ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2367 Raad van Discipline Amsterdam 11-128A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2367 |
---|---|
Datum uitspraak: | 31-01-2012 |
Datum publicatie: | 31-01-2012 |
Zaaknummer(s): | 11-128A |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Onvoorwaardelijke schorsing |
Inhoudsindicatie: | Het niet tijdig indienen van (proces)stukken, het niet toezenden van een gerechtelijke uitspraak en het onbereikbaar zijn voor cliënt, zijn gedragingen zoals een goed advocaat niet betaamt. |
Beslissing van 31 januari 2012
in de zaak 11-128A
naar aanleiding van de klacht van:
de heer
klager
tegen:
de heer mr. drs.
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 29 april 2011, door de raad ontvangen op 2 mei 2011, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad op 28 november 2011. Namens klager is verschenen mr. F.G.J. Staals, advocaat te Amsterdam. Verweerder is in persoon verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Klager heeft pleitnotities overgelegd.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
a. de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m11;
b. en de pleitnotities van klager.
2 DE KLACHT HOUDT ZAKELIJK WEERGEGEVEN IN DAT
onderdeel a
2.1 verweerder te laat, althans, naar de raad begrijpt, (tevens) op onjuiste wijze, een verweerschrift heeft ingediend bij het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen te Curaçao, reden waarom het Gerecht het verweer heeft gepasseerd;
onderdeel b
2.2 verweerder klager niet tijdig een afschrift heeft verzonden van de beschikking van het Gerecht van 25 februari 2010, herhaaldelijk ondanks verzoeken daartoe van klager geen contact met klager heeft opgenomen en correspondentie onbeantwoord heeft gelaten.
2.3 Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerder volgens klager de norm, vastgelegd in art. 46 Advocatenwet, overtreden.
3. FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:
3.1 Verweerder heeft klager bijgestaan in een alimentatiegeschil dat aanhangig was bij het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen te Curaçao.
3.2 De mondelinge behandeling heeft -zonder aanwezigheid van partijen of hun advocaten- plaatsgevonden op 28 januari 2010 te 09.00 uur (plaatselijke tijd).
3.3 Verweerder heeft namens klager via de mail een verweerschrift ingediend met 1 productie (draagkrachtberekening) en wel op 28 januari 2010 te 07.44 uur (plaatselijke tijd).
3.4 Bij ongedateerde mail heeft verweerder het Gerecht bericht:
“in aanvulling op de eerder gestuurde mail waarin vermelde bijlagen ontbraken, mail ik u deze hierbij na.”
3.5 Bij mail van 2 februari 2010 heeft de griffie van het Gerecht verweerder bevestigd dat op 2 februari 2010 de originele stukken (verweerschrift plus producties) door het Gerecht zijn ontvangen.
3.6 Blijkens de beschikking van 25 februari 2010 heeft het Gerecht het verweer van klager (goeddeels) gepasseerd nu blijkens overweging 2.7. van de beschikking klager had verzuimd tijdig salarisspecificaties in het geding te brengen. Het Gerecht heeft de alimentatie vervolgens vastgesteld op € 450,-- per maand ingaand per 1 februari 2010.
3.7 Bij brief van 25 mei 2010 heeft het LBIO klager gesommeerd een alimentatieachterstand te voldoen vanaf februari 2010 tot en met juni 2010 voor een bedrag van € 2.250,--.
3.8 Bij mail van 26 mei 2010 en bij brief van 4 juni 2010 heeft klager verweerder om opheldering verzocht nu hij niet op de hoogte was van de beschikking voornoemd. Tevens maakt klager in laatstgenoemde brief melding van het feit dat verweerder ondanks zijn herhaaldelijk verzoek maar geen contact met hem opneemt.
3.9 Het Gerecht heeft inmiddels op verzoek van klager (die zich heeft laten bijstaan door een andere advocaat dan verweerder) de alimentatie gewijzigd in € 78,50 per maand met ingang van 1 februari 2010.
4. BEOORDELING VAN DE KLACHT
onderdeel a
4.1 De raad is van oordeel dat genoegzaam is gebleken dat verweerder ten opzichte van klager niet die zorg heeft betracht zoals die van verweerder mocht worden verwacht. Immers, als rechtstreeks gevolg van het op niet-correcte wijze (niet volledig) indienen van het verweerschrift (met producties) door verweerder heeft de rechter het verweer namens klager gepasseerd hetgeen tot gevolg heeft gehad dat klager grotendeels in het ongelijk is gesteld. Verweerder heeft aldus een evidente fout gemaakt welke fout blijkens de beschikking van 25 februari 2010 eruit bestaat dat verweerder heeft verzuimd om tijdig salarisspecificaties in het geding te brengen waardoor het Gerecht niet anders kon dan op dat moment bij gebreke van deugdelijke gegevens een maandelijkse alimentatie vast te stellen van € 450,--. De raad rekent verweerder deze handelwijze temeer aan nu is gebleken dat op basis van de inkomensgegevens, die ook verweerder ter beschikking stonden op het moment van indiening van het verweerschrift op 28 januari 2010, het Gerecht op een later moment op basis van diezelfde gegevens, die kennelijk toen wel op correcte wijze in het geding waren gebracht, de alimentatieverplichting voor klager aanzienlijk heeft verlaagd. Dit onderdeel van de klacht is gegrond.
onderdeel b
4.2 Ook dit onderdeel is gegrond. Het behoeft naar het oordeel van de raad nauwelijks betoog dat klager op correcte wijze omtrent de voortgang en afloop van de voor hem gevoerde procedure op de hoogte had moeten worden gehouden en daartoe was het toezenden van de beschikking met toelichting vereist. Wat ook zij van verweerders stelling dat de beschikking door toedoen van een stagiaire in het ongerede zou zijn geraakt, verweerder is als advocaat van klager jegens hem verantwoordelijk. Bovendien is het de raad gebleken dat het van de zijde van verweerder -ondanks de verzoeken van klager om tekst en uitleg- na de datum van de beschikking ‘oorverdovend stil’ is gebleven. Geconcludeerd wordt dat verweerder ook op dit onderdeel schromelijk tekort is geschoten in de zorgplicht die hij ten opzichte van klager had te betrachten. Dit onderdeel van de klacht is eveneens gegrond.
5. MAATREGEL
Gelet op de aard van de geconstateerde verwijten, waarbij op ontoelaatbare wijze de belangen van klager zijn veronachtzaamd en geschaad, ziet de raad aanleiding om een maatregel op te leggen. Bij het bepalen van de op te leggen maatregel neemt de raad in aanmerking dat verweerder het vertrouwen in de advocatuur aanzienlijk heeft geschaad. De raad rekent het verweerder tevens aan dat hij ter zitting niet blijk heeft gegeven van toereikend inzicht in zijn tekortkomingen in deze. Onder deze omstandigheden acht de raad de navolgende maatregel passend en geboden. Tenslotte ziet de raad aanleiding om te bevelen dat deze beslissing en de gronden waarop zij berust op de voet van artikel 48 lid 3 Advocatenwet openbaar zal worden gemaakt.
BESLISSING:
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in alle onderdelen gegrond;
- legt aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van 3 maanden;
- bepaalt dat de schorsing ingaat 1 maand na het in kracht van gewijsde gaan van deze beslissing;
- bepaalt dat de schorsing niet eerder ingaat dan na afloop van alle eventueel voorafgaande schorsingen van verweerder en dat de schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven;
- beveelt dat deze beslissing en de gronden waarop zij berust zal worden openbaargemaakt door aanplakking van deze uitspraak in de advocatenkamer van het Paleis van Justitie te Amsterdam en door toezending van een afschrift van deze uitspraak aan alle raden van Toezicht in den lande met het verzoek om openbaarmaking op de ter plaatse gebruikelijke wijze.
Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. B. Roodveldt, M.W. Schüller, J.H.P. Smeets, S. Wieberdink, leden, met bijstand van mr. L. Koning als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 31 januari 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 31 januari 2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl