ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA2249 Raad van Discipline Amsterdam 10-270A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA2249
Datum uitspraak: 19-12-2011
Datum publicatie: 19-12-2011
Zaaknummer(s): 10-270A
Onderwerp: Artikel 60 b e.v., subonderwerp: Artikel 60 b Advocatenwet
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: “Voorzieningen ex art 60 b: einde taken van “bewindvoerder” en vaststelling vergoeding. Verweerder zonder bekende woon- of verblijfplaats; analogische toepassing van art 60 d lid 4 en 5”.

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 19 december 2011

behorende bij de beslissing van 15 februari 2011

in de zaak 10-270A

De voorzitter van de raad van discipline heeft het volgende overwogen en beslist, naar aanleiding van voormelde beslissing op grond van artikel 60 b lid 1 Advocatenwet, inzake het verzoek van:

de deken van de orde van advocaten

in het arrondissement Amsterdam

ten aanzien van:

de heer mr.

v e r w e e r d e r

1 Feiten

1.1 Bij beslissing van 15 februari 2011 heeft de raad van discipline, naar aanleiding van het op 11 januari 2011 ontvangen rapport in de zin van artikel 60g lid 1 Advocatenwet en het op 18 januari 2011 ontvangen verzoek van de deken in de zin van artikel 60b lid 1 Advocatenwet, verweerder met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd geschorst in de uitoefening van de praktijk als advocaat.

1.2 Daarbij heeft de raad van discipline, bij wijze van voorziening als bedoeld in artikel 60b lid 1 Advocatenwet, mr. B. ten Doesschate, advocaat te Utrecht, de bevoegdheid gegeven zich, zo nodig met behulp van de sterke arm, toegang te verschaffen tot de ruimte waarin verweerder zijn praktijk uitoefent en tot de dossiers en de bijbehorende cliëntgegevens in zijn praktijk, alsmede om al datgene te doen in het belang van de cliënten van verweerder, waartoe verweerder zelf als advocaat gerechtigd zou zijn.

1.3 Daarbij heeft de raad van discipline bepaald dat mr. Ten Doesschate zijn werkzaamheden zal uitvoeren tegen een ten laste van verweerder te brengen vergoeding van ten hoogste EUR 200,- per uur, exclusief BTW en reiskosten, met een maximum van 100 uur in totaal.

1.4 Mr. Ten Doesschate heeft na de beslissing een aanvang gemaakt met zijn werkzaamheden. Deze werkzaamheden heeft hij omschreven in zijn brief aan de raad van discipline d.d. 16 november 2011.

1.5 Mr. Ten Doesschate heeft vanaf 15 februari 2011 gedurende 19 uren werkzaamheden verricht, tegen een uurvergoeding van EUR 200,-. Conform zijn opgave bedraagt zijn honorarium EUR 3.799,98 te vermeerderen met kantoorkosten ad EUR 190,-, reiskosten ad EUR 90,- en BTW ad EUR 775,20.

1.6 De kosten van de werkzaamheden van mr. Ten Doesschate bedragen derhalve in totaal EUR 4.855,18 (inclusief BTW).

1.7 Verweerder houdt niet langer kantoor op het laatstelijk bij de raad van discipline bekende adres. Verweerder heeft de raad geen nieuw kantoor- of postadres opgegeven, hoewel onderaan alle brieven van de raad het verzoek staat vermeld om bij verhuizing de adreswijziging aan de griffie door te geven. Navraag omtrent verweerder bij het handelsregister en bij de basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente Amsterdam heeft geleerd dat hij zich als advocaat en als inwoner van Amsterdam heeft laten uitschrijven, met als bestemming Thailand, zonder nadere gegevens omtrent zijn huidige woon- of verblijfplaats. De raad dient er op grond van een en ander vanuit te gaan dat verweerder geen bekende woon- of verblijfplaats meer in of buiten Nederland heeft.

2 Beoordeling

2.1 Zoals blijkt uit de brief van mr. Ten Doesschate van 16 november 2011 oefende verweerder zijn praktijk slechts nog in zeer beperkte mate uit. De nog bij hem in behandeling zijnde dossiers zijn, mede door tussenkomst van mr. Ten Doesschate, inmiddels overgedragen aan andere advocaten.

2.2 Mr. Ten Doesschate heeft de raad verzocht hem uit zijn taak op grond van de beslissing d.d. 15 februari 2011 te ontslaan. De deken heeft de raad van discipline bericht dat hij tegen toewijzing van dit verzoek geen bezwaar heeft. De raad zal het verzoek toewijzen in die zin dat hij zal bepalen dat de aan mr. Ten Doesschate bij de beslissing van 15 februari 2011 toegekende bevoegdheden zullen eindigen met ingang van 1 januari 2012.

2.3 In verband met het voorgaande zal de voorzitter thans een beslissing geven over de kosten van de werkzaamheden van mr. Ten Doesschate op grond van de in de beslissing van 15 februari 2011 aan hem gegeven bevoegdheden. De voorzitter is van oordeel dat de hiervoor in 1.6 genoemde kosten van de werkzaamheden van mr. Ten Doesschate redelijk zijn en aan mr. Ten Doesschate vergoed dienen te worden. Op grond van de beslissing van 15 februari 2011 komen deze kosten voor rekening van verweerder.

2.4 In verband met het feit dat verweerder thans geen bekende woon- en verblijfplaats in of buiten Nederland heeft, gaat de raad ervan uit dat hij thans geen verhaal biedt. Naar analogie van het bepaalde in artikel 60d lid 4 en 5 Advocatenwet dient de orde van advocaten te Amsterdam zorg te dragen voor betaling van deze kosten aan mr. Ten Doesschate. Tevens zal worden bepaald dat de orde van advocaten te Amsterdam het door haar te betalen bedrag op verweerder kan verhalen.

Beslissing

De voorzitter van de raad van discipline:

- stelt het aan mr. Ten Doesschate, advocaat te Utrecht, toekomende honorarium vast op EUR 4.855,18 inclusief BTW;

- bepaalt dat dit bedrag ten laste van verweerder komt,

- bepaalt dat dit bedrag voorshands zal worden voldaan door de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam, die het vervolgens kan verhalen op verweerder.

Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting op 19 december 2011 door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, bijgestaan door mr. L.H. Rammeloo als griffier.

Voorzitter Griffier

De beslissing is in afschrift op 19 december 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- mr. B. ten Doesschate

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Aan verweerder heeft de raad geen afschrift kunnen verzenden omdat verweerder geen bekende woon- of verblijfplaats heeft.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.