ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA2045 Raad van Discipline Amsterdam 11-071A 11-072A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA2045 |
---|---|
Datum uitspraak: | 11-10-2011 |
Datum publicatie: | 11-10-2011 |
Zaaknummer(s): |
|
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Berisping |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen eigen advocaat. Verwijt is dat verweerders werkzaamheden in rekening hebben gebracht terwijl een toevoeging was verleend. Klacht gegrond. Berisping en bijzondere maatregel strekkende tot terugbetaling voorschot en creditering openstaande declaratie. |
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 11 oktober 2011
in de zaak 11-071A en 11-072A
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 4 maart 2011 binnengekomen klacht van:
mevrouw
te dezen vertegenwoordigd door:
de heer
klaagster
tegen:
mevrouw mr.
verweerster sub 1
de heer mr.
verweerder sub 2, tezamen met verweerster sub 1 te noemen: verweerders
1. Verloop van de procedure
1.1. Bij brief van 3 maart 2011, door de raad ontvangen op 4 maart 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2. De klacht is ter zitting van de raad van 3 augustus 2011 behandeld in aanwezigheid van een gemachtigde van klaagster, de heer Cabenda, alsmede verweerster sub 1. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3. De raad heeft kennisgenomen van de in paragraaf 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 15 zoals vermeld in de in die brief opgenomen inventarislijst.
2. De klacht
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders in strijd met artikel 46 Advocatenwet hebben gehandeld doordat zij na heropening van de zaak hun vervolgwerkzaamheden bij klaagster in rekening hebben gebracht nadat de toevoeging was gedeclareerd en verweerster sub 1 voor haar werkzaamheden al een vergoeding had ontvangen, terwijl ook het aantal uren op de toevoeging nog niet was bereikt.
3. Feiten
3.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.
3.2 In februari 2009 is klaagster in verband met een geschil met haar aannemer door het juridisch loket op basis van een LAT-toevoeging verwezen naar verweerster sub 1. Verweerster sub 1 heeft de zaak van klaagster tezamen met verweerder sub 2 ter hand genomen. Aangezien de werkzaamheden de beschikbare drie uur overtroffen is de toevoeging op 16 maart 2009 gemuteerd in een gewone toevoeging.
3.3 Verweerders hebben namens en in overleg met klaagster een conclusie van antwoord opgesteld naar aanleiding van een conceptdagvaarding van klaagsters wederpartij. Hoewel de advocaat van de wederpartij had aangekondigd over te gaan tot betekening van de dagvaarding indien betaling van de betreffende vordering zou uitblijven, werd daartoe (aanvankelijk) niet overgegaan, ook al bleef de vordering onbetaald. Verweerders hebben daarop het dossier na enkele maanden gesloten en de toevoeging gedeclareerd bij de Raad voor Rechtsbijstand. De vergoeding is vastgesteld op 14 oktober 2009.
3.4 Omdat de advocaat van de wederpartij op 1 december 2009 liet weten dat alsnog tot betekening van de dagvaarding zou worden overgegaan, hebben verweerders op 24 december 2010 verzocht de toevoeging weer te activeren, aangezien nog niet alle toegewezen uren waren verbruikt. Voorts deden zij een verzoek om toekenning van extra uren.
3.5 In zijn beslissing van 8 januari 2010 heeft de Raad voor Rechtsbijstand het verzoek om toekenning van extra uren afgewezen, omdat niet was gebleken van uitzonderlijke omstandigheden die de zaak in vergelijking met soortgelijke zaken dermate complex maken dat extra uren nodig zouden zijn. Voorts berichtte de Raad voor Rechtsbijstand:
"N.B. Uit uw aanvraag blijkt dat uw cliënt zelfstandig ondernemer is. De toevoegingsaanvraag had daarom beoordeeld moeten worden volgens artikel 12, lid 2 E WRB, hetgeen ten onrechte niet is gebeurd. Omdat dit een fout van ons betreft, hebben wij besloten de toevoeging zonder herbeoordeling te handhaven."
3.6 Op 18 januari 2010 hebben verweerders aan klaagster per e-mail bericht dat het verzoek om extra uren is afgewezen:
"De reden hiervoor is dat de afgegeven toevoeging nooit afgegeven had mogen worden omdat je een ondernemer bent. Dit is een fout van de Raad geweest. Dit heeft de Raad ook erkend en daarom zal de eerste toevoeging niet worden teruggedraaid."
3.7 Verweerders hebben vervolgens in de voornoemde e-mail bij klaagster een vergoeding op uurbasis alsmede een voorschot van EUR 750 (exclusief BTW) bedongen voor hun vervolgwerkzaamheden. Door klaagster is een voorschot betaald van EUR 950 (inclusief BTW), nadat verweerder sub 2 per e-mail van 2 februari 2010 aan klaagster had laten weten dat zij het voorschot uiterlijk op 3 februari 2010 om 12.00 uur in zijn geheel zou moeten voldoen, bij gebreke waarvan hij zich genoodzaakt zou zien zich als advocaat van klaagster terug te trekken.
3.8 Op 11 maart 2010 hebben verweerders aan klaagster een factuur voor hun werkzaamheden gestuurd van EUR 2.788,53. Klaagster heeft verweerders op 14 juni 2010 schriftelijk te kennen gegeven deze factuur niet te willen betalen en de reeds betaalde gelden terug te willen ontvangen.
4. Beoordeling van de klacht
4.1. Bij de beoordeling van de klacht is van belang hetgeen is bepaald in gedragsregel 24 lid 2 en 3. Daarin is bepaald dat het een advocaat niet is toegestaan voor een zaak waarvoor hij een toevoeging heeft verkregen een vergoeding, in welke vorm dan ook, te bedingen of in ontvangst te nemen afgezien van de eigen bijdrage en verschotten volgens de daarvoor geldende regels, alsmede dat wanneer een cliënt mogelijk voor toevoeging in aanmerking komt en niettemin verkiest daarvan geen gebruik te maken de advocaat dat schriftelijk dient vast te leggen.
4.2. Gelet op de stukken en op hetgeen ter zitting is verklaard staat vast dat klaagster door het juridisch loket op basis van een LAT-toevoeging is verwezen naar verweerster sub 1 en dat die toevoeging op 16 maart 2009 is gemuteerd in een gewone toevoeging. Voorts staat vast dat verweerders het dossier enkele maanden later hebben gesloten en de toevoeging bij de Raad voor Rechtsbijstand hebben gedeclareerd en dat zij op 24 december 2010 verzochten de toevoeging weer te activeren omdat het geschil weer opleefde.
4.3. Daarnaast is vast komen te staan dat de Raad voor Rechtsbijstand bij per brief verzonden beslissing van 8 januari 2010 aan verweerders heeft laten weten dat de toevoegingsaanvraag op onjuiste gronden was beoordeeld maar dat niettemin de toevoeging zonder herbeoordeling zou worden gehandhaafd.
4.4. Voorts staat vast dat verweerders klaagster op 18 januari 2010 hebben verzocht om betaling van een voorschot van EUR 750 (exclusief BTW) op hun vervolgwerkzaamheden en zij aan klaagster een factuur voor hun vervolgwerkzaamheden hebben gestuurd van EUR 2.788,53. Klaagster heeft een voorschot van EUR 950 (inclusief BTW) voldaan en de factuur onbetaald gelaten.
4.5. Verweerders hebben gesteld dat de Raad voor Rechtsbijstand de toevoeging slechts gehandhaafd heeft voor reeds gemaakte uren en niet voor de nog te maken uren, en dat vanaf de heropening van de zaak geen uren van de toevoeging meer beschikbaar waren en de werkzaamheden van verweerders daarom voortaan op urenbasis aan klaagster zouden kunnen worden gedeclareerd.
4.6. De raad overweegt dat uit het feit dat klaagster aan verweerders het verlangde voorschot heeft betaald niet kan worden afgeleid dat zij akkoord was met de handelwijze van verweerders. Klaagster verkeerde als cliënte immers in een afhankelijke positie en heeft ter zitting bij monde van haar gemachtigde laten weten dat klaagster zich voor het blok gezet voelde omdat kort na het verzoek om betaling van het voorschot documenten aan de rechtbank dienden te worden verzonden. Bovendien blijkt uit de e-mail van 2 februari 2010 van verweerder sub 2 dat hij terzake druk op klaagster heeft gezet door mede te delen zich genoodzaakt te zien zich als advocaat van klaagster terug te trekken indien het voorschot niet een dag later zou zijn voldaan.
4.7. De raad oordeelt dat verweerders, door betaling (anders dan de eigen bijdrage terzake van de toevoeging) van klaagster te verlangen en in ontvangst te nemen, terwijl voor de juridische dienstverlening aan klaagster een toevoeging was verleend, hebben gehandeld in strijd met gedragsregel 24 lid 2 en 3 alsmede met de Wet op de rechtsbijstand. Het feit dat de toevoeging, naar achteraf is gebleken, ten onrechte is verleend, doet hier niet aan af omdat de Raad voor Rechtsbijstand heeft medegedeeld dat de toevoeging niettemin wordt gehandhaafd en een vergoeding voor de werkzaamheden is uitbetaald aan verweerster sub 1. In een dergelijke situatie dienen de (vervolg)werkzaamheden onder de afgegeven toevoeging te worden verricht en dus niet te worden gedeclareerd. Voor zover de door verweerders ontvangen vergoeding van de Raad voor Rechtsbijstand niet toereikend is komt dat dan ook voor rekening en risico van verweerders.
4.8. Aldus komt de raad dan ook tot de vaststelling dat verweerders, in weerwil van hetgeen zij terzake blijkbaar veronderstellen, tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld. Bij gebrek aan belang behoeft hetgeen partijen verder over en weer hebben aangevoerd geen bespreking.
4.9. De klacht is derhalve gegrond.
5. Maatregel
5.1. De raad neemt in aanmerking dat verweerders tuchtrechtelijk laakbaar hebben gehandeld, waarbij wordt meegewogen dat verweerders tevens in strijd met de Wet op de rechtsbijstand hebben gehandeld. Verweerders hebben daarmee inbreuk gemaakt op het vertrouwen dat in de advocatuur moet kunnen worden gesteld.
5.2. Daarnaast rekent de raad het verweerders ernstig aan dat zij de beslissing (van 8 januari 2010) en de motivering van de Raad voor Rechtsbijstand niet juist hebben uitgelegd aan klaagster, nu zij hebben gesteld dat (i) de Raad voor Rechtsbijstand de toevoeging slechts heeft gehandhaafd voor de reeds gemaakte uren en niet voor de nog te maken uren, en dat (ii) vanaf de heropening van de zaak geen uren van de toevoeging meer beschikbaar waren en de werkzaamheden van verweerders daarom voortaan op urenbasis aan klaagster zouden kunnen worden gedeclareerd, terwijl in werkelijkheid de Raad voor Rechtsbijstand in voornoemde beslissing heeft laten weten dat de toevoegingsaanvraag op onjuiste gronden was beoordeeld maar dat niettemin de toevoeging zonder herbeoordeling zou worden gehandhaafd.
5.3. Verweerders hebben ter zitting of anderszins geen blijk gegeven het laakbare van hun gedrag in te zien. Voorts heeft klaagster in haar klachtbrief van 2 november 2010 verzocht om te bewerkstelligen dat het door haar betaalde voorschot zou worden terugbetaald.
5.4. Op grond van alle omstandigheden in deze zaak, de aard en de ernst van de gegrond bevonden klachten acht de raad de maatregel van berisping onder de bijzondere voorwaarde van terugbetaling van het voorschot en creditering van de (onbetaalde) declaratie, passend en geboden.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerders op de maatregel van berisping;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verweerders binnen één week na het onherroepelijk worden van deze uitspraak een bedrag van EUR 950 (het door klaagster betaalde voorschot) aan klaagster op een door haar op te geven rekening terugbetalen en de declaratie ter hoogte van het bedrag van EUR 2.788,53 in de administratie crediteren en dat verweerders binnen een week na effectuering bewijsstukken daarvan aan de deken zenden.
Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mr. M.A. le Belle, mr. J.M. van de Laar, mr. B. Roodveldt, mr. J.H.P. Smeets, leden, bijgestaan door mr. D.K. Baas, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 11 oktober 2011.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 11 oktober 2011 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerders
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:
- verweerders
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep
zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van
de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof van Discipline in het vereiste aantal.
d. Telefonische informatie
076 - 548 4607.