ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA2016 Raad van Discipline Amsterdam 11-025A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA2016
Datum uitspraak: 21-09-2011
Datum publicatie: 26-09-2011
Zaaknummer(s): 11-025A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klachten dat verweerder, als advocaat van klager, tekort is geschoten in het verlenen van rechtsbijstand, slecht bereikbaar was, klager ten onrechte naar een zitting heeft laten komen en zich onheus heeft uitgelaten. Verweerder heeft aangevoerd dat hij hoger beroep (ondanks zijn advies om dat niet te doen) heeft ingesteld op uitdrukkelijk verzoek van klager, maar dat is niet schriftelijk vastgelegd. Ter zitting is bovendien duidelijk geworden dat verweerder geen aanknopingspunten heeft gezien voor een succesvol hoger beroep en dat hij, toen klager kennelijk toch in hoger beroep wilde, heeft gemeend dat klager door de rechter van zijn ongelijk moest worden overtuigd. Daarmee heeft verweerder klager blootgesteld aan een (te verwachten) terechtwijzing door de rechter. Klachtonderdeel gegrond. Maatregel van enkele waarschuwing. Overige klachtonderdelen ongegrond, behalve ten aanzien van de klacht dat klager onverrichter zake naar een zitting heeft moeten komen. Excuus aangeboden, geen maatregel opgelegd.

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 21 september 2011

in de zaak 11-025A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klacht van:

De heer

k l a g e r

tegen:

De heer mr.

v e r w e e r d e r

Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 24 januari 2011, bij de raad binnengekomen op 25 januari 2011, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad 18 juli 2011 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennisgenomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 11 in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

De klacht

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat:

a) verweerder klager onjuist heeft geadviseerd en met zijn rechtsbijstand tekort is geschoten;

b) verweerder slecht bereikbaar was voor klager en hem niet in de gelegenheid heeft gesteld zijn zaak op adequate wijze met hem te bespreken;

c) verweerder klager niet tijdig heeft bericht dat de op 7 september 2009 geplande zitting niet doorging, waardoor klager onnodig naar de rechtbank is gegaan;

d) verweerder zich op onheuse wijze jegens klager heeft uitgelaten en hem diverse keren gezegd heeft dat hij niets verdient aan zijn belangenbehartiging maar er zelfs op toe moet leggen daar hij klager op basis van een toevoeging rechtsbijstand verleent.

2.2 Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerder volgens klager de norm, zoals vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet, geschonden.

De feiten

3.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.2 Verweerder was de opvolgende advocaat die de belangen van klager heeft behartigd in diens echtscheiding en de gevolgen daarvan. Verweerder heeft twee zaken voor klager gedaan. De eerste zaak betrof de afwikkeling van de huwelijksvoorwaarden, waarin klager eiser was, en de tweede zaak betrof een verzoek van de ex-echtgenote tot vaststelling van kinderalimentatie, in welke procedure klager verweerder was.

3.3 In de procedure over de boedelscheiding is door de rechtbank Amsterdam op 7 september 2009 een comparitie van partijen gepland. Toen bleek dat verweerder daar, wegens opname in het ziekenhuis, niet bij aanwezig kon zijn heeft een kantoorgenoot van verweerder de wederpartij en de rechtbank om uitstel verzocht. Dat uitstel is verleend maar de betreffende kantoorgenoot heeft verzuimd klager daarvan op de hoogte te brengen. Klager is daarom op 7 september 2009 naar de zitting gegaan en onverrichter zake teruggekeerd. De betreffende kantoorgenoot heeft daarvoor per brief van 8 september 2009 haar verontschuldigingen aan klager aangeboden.

3.4 In de zaak over de kinderalimentatie heeft de rechtbank Haarlem op 29 september 2009 beschikt dat klager met ingang van 1 januari 2009 aan diens ex-echtgenote als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen van klager dient te voldoen een bedrag van € 50,00 per maand per kind.

3.5 Begin november 2009 hebben verweerder en klager overleg gehad over het instellen van hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Haarlem. Na dat overleg heeft verweerder zijn dienstverlening aan klager beëindigd.

3.6 Omdat klager geen opvolgende advocaat bereid vond de behandeling over te nemen en omdat op 30 november 2009 een comparitie van partijen zou plaatsvinden in de boedelscheidingsprocedure heeft verweerder, op verzoek van klager, de behandeling voortgezet. Verweerder heeft tevens op 24 december 2009 een beroepschrift tegen de beschikking van de rechtbank Haarlem van 29 september 2009 ingediend bij het hof Amsterdam. De ex-echtgenote van klager heeft vervolgens incidenteel hoger beroep ingesteld tegen genoemde beschikking.

3.7 Het hof Amsterdam heeft de beschikking van de rechtbank Haarlem vernietigd en in hoger beroep bepaald dat door klager met ingang van 1 januari 2009 aan de ex echtgenote van klager een bijdrage moet worden betaald in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen van € 250,00 per kind per maand.

Beoordeling van de klacht

4.1 In klachtonderdeel a) verwijt klager dat verweerder hem 1) onjuist heeft geadviseerd en 2) met zijn rechtsbijstand tekort is geschoten. De raad is van oordeel dat enig inhoudelijk onjuist advies van verweerder aan klager niet is komen vast te staan. Voor dat gedeelte zal de klacht ongegrond worden verklaard. Dat neemt echter niet weg dat verweerder voor klager in hoger beroep is gegaan tegen de beschikking van de rechtbank Haarlem in de alimentatiekwestie, waarbij de raad er vanuit gaat dat verweerder (zoals hij heeft aangevoerd) het hoger beroep heeft afgeraden.

4.2 Verweerder heeft aangevoerd dat hij het hoger beroep (ondanks zijn advies om dat niet te doen) heeft ingesteld op uitdrukkelijk verzoek van klager, maar het staat vast dat verweerder dat niet schriftelijk aan klager heeft bevestigd terwijl hij klager ook niet schriftelijk heeft gewezen op de goede en kwade kansen die met het hoger beroep waren verbonden.

4.3 Ter zitting is bovendien duidelijk geworden dat verweerder geen aanknopingspunten heeft gezien voor een succesvol hoger beroep en dat hij, toen klager kennelijk toch in hoger beroep wilde, heeft gemeend dat klager door de rechter van zijn ongelijk moest worden overtuigd. Daarmee heeft verweerder klager blootgesteld aan een (te verwachten) terechtwijzing door de rechter.

4.4 Op grond van de hiervoor genoemde omstandigheden is de raad van oordeel dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de jegens klager in acht te nemen zorg en dat de klacht, voor zover deze inhoudt dat verweerder met zijn rechtsbijstand aan klager tekort is geschoten, gegrond is.

4.5 De raad is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verweerder slecht voor klager bereikbaar was en hem niet in de gelegenheid heeft gesteld zijn zaak op adequate wijze met verweerder te bespreken. Klachtonderdeel b) is daarom ongegrond.

4.6 Verweerder heeft erkend dat klachtonderdeel c) gegrond is. De raad deelt dat oordeel, maar zal ter zake geen maatregel opleggen. Door privéomstandigheden van medische aard aan de zijde van verweerder is sprake geweest van een onfortuinlijke miscommunicatie waarvoor, direct na ontdekking, schriftelijk verontschuldigingen zijn aangeboden. Onder die omstandigheden behoort een maatregel achterwege te blijven.

4.7 De raad is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verweerder zich op onheuse wijze jegens klager heeft uitgelaten en hem diverse keren heeft gezegd dat hij niets verdient aan zijn belangenbehartiging. Klachtonderdeel d) is daarom ongegrond.

Maatregel

4.8 Nu klachtonderdeel a) gedeeltelijk gegrond is bevonden staat vast dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De raad acht in dit verband de maatregel van een enkele waarschuwing passend en geboden.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel a) gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond;

- verklaart klachtonderdeel c) gegrond;

- verklaart klachtonderdelen b) en d) ongegrond;

- legt aan verweerder op de maatregel van een enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. P.W.M. Huisman, mr. M.W. Schüller, mr. G.J.W. Pulles en mr. D.J.S. Voorhoeve, leden, met bijstand van mr. R.A. Veldman als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 21 september 2011.

voorzitter griffier

Deze beslissing is in afschrift op 21 september 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan voor wat betreft de gegrond verklaarde klachtonderdelen beroep worden ingesteld bij het hof van discipline door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Voor wat betreft de ongegrond verklaarde klachtonderdelen kan beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is: 076 – 548 46 08. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076 – 548 46 07