ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA2256 Raad van Discipline Amsterdam 11-143A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA2256 |
---|---|
Datum uitspraak: | 20-12-2011 |
Datum publicatie: | 20-12-2011 |
Zaaknummer(s): | 11-143A |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Verzet. Klacht tegen advocaat van wederpartij. De klachten van klaagster zijn grotendeels al eerder verworpen in onherroepelijke beslissingen van de raad en het hof van discipline. Klaagster is in die klachtonderdelen terecht niet-ontvankelijk verklaard. Ook in tuchtrechtelijke procedures geldt het adagium dat dezelfde klacht niet tweemaal ter beslissing kan worden voorgelegd. Geen feiten of omstandigheden die nopen tot afwijking van het ne-bis-in-idem-beginsel. Verzet is ongegrond. |
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 20 december 2011
in de zaak 11-143A
__________________________________________________________________________
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad op de klacht van:
Mevrouw
klaagster
tegen:
De heer mr.
verweerder
1. Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 12 mei 2011, door de raad ontvangen op 13 mei 2011, heeft de deken van de orde van advocaten van arrondissement Amsterdam de klacht tegen verweerder ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 20 mei 2011, aan klaagster op 23 mei 2011 verzonden, heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad de klacht gedeeltelijk kennelijk ongegrond verklaard en klaagster voor het overige kennelijk niet ontvankelijk verklaard.
1.3 Bij brief van 1 juni 2011, op diezelfde dag ontvangen door de raad, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 12 oktober 2011 in aanwezigheid van verweerder en de vertegenwoordiger van klaagster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop die beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzetschrift van klaagster van 1 juni 2011 met bijlagen.
2. Klacht/verzet
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder:
a. op zijn website onder het hoofd “uitgelokte jurisprudentie” de vermelding van een arrest handhaaft dat door het aannemen van twee amendementen door de Tweede Kamer op 18 november 2010 is achterhaald;
b. zich niet of onvoldoende kwijt van zijn zorgplicht jegens zijn cliënten door inkeer te ontraden althans niet te wijzen op de gevolgen van het niet inkeren, te weten navordering door de fiscus met boete en heffingsrente en strafrechtelijke aanpak;
c. zich niet houdt aan de verplichting die hij zichzelf heeft opgelegd om de berichten van klaagster over te brengen aan zijn cliënten – welke verplichting volgens klaagster is bevestigd in het vonnis in kort geding van de rechtbank Rotterdam van 8 juni 2007 – doordat hij niet aan zijn cliënten duidelijk heeft gemaakt dat er een valse aangifte successierecht is gedaan;
d. zijn cliënten met de nek op het navorderingshakblok legt en de poorten voor strafrechtelijke aanpak wegens witwassen voor hen heeft geopend;
e. heeft nagelaten zijn cliënten uit te leggen dat aan het doen van een valse aangifte successierecht strafrechtelijke aspecten zijn verbonden.
2.2 Het verzet houdt in dat de (plaatsvervangend) voorzitter ten onrechte en op onjuiste gronden klachtonderdeel d kennelijk ongegrond heeft verklaard en klaagster ten onrechte en op onjuiste gronden voor het overige kennelijk niet ontvankelijk heeft verklaard.
3. Feiten
3.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken van het volgende worden uitgegaan.
3.2 Rond de nalatenschap van de vader van klaagster is een geschil ontstaan tussen aan de ene kant klaagster en aan de andere kant haar moeder, haar broers en haar zus. Verweerder was gedurende enige tijd de advocaat van de moeder, broers en zus. Het geschil betreft in het bijzonder de fiscale afwikkeling van de nalatenschap. Klaagster stelt onder meer dat haar moeder als executeur testamentair een onjuiste aangifte successierecht heeft gedaan, waarbij ten onrechte niet is “ingekeerd”. Eerdere klachten van klaagster tegen verweerder zijn verworpen, onder meer bij de inmiddels onherroepelijk geworden beslissing van de raad van discipline Amsterdam van 19 juni 2007 respectievelijk het hof van discipline van
16 januari 2009.
3.3 Klaagster heeft zich bij brieven van 19 november 2010, 23 januari 2011 en 21 februari 2011 bij de deken van de orde van advocaten Amsterdam opnieuw beklaagd over verweerder.
3.4 De (plaatsvervangend) voorzitter heeft overwogen dat onderdeel d van de klacht kennelijk ongegrond is en dat klaagster in de overige onderdelen van de klacht kennelijk niet ontvankelijk moet worden verklaard.
4. Beoordeling van het verzet
4.1 De inhoud van het verzetschrift noch de behandeling ter zitting heeft nieuwe gezichtspunten opgeleverd, die aanknoping voor verder onderzoek kunnen geven.
4.2 Op basis van het voorgaande is de raad van oordeel dat het verzet niet kan slagen en dat de (plaatsvervangend) voorzitter klachtonderdeel d terecht en op juiste gronden en kennelijk ongegrond heeft bevonden en klaagster in de overige onderdelen van de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk niet ontvankelijk heeft verklaard.
BESLISSING:
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. P.W.M. Huisman, M. Pannevis, G.J.W. Pulles, J.M. van de Laar, leden, bijgestaan door mr. A.C. Beijering-Beck als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 december 2011.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 20 december 2011 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.