ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA2055 Raad van Discipline Amsterdam 11-107U 11-108U

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA2055
Datum uitspraak: 25-10-2011
Datum publicatie: 25-10-2011
Zaaknummer(s):
  • 11-107U
  • 11-108U
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
Beslissingen: Voorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: (11-108U):tussenbeslissing. Klaagster is door verweerder bijgestaan in een echtscheidingsprocedure. Klaagster verwijt verweerder excessief declareren. Verweerder heeft geweigerd duidelijk te maken waaraan de door klaagster betaalde gelden zijn besteed; verweerder weigert evenmin het dossier ter begroting aan de raad van toezicht voor te leggen. Klacht aangehouden tot duidelijk is wat beslissing raad van toezicht over declaraties inhoudt.   Dekenbezwaar(11-107U): Voorwaardelijke schorsing van 6 maanden met algemene en bijzondere voorwaarden.  

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 25 oktober 2011

in de zaken 11-107U en 11-108U

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 1 april 2011 binnengekomen klacht van:

mevrouw

k l a a g s t e r

en naar aanleiding van het op 1 april 2011 binnengekomen bezwaar van:

de deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement Utrecht

deken

tegen:

de heer mr.

v e r w e e r d e r

1.   Verloop van de procedure

1.1. Bij brief van 29 maart 2011, door de raad ontvangen op 1 april 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht zijn bezwaar ter kennis van de raad gebracht. Bij brief van 29 maart 2011, door de raad ontvangen op 1 april 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht van klaagster ter kennis van de raad gebracht.

1.2. De klacht en het bezwaar zijn gezamenlijk behandeld ter zitting van de raad van 21 september 2011 in aanwezigheid van klaagster en de waarnemend deken. Verweerder had voorafgaand aan de zitting schriftelijk aan de raad laten weten dat hij niet ter zitting aanwezig zou zijn. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 

1.3. De raad heeft kennisgenomen van de in paragraaf 1.1 bedoelde brieven aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 65 met bijlagen, zoals vermeld in de bij de brief van de deken houdende het dekenbezwaar van 29 maart 2011 genoemde inventarislijst. Deze stukken met bijlagen hebben eveneens betrekking op de klacht van klaagster. De raad heeft voorts kennis genomen van de brief van verweerder van 15 september 2011 aan de raad.

2. De klacht; het dekenbezwaar

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld doordat hij excessief heeft gedeclareerd.

2.2 Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld doordat hij de deken niet, conform het bepaalde in regel 37 Gedragsregels, de gevraagde inlichtingen heeft verstrekt, ondanks herhaald verzoek daartoe.

3.    Feiten

3.1 Voor de beoordeling van het bezwaar en de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.2 Verweerder heeft klaagster bijgestaan in een echtscheidingsprocedure. In dat verband heeft verweerder klaagster op 10 oktober 2008 een voorschotnota gestuurd ter hoogte van € 18.000,- (excl. BTW). Klaagster heeft deze nota volledig voldaan.

3.3 Bij ongedateerde brief, door de deken ontvangen op 17 juli 2009, heeft klaagster zich tot de deken gewend met een verzoek om bemiddeling. Klaagster wilde de samenwerking met verweerder beëindigen en haar echtscheidingsprocedure door een andere advocaat laten afwikkelen. Verweerder wilde het dossier pas aan deze opvolgend advocaat overhandigen nadat klaagster een slotdeclaratie ad € 2.750,- zou hebben voldaan. Klaagster stelde voorts dat verweerder weigerde een specificatie van zijn werkzaamheden te verstrekken.

3.4 Klaagster heeft voorts onder de aandacht van de deken gebracht dat een bedrag van € 2.000,- op de derdenrekening van verweerder stond; dit bedrag was afkomstig van de verkoop van de caravan van klaagster en kwam voor de helft toe aan klaagster en voor de helft aan haar ex-echtgenoot.

3.5 De waarnemend deken heeft, na telefonisch overleg met klaagster en verweerder, bij brief van 24 juli 2009 het volgende aan hen laten weten:

 verweerder was bereid het bedrag van € 2.000,- over te maken naar de derdengeldrekening van de opvolgend advocaat;

 verweerder had klaagster inmiddels voorzien van een specificatie;

 klaagster was niet bereid de declaratie ad € 2.750,- te voldoen, terwijl verweerder niet bereid was het dossier aan de opvolgend advocaat over te dragen;

De waarnemend deken stelde klaagster ten slotte voor om het bedrag van de slotdeclaratie op de dekenrekening te storten.

3.6 Verweerder heeft de waarnemend deken bij brief van 27 juli 2009 laten weten dat de slotdeclaratie niet € 2.750,- bedroeg, maar € 3.221,81.

3.7 Bij brief van 30 oktober 2009 heeft de waarnemend deken de ontvangst op de dekenrekening van het bedrag ad € 3.221,81 bevestigd. Voorts heeft de waarnemend deken in deze brief laten weten dat indien en voor zover klaagster het met de declaratie van verweerder niet eens is, verweerder die declaratie ter begroting aan de raad van toezicht diende aan te bieden.

3.8 Bij brief van 16 december 2009 heeft de deken verweerder laten weten dat klaagster niet kon instemmen met overboeking van het bedrag ad € 3.221,81. De deken heeft verweerder verzocht het dossier binnen drie weken na dagtekening van de brief ter begroting aan de raad van toezicht voor te leggen.

3.9 Verweerder heeft de deken bij brief van 17 december 2009 laten weten dat hij de dossiers aan klaagster had overhandigd, zodat hij niet in staat was de originele dossiers ter begroting voor te leggen aan de Raad van Toezicht. Bij brief van 24 december 2009 heeft verweerder vervolgens zijn twijfels geuit over zijn plicht het dossier ter begroting aan te bieden. Voorts heeft verweerder in die brief laten weten dat hij overwoog klaagster te dagvaarden.

3.10 Nadien is een briefwisseling ontstaan tussen verweerder en de deken over de vraag of verweerder gehouden is het dossier ter begroting aan te bieden bij de Raad van Toezicht. De deken heeft bij brief van 8 juni 2010 er nogmaals bij verweerder op aangedrongen de declaraties ter begroting aan te bieden bij de Raad van Toezicht.

3.11 Verweerder heeft klaagster gedagvaard ten einde betaling van de openstaande declaratie af te dwingen. De kantonrechter heeft zich bij vonnis van 10 november 2010 onbevoegd verklaard, aangezien verweerder eerst de begrotingsprocedure diende te doorlopen. Verweerder heeft hoger beroep ingesteld van dit vonnis.

3.12 Op 8 maart 2011 heeft een bespreking plaatsgevonden waarbij verweerder, een medewerker van het kantoor van verweerder, de deken en een stafjurist van de deken aanwezig waren. Tijdens deze bespreking heeft verweerder aangegeven niet bereid te zijn de declaraties ter begroting aan te bieden. Klaagster heeft zich bij brief van 3 februari 2011 beklaagd jegens verweerder op grond van excessief declareren. Naar aanleiding hiervan heeft verweerder de deken op 8 maart 2011 laten weten dat hij niet bereid is het dossier over te dragen aan de deken ten behoeve van een onderzoek naar deze klacht.

5. Beoordeling van de klacht

5.1. Ten aanzien van de klacht overweegt de raad als volgt.

5.2. De raad is niet in staat op basis van het dossier en hetgeen ter zitting is verklaard een oordeel te geven over de klacht dat sprake is van excessief declareren. Nu de declaraties door de Raad van Toezicht zullen worden begroot zal de raad haar beslissing omtrent de klacht van klaagster aanhouden, totdat de begroting heeft plaatsgevonden.

4. Beoordeling van het bezwaar

4.1 Ten aanzien van het dekenbezwaar overweegt de raad als volgt.

4.2 Uit het dossier blijkt dat klaagster zich op 17 juli 2009 voor het eerst tot de deken heeft gewend, en voorts zij dat op 30 oktober 2009 het bedrag van de slotdeclaratie op de dekenrekening heeft gestort. Inmiddels zijn bijna twee jaren verstreken, zonder dat enige oplossing is bereikt voor de financiële afwikkeling van dit dossier. Verweerder heeft volhard in zijn weigering het dossier ter begroting bij de Raad van Toezicht in te dienen, terwijl verweerder evenmin zijn dossier aan de deken heeft willen verstrekken. Hiermee is een impasse ontstaan die er toe leidt dat het bedrag van de slotdeclaratie nog steeds op de dekenrekening staat, verweerder een bedrag van klaagster op zijn derdenrekening heeft staan en klaagster geen duidelijkheid kan verkrijgen over de vraag of sprake is van excessief declareren.  Door zijn handelwijze frustreert verweerder niet alleen het tuchtrechtelijk onderzoek door de deken, maar voorkomt hij ook dat de (financiële) afwikkeling van het dossier van klaagster kan worden afgerond. De raad is van oordeel dat verweerder daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar handelt.

4.3 Het dekenbezwaar is dan ook gegrond.

6. Maatregel

6.1. Met betrekking tot de op te leggen maatregel acht de raad de maatregel van voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van zes maanden passend en geboden. Verweerder heeft zich in deze kwestie halsstarrig opgesteld en hij is weigerachtig mee te werken aan een oplossing. Door deze houding is het voor klaagster niet mogelijk de relatie met verweerder definitief te beëindigen. De raad acht het voorts passend en geboden bijzondere voorwaarden te verbinden aan deze schorsing, met welke bijzondere voorwaarden wordt beoogd de impasse in de financiële afwikkeling door te breken.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het dekenbezwaar gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk op voor de duur van zes maanden;

- bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de raad van discipline later anders zal gelasten op grond dat verweerder een of meer van de navolgende bijzondere of algemene voorwaarden niet heeft nageleefd;

- stelt als bijzondere voorwaarden:

a) verweerder dient binnen veertien dagen na in kracht van gewijsde gaan van deze beslissing het volledige dossier van klaagster ter begroting in te dienen bij de raad van toezicht in het arrondissement Utrecht; en

b) verweerder dient binnen veertien dagen na in kracht van gewijsde gaan van deze beslissing het bedrag ad € 2.000,- dat ten behoeve van klaagster op zijn derdengeldrekening staat over te maken naar de derdengeldrekening van de opvolgend advocaat van klaagster; en

c) verweerder dient binnen veertien dagen na in kracht van gewijsde gaan van deze beslissing de deken toestemming te geven het bedrag ad € 3.221,81 dat door klaagster op de Dekenrekening is gestort, naar klaagster over te maken;

- stelt als algemene voorwaarde dat verweerder zich binnen de hierna te melden proeftijd niet opnieuw schuldig maakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;

- stelt een proeftijd vast op een periode van twee jaar ingaande op de dag dat deze beslissing in kracht van gewijsde zal gaan;

- houdt ten aanzien van de klacht iedere beslissing aan, in afwachting van de beslissing van de raad van toezicht te Utrecht met betrekking tot de begroting van de declaraties van verweerder;

- draagt de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht op om de raad te informeren omtrent de afloop van de begrotingsprocedure ter zake van de declaraties waarop de klacht van klaagster betrekking heeft.

Aldus gewezen door Mr. Th.S. Röell, voorzitter, mr. S.M. Gaasbeek-Wielinga, mr. G. Kaaij, mr. G.J.W. Pulles, mr. J.H.P. Smeets, leden, bijgestaan door mr. H.J. Delhaas als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 oktober 2011.

voorzitter           griffier

Deze beslissing is in afschrift op 25 oktober 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep

zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van

de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076 - 548 4607.