leggen.
BESLISSING:
De raad verklaart het bezwaar gegrond zonder oplegging van een maatregel.
Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. B. Roodveldt, M.W. Schüller, J.H.P. Smeets, S. Wieberdink, leden, met bijstand van mr. L. Koning als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 31 januari 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 31 januari 2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl