ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2344 Raad van Discipline Amsterdam 11-200U
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2344 |
---|---|
Datum uitspraak: | 17-01-2012 |
Datum publicatie: | 17-01-2012 |
Zaaknummer(s): | 11-200U |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Dekenbezwaar. Verweerder zou excessief hebben gedeclareerd, omdat zijn declaraties in een begrotingsbeslissing van de Raad van Toezicht in totaal meer dan gehalveerd zijn. Bezwaar gegrond. Waarschuwing. |
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 17 januari 2012
in de zaak 11-200U
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het bezwaar van:
de heer mr.
deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht
tegen:
de heer mr.
verweerder
1. Verloop van de procedure
1.1. Bij brief van 23 juni 2011, door de raad ontvangen op 24 juni 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht zijn bezwaar ter kennis van de raad gebracht.
1.2. Het bezwaar is ter zitting van de raad van 9 november 2011 behandeld in aanwezigheid van de deken en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3. De raad heeft kennisgenomen van (i) de in paragraaf 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 33 zoals vermeld in de in die brief opgenomen inventarislijst, (ii) de brief van de deken aan de raad van 24 oktober 2011, (iii) de fax van verweerder aan de raad van 7 november 2011, alsmede van (iv) de pleitnota van verweerder (met daaraan gehecht twee pagina's e-mailcorrespondentie) welke is overgelegd tijdens de in paragraaf 1.2 bedoelde zitting.
2. Bezwaar
2.1. Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd handelt met het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet en aldus heeft gehandeld op een wijze die een advocaat niet betaamt door bij het vaststellen van zijn declaraties voor een cliënte niet conform het gestelde in gedragsregel 25 lid 1 een, alle omstandigheden in aanmerking genomen, redelijk salaris in rekening te brengen en aldus excessief te declareren.
3. Feiten
3.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.
3.2 Verweerder heeft een cliënte bijgestaan in een echtscheidingsprocedure. Hiervoor heeft verweerder aan haar drie declaraties gestuurd, te weten op 10 september 2009 (EUR 6.445,04), 6 oktober 2009 (EUR 10.461,25) en 29 oktober 2009 (EUR 5.269,32), dus in totaal EUR 22.175,61. Verweerder heeft in deze declaraties zowel zijn eigen werkzaamheden als die van een bij hem werkzame (afgestudeerde) jurist – niet zijnde een advocaat – tegen een uurtarief ad EUR 200 (exclusief 19% BTW en 8% kantoorkosten) in rekening gebracht.
3.3 Omdat zijn cliënte bezwaar had gemaakt tegen de omvang van deze declaraties, heeft verweerder bij brief van 14 januari 2010 een begrotingsverzoek ingediend bij de Raad van Toezicht. Deze begrotingsprocedure heeft geresulteerd in een begrotingsbeslissing van de Raad van Toezicht van 14 april 2011. Uit die beslissing blijkt dat het totaalbedrag van de declaratie is bijgesteld naar EUR 9.860,70.
3.4 In zijn beslissing heeft de Raad van Toezicht onder meer geoordeeld dat het redelijk en terecht is dat verweerder de werkzaamheden van de door hem ingeschakelde jurist in rekening heeft gebracht, maar dat het daarbij gehanteerde uurtarief onacceptabel is. Het betreffende uurtarief is gematigd tot EUR 75 (exclusief 19% BTW en 8% kantoorkosten). Verweerder betaalde de door hem ingeschakelde jurist een uurtarief van EUR 34,50 bruto (EUR 32,50 netto).
3.5 Voorts is door de Raad van Toezicht onder meer geoordeeld dat verweerder, in het licht van de werkzaamheden van de door hem ingeschakelde jurist, teveel tijd voor zichzelf heeft geschreven onder de noemer opstellen van processtukken.
3.6 In totaal heeft de Raad van Toezicht van de 74 uur en 42 minuten die door verweerder in rekening zijn gebracht 18 uur en 6 minuten van de door verweerder geschreven tijd geschrapt en 2 uur en 48 minuten van de door de door verweerder inschakelde jurist geschreven tijd geschrapt. Zodoende zijn in totaal 20 uur en 54 minuten geschrapt.
3.7 Op 14 juni 2011 heeft de deken aan verweerder onder meer bericht dat hij een klacht van de cliënte van verweerder zou doorleiden naar de raad van discipline en die zou laten vergezellen van een dekenbezwaar in verband met het klachtonderdeel “excessief declareren” van de cliënte van verweerder.
3.8 Bij brief van 23 juni 2011, door de raad ontvangen op 24 juni 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht zowel de klacht van de cliënte van verweerder alsmede zijn dekenbezwaar ter kennis van de raad gebracht. Voornoemde klacht is op een later moment ingetrokken en de raad heeft geen aanleiding gezien die klacht verder te behandelen. Het dekenbezwaar is gehandhaafd.
3.9 Verweerder heeft bij brief van 7 november 2011 laten weten dat hij op het dekenbezwaar niet is gehoord en dat daarom ofwel het dekenbezwaar moet worden afgewezen of dat de zitting moet worden aangehouden totdat het dekenbezwaar is gemotiveerd. De raad heeft de zitting niet aangehouden.
4. Beoordeling van het bezwaar
4.1 Verweerder heeft aangevoerd dat het dekenbezwaar moet worden afgewezen omdat door de deken niet gemotiveerd is dat sprake zou zijn van excessief declareren en hij zodoende onvoldoende in de gelegenheid is gesteld zich te verweren. De raad volgt verweerder hierin niet. Op 23 juni 2011 heeft de deken, conform het bepaalde in artikel 46f juncto artikel 46d lid 4 Advocatenwet, zowel de raad, de oorspronkelijke klager als verweerder schriftelijk in kennis gesteld van zijn bezwaar. Uit dat bezwaar in samenhang bezien met de oorspronkelijke klacht is af te leiden wat de motivering van het bezwaar is en om welke reden het bezwaar aan de raad wordt voorgelegd. Verweerder heeft daarom voldoende gelegenheid gehad kennis te nemen van het bezwaar en de motivering ervan en heeft voldoende gelegenheid gehad om verweer hiertegen te voeren. Dat verweerder wist welke bezwaren het betrof is de raad ter zitting ook gebleken uit de inhoud van de door verweerder overgelegde pleitnota. De raad is daarom van oordeel dat verweerder niet in zijn belangen geschaad. De deken wordt dan ook ontvankelijk geacht in zijn bezwaar.
4.2 Voor tuchtrechtelijk ingrijpen naar aanleiding van een klacht of bezwaar over het in rekening gebrachte salarisbedrag is slechts dan plaats indien het salarisbedrag duidelijk excessief is geweest.
4.3 De declaraties van verweerder, die onderwerp van het bezwaar vormen, zijn begroot door de Raad van Toezicht. Uit de begrotingsbeslissing blijkt onder meer dat de Raad van Toezicht (i) heeft geoordeeld dat verweerder, in het licht van de door hem ingeschakelde jurist, teveel tijd voor zichzelf heeft geschreven onder de noemer processtukken, (ii) heeft geoordeeld dat het uurtarief van de door verweerder ingeschakelde jurist onacceptabel is, zodat dat is bijgesteld van EUR 200 naar EUR 75 (beide exclusief 19% BTW en 8% kantoorkosten), (iii) van de 74 uur en 42 minuten die door verweerder in rekening zijn gebracht in totaal 20 uur en 54 minuten heeft geschrapt, en zodoende (iv) het totaalbedrag van de declaraties van verweerder heeft bijgesteld van EUR 22.175,61 naar EUR 9.860,70.
4.4 Gelet op de aard en inhoud van de begrotingsbeslissing van de Raad van Toezicht, waarin de declaraties van verweerder in totaal ruim 50% in omvang zijn bijgesteld, oordeelt de raad dat de declaraties van verweerder onmiskenbaar als excessief moeten worden aangemerkt.
4.5 De raad stelt daarmee vast dat verweerder niet heeft gehandeld zoals het een advocaat betaamt en dat het bezwaar van de deken gegrond is.
5. Maatregel
5.1 Verweerder heeft in strijd gehandeld met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt door excessief te declareren. Gelet op de aard en omvang van voornoemd verzuim, acht de raad de maatregel van waarschuwing passend en geboden.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- legt aan verweerder op de maatregel van waarschuwing.
Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mr. R. Lonterman, mr. M. Pannevis, mr. J.J. Trap, mr. A.M. Vogelzang, leden, bijgestaan door mr. D.K. Baas, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 17 januari 2012.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 17 januari 2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- verweerder;
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht;
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerder;
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof van Discipline in het vereiste aantal.
d. Telefonische informatie
076 - 548 4607.