ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA2034 Raad van Discipline Amsterdam 11-049A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA2034
Datum uitspraak: 03-10-2011
Datum publicatie: 03-10-2011
Zaaknummer(s): 11-049A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Berichten aan derden
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Wat nooit geoorloofd is
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen advocaat wederpartij. Onnodig grievend/door opmerkingen en uitnodiging voor diner onvoldoende distantie in acht genomen. Klachtonderdeel gegrond, zonder maatregel. Geen feitelijk onjuiste mededeling gedaan door te stellen dat huwelijk kinderloos is gebleven. Betreft een juridische en onderbouwde stellingname ten behoeve van cliënt. Klachtonderdeel ongegrond.  

 RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 3 oktober 2011

in de zaak 11-049A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klacht van:

Mevrouw

k l a a g s t e r

tegen:

De heer mr.

v e r w e e r d e r

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 15 februari 2011, bij de raad binnengekomen op 17 februari 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 27 juli 2011. Partijen zijn verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 tot en met 8, genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 De klacht

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet

heeft gehandeld doordat hij:

a) door zich zowel in woord als in geschrift onnodig grievend, op de persoon gericht, grof, suggestief, beledigend en denigrerend over klaagster heeft uitgelaten;

b) mededelingen heeft gedaan die feitelijk onjuist zijn;

c) klaagster onheus heeft bejegend door voor het uitroepen van een zitting, klaagster uit te nodigen voor een diner bij verweerder thuis.

3 Feiten

3.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.2 Tussen klaagster en haar ex-echtgenoot is een geschil ontstaan in het kader van hun echtscheiding. Verweerder behartigt in dat geschil de belangen van de man. Verweerder treedt in die hoedanigheid op in aantal procedures. Het betreft:

- Omgangsregeling;

- Onderhoudsbijdrage;

- Voortgezet verblijf in de echtelijke woning.

3.3 In de onder 3.2 genoemde procedures door verweerder opgestelde processtukken komen de volgende zinsneden voor:

- in de dagvaarding van 18 november 2009: “de vrouw kan immers zoveel roepen” en “omdat

het niet redelijk is dat de woning, zeg maar, onder de gat van de vrouw wordt verkocht” en “de concludeert dat het voor de vrouw ‘prima vissen in troebel water’, met andere woorden door maar van alles en nog wat te roepen waardoor de Voorzieningenrechter allicht het idee bekruipt ‘waar rook is, is vuur’, maakt de Voorzieningenrechter zich er makkelijk van af door de vordering van de man af te wijzen”;

- in het verweerschrift van 4 december 2009: “de vrouw lapt de beschikking van uw rechtbank d.d. 22 juli jl. gewoon aan haar laars” en “Nee, dit soort onzinnige argumenten zijn geen grond waar-op uw rechtbank tot wijziging voorlopige voorzieningen zou kunnen overgaan” en “Daar is toch geen woord Spaans bij (!), oordeelt de man”;

- in de dagvaarding van 19 maart 2010: “hoe haalt de vrouw het in haar botte hoofd”;

- in het verweerschrift van 8 april 2010: “Afgezien daarvan zal worden aangetoond dat het verzoek van de vrouw niet is ingegeven door het belang van het kind, maar dat de vrouw er een (eigen) verborgen agenda op nahoudt, waar Uw Rechtbank onwetend van gehouden wordt”;

- in de pleitnota van 28 juni 2010: “het minderjarige kind is niet staande het huwelijk geboren maar daarvoor. De man is niet de biologische vader. Om die reden moet worden geconcludeerd dat het huwe-lijk kinderloos gebleven is”;

- in de reactie van 6 augustus 2010: “dat de vrouw Uw Rechtbank andermaal bij de neus heeft willen nemen” en “Niet alleen omdat de vrouw het kennelijk de normaalste zaak van de wereld vindt om U.E.A. om de tuin te leiden”.

3.4 Verweerder heeft klaagster, samen met haar advocaat, kort voor de aanvang van de mondelin-ge behandeling in één van de onder 3.2. genoemde procedures uitgenodigd voor een gezamen-lijk diner bij hem thuis om de kwesties op te lossen. Klaagster heeft de uitnodiging afgeslagen.

4 Beoordeling van de klacht

4.1 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klaagsters wederpartij heeft te gelden de door het Hof van Discipline – de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht – gehanteerde maat-staf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zon-der dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzon-deringsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De raad zal het optreden van verweerder aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

Klachtonderdelen a) en c)

4.2 De raad ziet aanleiding klachtonderdelen a) en c) gezamenlijk te behandelen. Met de in het klachtdossier weergegeven passages uit de gedingstukken van verweerder, culminerend in de uitlating “hoe haalt de vrouw het in haar botte hoofd” en de stelling dat klaagster het kennelijk de normaalste zaak van de wereld vindt om rechters om de tuin te leiden, alsmede door, kort voor een zitting, klaagster uit te nodigen voor een door verweerder bij hem thuis te bereiden maaltijd om te proberen de kwesties die partijen verdeeld houden op te lossen, is de raad van oordeel dat verweerder onvoldoende distantie in acht heeft genomen. Zeker in gevoelige kwesties als onderhavige mag van de betrokken advocaat een bepaalde mate van terughoudendheid worden verwacht, juist omdat bij een echtscheidingsprocedure doorgaans meer op het spel staat dan alleen financiën. Daaraan heeft verweerder duidelijk voorbij gezien. De raad vindt klachtonderdelen a) en c) dan ook gegrond.

Klachtonderdeel b)

4.3 Klaagster maakt in klachtonderdeel b) bezwaar tegen de door verweerder – in de pleitnota van 28 juni 2010 – gedane mededeling dat het huwelijk kinderloos is gebleven. Klaagster stelt dat die mededeling onjuist is, nu zij en haar ex-echtgenoot tijdens hun huwelijk een kind hebben geadopteerd en zij hem hebben erkend. Verweerder heeft gemotiveerd aangegeven waarom hij zich namens zijn cliënt op het standpunt heeft gesteld dat het huwelijk ‘kinderloos’ is geble-ven. Verweerder wijst er op dat klaagster niet van het kind is bevallen en dat er onrechtmatig-heden zijn geconstateerd bij de erkenning van het kind door zijn cliënt. Als in rechte komt vast te staan dat huwelijk daarom als kinderloos moet worden beschouwd, kan dat van invloed zijn op de onderhoudsbijdrage van de man en daarmee in zijn belang, aldus verweerder. De raad kan niet vaststellen of de mededeling van verweerder juist of onjuist is, nu het verwijt (te) nauw samenhangt met de inhoud van het geschil. Het uiteindelijke oordeel daarover is aan de rechter. Het standpunt dat het huwelijk kinderloos is gebleven is derhalve niet feitelijk onjuist, maar een weergave van hoe in juridische zin tegen het tijdens het huwelijk geadopteerde kind kan worden aangekeken. Verweerder heeft de vrijheid om in het belang van zijn cliënt dat standpunt naar voren te brengen. Het is vervolgens aan de advocaat van klaagster om aan te geven waarom de door verweerder namens zijn cliënt ingenomen stelling onjuist is. Het klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

4.4 Maatregel

4.5 Klachtonderdelen a) en c) zijn gegrond. Klachtonderdeel b) is ongegrond. De raad zal verweerder geen maatregel opleggen, nu hij tijdens de mondelinge behandeling heeft aangege-ven in te zien dat hij de grens van het betamelijke heeft overschreden en klaagster daarvoor zijn excuses heeft aangeboden.

 BESLISSING:

 De raad van discipline verklaart:

 -  klachtonderdelen a) en c) gegrond;

 -  klachtonderdeel b) ongegrond.

Aldus gewezen door Mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. S.M. Gaasbeek-Wielinga, A. de Groot, M.J. Westhoff en B.J. Sol, leden, met bijstand van mr. R.N.E. Visser als griffier en uitgespro-ken ter openbare zitting van 3 oktober 2011.

voorzitter        griffier

Deze beslissing is in afschrift op 3 oktober 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan ten aanzien van het ongegrond verklaarde klachtonderdeel hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

En ten aanzien van de gegrond verklaarde klachtonderdelen door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zeven-voud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appèlmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a.  Per post

 Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: postbus 132, 4840 AC  Prinsen-beek

b.  Bezorging

 De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC  Prinsenbeek. Bezorging kan uit-sluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.  Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is: 076 548 4608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d.  Telefonische informatie

 076 548 4607.