ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA2246 Raad van Discipline Amsterdam 11-114A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA2246 |
---|---|
Datum uitspraak: | 19-12-2011 |
Datum publicatie: | 19-12-2011 |
Zaaknummer(s): | 11-114A |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Dreigementen |
Beslissingen: | Klacht gegrond, zonder maatregel |
Inhoudsindicatie: | Klager verwijt verweerster dat zij in een brief aan klager heeft gedreigd met aangifte door haar cliënt tegen klager bij de Belastingdienst van door haar cliënt gesignaleerde onregelmatigheden. De raad merkt de mededeling aan als een voor een advocaat ongeoorloofd pressiemiddel. Ook het doorgeven van dreigementen van de eigen cliënt is laakbaar. Klacht gegrond. Zie ook 11-124A. |
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 19 december 2011
in de zaak 11-114A
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 8 april 2011 binnengekomen klacht van:
De heer
k l a g e r
tegen:
Mevrouw mr.
v e r w e e r s t e r
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 7 april 2011, bij de raad binnengekomen op 8 april 2011 heeft de deken van de Orde van Advocaten van het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 11 oktober 2011 in aanwezigheid van verweerster. Klager is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 13, opgenomen in de bij die brief gevoegde inventarislijst.
2. De klacht
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster zich ervoor heeft geleend het dreigement van haar cliënt, om aangifte te zullen doen bij de Belastingdienst van door deze gesignaleerde onregelmatigheden, over te brengen.
Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerster volgens klager de norm vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.
3 Feiten
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is
verklaard, van het volgende worden uitgegaan:
Klager is tandarts en heeft de cliënt van verweerster en diens partner tandheelkundig behandeld. De cliënt van verweerster weigert de daarmee verband houdende facturen te voldoen, zich daarbij beroepend op verrekening met gesloten beurzen in verband met juridische werkzaamheden die hij voor klager heeft verricht, waaronder een bemiddeling met betrekking tot een investering in Saoedi-Arabië van ongeveer € 600.000,-. Namens klager is via een incassobureau een dagvaarding aangekondigd. Tegenover dit incassobureau heeft de cliënt van verweerster te kennen gegeven waarom hij niet tot betaling overging. Verweerster heeft zich in een brief van 3 november 2010 aan het incassobureau gesteld. De brief bevat de volgende passage:
“Tenslotte verzoek ik u vriendelijk om aan uw cliënt mede te delen dat cliënt overweegt om aangifte te doen bij de belastingdienst over de onregelmatigheden die hij heeft aangetroffen bij uw cliënt waaronder valsheid in geschrifte bij een subsidieaanvraag en belastingfraude inzake Dubai.”
4 Beoordeling
Tijdens de zitting van de raad is door en namens verweerster erkend dat de mededeling omtrent, kort gezegd, het doen van aangifte bij de belastingdienst is gedaan met als doel de wederpartij te bewegen tot communicatie. De raad merkt deze mededeling aan als een, zeker voor een advocaat, ongeoorloofd pressiemiddel. De omstandigheid dat de mededeling afkomstig is van haar cliënt, disculpeert verweerster niet. Ook het doorgeven van dreigementen van de eigen cliënt is immers laakbaar. De klacht is derhalve gegrond.
5 Maatregel
Alle omstandigheden bij zijn afweging betrekkende, waaronder de aard en ernst van de klacht en de omstandigheid dat de raad heden in een andere klachtzaak tegen verweerster ( 11-124A) voor soortgelijk handelen een berisping heeft opgelegd, en daarbij reeds de onderhavige zaak heeft laten meewegen, acht de raad een gegrondverklaring zonder oplegging van enige maatregel passend en geboden.
BESLISSING:
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond.
Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs A. de Groot, R. Lonterman, B.J. Sol, J.J. Trap, leden, bijgestaan door mr. J.G. Geertsma als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 december 2011.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 19 december 2011 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing kan voor wat betreft de gegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerster
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgende op de dag van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC
Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan
uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke
kantooruren.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 548 4608. Tegelijkertijd met de
indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden
toegezonden aan de griffie van het hof.
d. Telefonische informatie
076 – 548 4607.