ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2345 Raad van Discipline Amsterdam 11-186U

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2345
Datum uitspraak: 17-01-2012
Datum publicatie: 17-01-2012
Zaaknummer(s): 11-186U
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen eigen advocaat. Belangenconflict. Klacht ongegrond

Beslissing van 17 januari 2012

in de zaak 11-186 U

naar aanleiding van de klacht van:

De heer

klager

                                       tegen:

Mevrouw mr.

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 27 juni 2011, door de raad ontvangen op 28 juni 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 8 november 2011. Partijen zijn verschenen, verweerster vergezeld van haar raadsman, mr. M.L.F.J. Schyns, advocaat te Utrecht.

1.3 Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van:

(a)  de in paragraaf 1.1 genoemde brieven van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 tot en met 9 met bijlagen genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst;

(b) de bij de mondelinge behandeling van de klacht namens klager en verweerster overgelegde pleitaantekeningen.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Sedert februari 2005 heeft verweerster de echtgenote van klager bijgestaan met betrekking tot een medische aansprakelijkheidszaak. Bij een in 2004 uitgevoerde keizersnede was een blaaslaesie bij de echtgenote van klager ontstaan. Klager en zijn echtgenote wilden de betrokken gynaecoloog en het ziekenhuis aansprakelijk stellen. Verweerster heeft in 2005 aan klager en zijn echtgenote laten weten, na mondeling advies van een medisch adviseur te hebben ontvangen, mogelijkheden te zien voor een schade-vergoedingsvordering.

2.2 Bij brief van 10 mei 2007 heeft verweerster klager en zijn echtgenote gewaarschuwd voor de mogelijkheid dat er door een, op verzoek van verweerster, door de rechtbank aan te stellen deskundige een negatieve rapportage wordt opgemaakt (dat wil zeggen: geen medische fout), in welk geval volgens verweerster in beginsel niet verder met de zaak kan worden gegaan.

2.3  In april 2008 heeft verweerster ter verkrijging van een deskundigenbericht een verzoekschriftprocedure aanhangig gemaakt. In die procedure is op 11 december 2009 door een door het Hof te Leeuwarden benoemde deskundige een negatief deskundigenadvies afgegeven. Bij e-mail van 22 april 2010 heeft verweerster aan klager het advies gegeven de zaak te laten rusten omdat zij, gelet op het negatief deskundigenbericht, niet langer verwachtte aannemelijk te kunnen maken dat sprake is geweest van een medische fout.

2.4 Omdat klager een en ander nog met een medisch deskundige wilde bespreken, heeft verweerster het overleg over de al dan niet voortzetting van de zaak opgeschort totdat klager de deskundige had gesproken.

2.5 Begin juni 2010 heeft verweerster van Advocatenkantoor X vernomen dat deze op zoek waren naar een advocaat-medewerker, voor welke positie hun gedachten gelet op de ervaring van verweerster op het gebied van het medisch aansprakelijkheidsrecht (mede) naar haar uitgingen. Advocatenkantoor X heeft de aansprakelijk gestelde arts en het aansprakelijk gestelde ziekenhuis steeds bijgestaan.

2.6 Bij e-mail van 11 juni 2010 heeft verweerster bij klager geïnformeerd naar de stand van zaken en hem opmerkzaam gemaakt op een verjaringstermijn die afloopt op 12 juli 2010.

2.7 Bij brief van 22 juni 2010 heeft verweerster onder verwijzing naar een telefoongesprek dat op 15 juni 2010 met klager had plaatsgevonden, aan laatstgenoemde bevestigd dat zij zou overgaan tot sluiting van het dossier aangezien er onvoldoende mogelijkheden op succes van de zaak waren.

2.8 Op 30 juni 2010 heeft verweerster met  Advocatenkantoor X een arbeidsovereenkomst afgesloten en ondertekend.

2.9 Bij e-mail van 19 juli 2010 heeft verweerster aan klager laten weten dat zij in augustus 2010 haar werkzaamheden bij Advocatenkantoor Y zou beëindigen. In diezelfde e-mail heeft zij klager bericht dat zij geen tuchtprocedure tegen de medicus aangespannen had aangezien het klager om een erkenning van aansprakelijkheid en om verkrijging van schadevergoeding te doen was en zulks alleen in een civielrechtelijke procedure kon worden bewerkstelligd. Aan deze mededeling heeft zij toegevoegd dat binnen 10 jaar na de verweten gedraging een klacht bij het tuchtcollege kon worden ingediend en dat klager zulks zelf kon doen waarbij de civiele aansprakelijkstelling een goede aanzet zou vormen. Ook heeft zij bevestigd dat zij de verjaring van de civielrechtelijke vordering had gestuit.

2.10 In haar laatste e-mail van 3 augustus 2010 heeft verweerster aan klager nog enige uitleg over enkele financiële aspecten verstrekt en klager alle succes bij het voeren van de tuchtprocedure toewenst.

2.11 Op 15 september 2010 liep het dienstverband van verweerster bij Advocatenkantoor Y af. Vanaf medio augustus 2010 was zij in verband met het opnemen van vakantiedagen feitelijk niet meer werkzaam bij Advocatenkantoor Y. Op 15 oktober 2010 is verweerster bij Advocatenkantoor X in dienst getreden.

2.12 Bij brief van20 december 2010 met bijlagenheeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster, in strijd met artikel 46 Advocatenwet, kort voor haar overstap naar Advocatenkantoor X negatief heeft geadviseerd over de aansprakelijkstelling van de arts en het ziekenhuis die de echtgenote van klager behandeld hebben, en dat zij zich daarbij heeft laten leiden door de belangen van haar toekomstige kantoor en daarmee de belangen van klager heeft veronachtzaamd, althans daarmee de schijn van een belangenverstrengeling heeft laten ontstaan in plaats van de behandeling van deze zaak over te dragen aan een kantoorgenoot.

4 BEOORDELING

4.1 Het gaat bij deze klacht om de vraag om de vraag of verweerster de belangen van haar toekomstige kantoor boven die van klager heeft laten prevaleren, althans de schijn van belangenverstrengeling heeft laten ontstaan. De raad oordeelt hierover als volgt.

4.2 Door klager is onweersproken gebleven de stelling van verweerster dat zij begin juni 2010 met Advocatenkantoor X in gesprek gekomen is. Voorts staat vast dat verweerster reeds in haar e-mail van 22 april 2010 aan klager het advies gegeven heeft om de zaak te laten rusten. Dit betekent dat als juist moet worden beschouwd het verweer van verweerster dat geen sprake is geweest van een interferentie tussen het door haar uitgebrachte advies om de zaak te laten rusten en haar indiensttreding bij Advocatenkantoor X half oktober 2010.

4.3 Verweerster heeft klager ook niet afgehouden van voortzetting van de zaak. Dit blijkt uit haar e-mail van 11 juni 2010 waarin zij klager er opmerkzaam op heeft gemaakt dat een verjaringstermijn aanstaande was, waarna zij vervolgens tijdig de verjaring heeft gestuit.

4.4 Evenmin heeft verweerster klager van het aanspannen van een tuchtrechtelijke procedure afgehouden. In haar e-mail van 19 juli 2010 heeft zij klager erover geïnformeerd dat gedurende 10 jaar na de verweten gedraging een klacht kan worden ingediend en dat de door verweerster voorbereide civiele aansprakelijkstelling daartoe een goede aanzet vormt. Bij e-mail van 3 augustus 2010 heeft verweerster klager alle succes met de tuchtprocedure toegewenst.

4.5 Niet aannemelijk is derhalve geworden dat verweerster de belangen van klager heeft veronachtzaamd.

4.6 Ten aanzien van de vraag of verweerster de schijn van belangenverstrengeling heeft laten ontstaan is de raad van oordeel dat het beter ware geweest indien verweerster, toen er sprake was van een overstap naar Advocatenkantoor X, hierover meer transparantie had betracht. Het feit dat zij niet op het moment van overeenstemming met haar nieuwe werkgever per 30 juni 2010 doch pas bij e-mail van 19 juli 2010 aan klager heeft laten weten dat zij bij Advocatenkantoor Y weg zou gaan, en toen daarbij niet heeft vermeld dat zij bij het advocatenkantoor van klagers wederpartij in dienst zou treden, levert naar het oordeel van de raad als zodanig echter geen tuchtrechtelijk verwijt op. De raad neemt daarbij in aanmerking dat verweerster op 22 april 2010 aan klager geadviseerd heeft om de zaak te laten rusten en dat, gelet op de inhoud van verweersters brief van 22 juni 2010 waarbij zij de sluiting van het dossier bevestigt, klager daarop niet heeft gereageerd. Verweerster mocht er dan ook op het moment van overeenstemming met haar nieuwe werkgever per 30 juni 2010 vanuit gaan dat de zaak kon worden afgesloten.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. A. de Groot, P.W.M. Huisman, P. van Lingen en B.J. Sol, leden met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 januari 2012.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 17 januari 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl