ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2366 Raad van Discipline Amsterdam 11-215U 11-216U

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2366
Datum uitspraak: 31-01-2012
Datum publicatie: 31-01-2012
Zaaknummer(s):
  • 11-215U
  • 11-216U
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: klacht cliënt plus dekenbezwaar excessief declareren Het rapport van de deken waarin wordt geconcludeerd dat verweerder alle omstandigheden in aanmerking genomen geen redelijk salaris in rekening heeft gebracht, levert voldoende grond op om tot de vaststelling te komen dat verweerder excessief heeft gedeclareerd.

Beslissing van 31 januari 2012

in de zaak 11-215U en 11-216U     

naar aanleiding van het bezwaar van:

de heer

klager

en het op grond van artikel 46f Advocatenwet ingediende bezwaar van de

deken

tegen:

de heer mr.

verweerder

1.  VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 28 juni 2011, door de raad ontvangen op 30 juni 2011, heeft de deken van  de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad op 28 november 2011 in aanwezigheid van de deken tezamen met zijn stafmedewerkster mevrouw L.M. Pesch, de heer W.J.B.G. Wilkes als gemachtigde van klager en mevrouw drs. P.M. Baart als gemachtigde van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Verweerder heeft pleitnotities overgelegd.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

a. De in punt 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 15 in de in die brief genoemde inventarislijst;

b. Het proces-verbaal van de zitting van 28 november 2011 met pleitnotities van verweerder.

2. DE KLACHT/HET BEZWAAR

2.1 De klacht en het bezwaar houden zakelijk weergegeven in dat verweerder zich schuldig heeft gemaakt aan excessief declareren.

2.2 Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerder volgens klager en de deken de norm, vastgelegd in art. 46 Advocatenwet, overtreden.

3. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het bezwaar kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 Bij tussenbeslissing van 2 maart 2010 heeft de raad verweerder -naar de kern genomen- opgedragen zijn declaratie van 23 oktober 2007 te laten begroten op de voorgeschreven wijze in de Wet Tarieven in Burgerlijke zaken bij de raad van toezicht te Utrecht. Na bezwaar van verweerder, aangezien de werkzaamheden waarop de declaratie ziet niet onder het bereik van voornoemde wet vallen, heeft de raad bij tussenbeslissing van 17 mei 2010 verweerder opgedragen zijn declaratie (met onderliggende stukken) ter beoordeling in te dienen bij de deken te Utrecht, met verzoek aan de deken de omvang en de redelijkheid daarvan te (doen) toetsen.

3.2 Bij faxbericht van 31 mei 2010 heeft verweerder de declaratie met onderliggende stukken bij de deken ingediend.

3.3 Klager heeft op 2 juni 2010 het dossier op het kantoor van de deken ingezien en de deken nadien bij brief van 11 juli 2010 bericht dat het hem opviel dat het voornamelijk om standaarddocumentatie ging en dat het medisch rapport ontbrak.

3.4 Ondanks verzoeken daartoe van de deken aan verweerder bij brieven van 2 augustus 2010 en 26 augustus 2010 heeft verweerder niet op de brief van klager van 11 juli 2010 gereageerd. Bij brief van 13 september 2010 heeft de deken partijen bericht dat hij overgaat tot het opgedragen onderzoek.

3.5 De deken heeft zijn bevindingen opgetekend in zijn rapport van 6 juni 2010 met als conclusie dat verweerder bij het vaststellen van zijn declaratie niet conform het gestelde in artikel 25 lid 1 van de Gedragsregels 1992 een, alle omstandigheden in aanmerking genomen, redelijk salaris in rekening heeft gebracht en daarmee niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

3.6 Bij brief van 28 juni 2010 heeft verweerder aangegeven het niet eens te zijn met het onderzoek van de deken. Hij pleit daarin voor een onderzoek door een ‘tegendeskundige’.

4. BEOORDELING VAN DE KLACHT EN HET BEZWAAR

4.1 Nu de klacht en het bezwaar gelijkluidend zijn, lenen zij zich voor een gezamenlijke behandeling.

4.2 De raad oordeelt dat zowel de klacht als het bezwaar gegrond is. De raad ziet geen aanleiding om de bevindingen van de deken in twijfel te trekken. Integendeel, de raad meent gezien de inhoud en opzet van het rapport, dat het onderzoek zorgvuldig en gedegen is verricht. De deken heeft des gevraagd de bevoegdheid en de vrijheid om declaraties betreffende in rekening gebrachte werkzaamheden naar redelijkheid te toetsen. Dat de deken zijn bevoegdheden dienaangaande heeft overschreden of te buiten is gegaan, is de raad niet gebleken. De raad ziet dan ook geen aanleiding om -zoals verweerder stelt- een andere deskundige te benoemen.

5. MAATREGEL

5.1 Gezien de aard van de verweten gedragingen - 30% meer declareren dan redelijk zou zijn geweest - acht de raad de maatregel van berisping passend en geboden.

BESLISSING:

- de raad van discipline verklaart de klacht en het bezwaar gegrond;

- legt aan verweerder op de maatregel van berisping.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. B. Roodveldt, M.W. Schüller, J.H.P. Smeets, S. Wieberdink, leden, met bijstand van mr. L. Koning als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 31 januari 2012.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 31 januari 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht    

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl