ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA2226 Raad van Discipline Amsterdam 11-311A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA2226
Datum uitspraak: 30-11-2011
Datum publicatie: 06-12-2011
Zaaknummer(s): 11-311A
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Wraking
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Wrakingsverzoek. Geen aanknopingspunten voor wraking. Verzoeker is ook niet in zijn belangen geschaad door afwijzing aanhoudingsverzoek van een klachtprocedure, nu niet is gebleken dat hij onvoldoende in de gelegenheid is gesteld zich te verweren tegen de betreffende klacht. Verzoek is afgewezen en een volgend wrakingsverzoek zal niet in behandeling worden genomen.

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 30 november 2011

in de zaak 11-311A

De wrakingskamer van de raad van discipline heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het op 28 oktober 2011 binnengekomen wrakingsverzoek van:

de heer mr.

verzoeker

tot wraking van:

de raad van discipline

1. Verloop van de procedure

1.1 Op 2 mei 2011 is bij de raad van discipline binnengekomen een klacht tegen verzoeker. Die klacht is voorzien van het nummer 11-125A. Bij brief van 19 juli 2011 zijn partijen opgeroepen voor een zitting van de raad van discipline op 12 oktober 2011 voor de behandeling van voornoemde klacht. In die brief is medegedeeld dat verzoeker een week voor de zitting een exemplaar van het procesdossier zou ontvangen.

1.2 Bij brief van 21 juli 2011 laat verzoeker aan de raad weten dat hij niets aan de door hem op 18 januari 2011 gestelde feiten heeft toe te voegen en dat hij ter zitting van 12 oktober 2011 niet aanwezig zou zijn, maar dat hij zich nog wel schriftelijk zou verweren. In dat verband verzocht verzoeker reeds direct het procesdossier te mogen ontvangen en niet een week voor de zitting.

1.3 Naar aanleiding van een fax van 1 augustus 2011 van de gemachtigde van klager waarin zij liet weten op 12 oktober 2011 verhinderd te zijn de zitting bij te wonen, heeft de griffier van de raad van discipline op 1 augustus 2011 aan partijen laten weten dat een nieuwe zittingsdatum is gepland, te weten 8 november 2011.

1.4 Bij brief van 8 augustus 2011 heeft verzoeker de raad van discipline eraan herinnerd dat hij om toezending van het procesdossier eerder dan een week voor de zitting had verzocht.

1.5 Op 9 augustus 2011 heeft de griffier van de raad van discipline aan verzoeker schriftelijk laten weten dat de in de toegezonden klachtbrief en inventarislijst genoemde stukken bij partijen bekend zijn en dat hem - bij wijze van uitzondering - rond 25 oktober 2011 een kopie van het door de griffie genummerde procesdossier zou worden toegezonden.

1.6 Bij brief van 26 augustus 2011 heeft verzoeker aan de raad van discipline laten weten:

"Het gaat niet om een inventarislijst zonder stukken, die bij mij (door wie?) bekend worden verondersteld. Het gaat om het tijdig kunnen beschikken over de processtukken op grond waarvan de Raad zal oordelen. Dat is niet gewaarborgd doordat een deken mij een inventaris van stukken zonder stukken toezendt. Het gaat ook niet om een gunst maar om één van de elementaire beginselen van een eerlijk proces, met name het beginsel van hoor en wederhoor. Dit beginsel is geschonden als ik geen gelegenheid krijg op grond van die processtukken mijn verweer voor te bereiden. En dat is het geval indien ik niet rond 8 oktober a.s., maar slechts enkele dagen voor de zitting het procesdossier heb ontvangen.

Over mijn aanwezigheid ter zitting heb ik u reeds geïnformeerd."

1.7 Op 12 oktober 2011 heeft verzoeker aan de raad van discipline schriftelijk te kennen gegeven voor een voldongen feit gesteld te zijn door de aanhouding van de zitting. Voorts verwees hij naar zijn herhaalde verzoek tot toezending van het door de griffier genummerde procesdossier, en liet hij weten de Nationale Ombudsman te hebben gevraagd een onderzoek in te stellen naar het dekenonderzoek. Daarnaast verzocht hij de raad om de zitting van 8 november 2011 voor onbepaalde tijd aan te houden, totdat de uitkomst van het onderzoek van de Nationale Ombudsman zou zijn afgerond.

1.8 Op 13 oktober 2011 heeft de griffier van de raad van discipline aan verzoeker een kopie van het procesdossier toegezonden en op 14 oktober 2011 heeft de griffier van de raad van discipline aan verzoeker laten weten dat de zitting van 8 november 2011, waarvan verzoeker had laten weten er niet bij aanwezig te zullen zijn, doorgang zou vinden.

1.9 Bij brief van 28 oktober 2011 heeft verzoeker de raad van discipline gewraakt.

1.10 Op 1 november 2011 heeft de griffier van de raad van discipline schriftelijk aan verzoeker laten weten dat de inhoud van de brief van 28 oktober 2011 van verzoeker geen aanleiding gaf tot aanhouding van de zitting van 8 november 2011 en voorts dat het wrakingsverzoek niet in behandeling zou worden genomen omdat het niet mogelijk is de gehele raad van discipline te wraken.

1.11 Bij fax van 3 november 2011 laat verzoeker aan de griffier van de raad van discipline weten zijn wrakingsverzoek te handhaven en dat de wraking niet is gericht tegen de gehele raad van discipline, maar tegen de raad van discipline in zijn samenstelling ter zitting van 8 november 2011.

1.12 Op 7 november 2011 heeft de griffier van de raad van discipline per fax aan verzoeker medegedeeld dat zijn wrakingsverzoek op 9 november 2011 zou worden behandeld en dat de gewraakte raad van discipline, in de samenstelling van 8 november a.s. zo snel mogelijk zou reageren op zijn wrakingsverzoek.

1.13 Bij fax van 8 november 2011 heeft verzoeker aan de raad van discipline laten weten:

"Op 1 november heeft de Raad zonder motivering beslist het wrakingsverzoek niet te zullen behandelen en nu is, zonder motivering, het tegenover gestelde beslist, want het wrakingsvezoek wordt morgen, 9 november 2011 te 16.15 uur behandeld. Ik ben op 9 november a.s. te 16.15 uur verhinderd, maar naar mijn verhinderdata is dan ook niet gevraagd en gelegenheid om de nu nog onbekende aangekondigde reactie van de Raad te bestuderen, krijg ik al helemaal niet. De gewraakte Raad heeft mij overvallen en ook zodoende aan mijn belang geen boodschap."

1.14 Op 8 november 2011 heeft de voorzitter van de gewraakte raad van discipline, mede namens de leden van die raad, per fax aan de wrakingskamer van de raad van discipline gereageerd op het wrakingsverzoek. Deze is door de griffier van de raad van discipline diezelfde dag per fax aan verzoeker verzonden. Daarbij is tevens vermeld dat verzoekers wrakingsverzoek van 28 oktober 2011 alsnog in behandeling is genomen en dat het aan de wrakingskamer is om te bepalen wanneer het wrakingsverzoek wordt behandeld.

1.15 Het wrakingsverzoek is ter openbare zitting van de wrakingskamer van de raad van discipline van 9 november 2011 behandeld door mr. J. Blokland, voorzitter, mr. R. Lonterman, mr. M. Pannevis, mr. J.J. Trap, mr. A.M. Vogelzang, leden, bijgestaan door mr. D.K. Baas, griffier. Op die zitting is niemand verschenen en van die zitting is proces-verbaal opgemaakt.

2. Het verzoek om wraking en de reactie daarop namens de gewraakte raad

2.1 Verzoeker heeft in zijn brief van 28 oktober 2011, zakelijk weergegeven, aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat zijn verzoek om de behandeling van de klacht in zaak 11-125A voor onbepaalde tijd uit te stellen, zoals bij brief van 12 oktober 2011 gedaan, ten onrechte door de raad van discipline, bij brief van 14 oktober 2011, is afgewezen, terwijl een eerder uitstelverzoek van klager wel is toegewezen. Er wordt met twee maten gemeten en met mijn belangen geen rekening gehouden, aldus verzoeker. Om die reden heeft hij gerechtvaardigde twijfel aan de onpartijdigheid van de raad.

2.2 Bij fax van 8 november 2011 heeft de voorzitter van de gewraakte raad van discipline, mede namens de leden van die raad, aan de wrakingskamer van de raad van discipline laten weten dat hetgeen verzoeker ten grondslag legt aan zijn wrakingsverzoek niet tot wraking kan leiden, aangezien, zakelijk weergegeven, het de griffier van de raad van discipline is geweest die zelfstandig het uitstelverzoek van verzoeker heeft afgewezen en deze afwijzing bovendien terecht was.

3. De beoordeling van het verzoek

3.1 Een verzoek tot wraking kan op grond van artikel 47 lid 2 Advocatenwet juncto artikel 512 Wetboek van Strafvordering worden gedaan indien feiten of omstandigheden aanwezig zijn waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De feiten en omstandigheden waarop een dergelijk verzoek is gebaseerd, dienen, buiten het geval waarin ter zitting een verzoek tot wraking wordt gedaan, in het verzoek schriftelijk te worden gemotiveerd.

3.2 Hetgeen verzoeker aan zijn verzoek ten grondslag heeft gelegd zijn geen feiten of omstandigheden op grond waarvan de schijn van partijdigheid aanwezig moet worden geacht. Het enkele feit dat (de griffier van) de raad van discipline zijn verzoek om de behandeling van de klacht in zaak 11-125A voor onbepaalde tijd uit te stellen heeft afgewezen, kan - zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt in het verzoek tor wraking - niet gelden als een weergave van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke partijdigheid schade zou kunnen leiden. De raad heeft ook geen aanknopingspunten gevonden die anderszins aanleiding kunnen geven tot wraking. Ten overvloede overweegt de raad dat niet is gebleken dat verzoeker onvoldoende in de gelegenheid is gesteld om zich te verweren tegen de jegens hem ingediende klacht in de zaak 11-125A en overweegt de raad dat verzoeker niet in zijn belangen is geschaad door de afwijzing van zijn aanhoudingsverzoek. Het verzoek tot wraking zal dan ook worden afgewezen.

3.2 De wrakingskamer ziet ten slotte aanleiding om artikel 47 Advocatenwet juncto artikel 515 lid 4 Wetboek van Strafvordering toe te passen, aangezien er voldoende grond is het onderhavige verzoek aan te merken als misbruik van de mogelijkheid de tuchtrechter(s) te wraken. Daartoe wordt, in het verlengde van hetgeen hierboven is overwogen, opgemerkt dat verzoeker zich daartoe beroept op omstandigheden die - in dit verband - iedere relevantie missen. Daaruit volgt dat er aanleiding is te bepalen dat een eventueel volgend wrakingsverzoek niet in behandeling zal worden genomen indien en voor zover dat verzoek op dezelfde feiten en omstandigheden is gegrond die in deze beslissing als ontoereikend zijn geoordeeld.

BESLISSING

De wrakingskamer van de raad van discipline wijst het verzoek om wraking af en bepaalt dat een volgend verzoek van verzoeker tot wraking niet in behandeling zal worden genomen indien en voor zover dat verzoek op dezelfde feiten en omstandigheden is gegrond die in deze beslissing als ontoereikend zijn geoordeeld.

Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 30 november 2011 door mr. J. Blokland, voorzitter, mr. R. Lonterman, mr. M. Pannevis, mr. J.J. Trap, mr. A.M. Vogelzang, leden, bijgestaan door mr. D.K. Baas, griffier.

voorzitter griffier

Deze beslissing is in afschrift op 1 december 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- verzoeker

- de raad van discipline in zijn samenstelling ter zitting van 8 november 2011

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Tegen de beslissing staat geen hoger beroep open.