ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA2006 Raad van Discipline Amsterdam 11-073A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA2006 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-09-2011 |
Datum publicatie: | 13-09-2011 |
Zaaknummer(s): | 11-073A |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | De geheimhoudingsverplichting van de advocaat brengt mee dat de advocaat al het redelijke doet om te voorkomen dat derden kunnen meeluisteren met de gesprekken die hij met zijn cliënt voert. Onder omstandigheden is het echter niet tuchtrechtelijk laakbaar als een advocaat een gesprek met zijn cliënt voert in zijn spreekkamer, wetende dat zijn kantoorgenoot dat gesprek mogelijk kan volgen. Het komt voor rekening en risico van de advocaat als hij een eerste bespreking voert met zijn cliënt zonder dat hij tevoren heeft onderzocht of het hem in verband met eventuele conflicterende belangen wel vrijstaat op te treden voor die cliënt. Klacht gedeeltelijk gegrond zonder oplegging van een maatregel. |
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 13 september 2011
in de zaak 11-073A
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 4 maart 2011 binnengekomen klacht van:
de heer
vertegenwoordigd door:
mevrouw mr.
klager
tegen:
de heer mr.
verweerder
1. Verloop van de procedure
1.1. Bij brief van 3 maart 2011, door de raad ontvangen op 4 maart 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2. De klacht is behandeld ter zitting van 5 juli 2011 in aanwezigheid van partijen, waarbij klager ter zitting werd bijgestaan door mr. G. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3. De raad heeft kennisgenomen van de in § 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad, van de bij die brief gevoegde stukken genummerd 1 tot en met 19 en van het op de zitting door verweerder overgelegde bewijs van betaling.
2. Feiten
2.1. Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.
2.2. Klager, die reeds langere tijd cliënt was van verweerder, heeft zich op vrijdag 7 maart 2008 onaangekondigd bij verweerder gemeld met een nieuwe zaak aangaande een hypotheekkwestie. Op het kantoor van verweerder heeft toen direct een innamegesprek plaatsgevonden, in welk gesprek ook inhoudelijk over de zaak is gesproken. Klager had toen geen stukken bij zich. Er is een vervolgafspraak gemaakt voor maandag 10 maart 2008.
2.3. Meteen nadat klager het kantoor van verweerder heeft verlaten, is hij gebeld door de wederpartij van klager. Deze wederpartij bleek op de hoogte te zijn van het feit dat klager tegen haar een zaak wilde beginnen, ondanks dat klager dit zelf niet aan haar had medegedeeld. Later is gebleken dat de toenmalige kantoorgenoot van verweerder, mr. R, die eerder als advocaat voor die wederpartij had opgetreden, die wederpartij hiervan op de hoogte had gebracht.
2.4. Op 10 maart 2008 heeft een tweede bespreking op het kantoor van verweerder plaatsgevonden. Klager heeft toen een voorschot van € 200,- per kas aan verweerder betaald. Verweerder heeft toen voorts van een aantal meegebrachte stukken kopieën gemaakt. De secretaresse van verweerder heeft de zaak op 10 maart 2008 in Fidura ingeschreven, waarbij zij de wederpartij onder een onjuiste naam heeft vermeld. Kort na die tweede bespreking heeft verweerder zich teruggetrokken als advocaat van klager, op de grond dat de wederpartij van klager cliënt was van mr. R. Aangezien verweerder echter in totaal ongeveer vier uur met klager had gesproken, vond hij het voorschot ad € 200,- rechtvaardig en wilde hij dat bedrag aanvankelijk niet aan klager terugbetalen. Desondanks heeft verweerder bij brief d.d. 8 december 2010 aan de deken laten weten bereid te zijn het bedrag te retourneren. Bij brief d.d. 15 februari 2011 heeft (de gemachtigde van) klager verweerder (via de deken) bericht op welk rekeningnummer hij het bedrag kon terugstorten. Op 5 juli 2011, de dag van de zitting in onderhavige klachtprocedure, heeft verweerder het geïnde bedrag teruggestort.
3. Klacht
3.1. De klacht jegens verweerder houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld, doordat hij:
a. zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden door na het eerste gesprek met klager op zijn kantoor de zaak te bespreken met zijn toenmalige kantoorgenoot mr. R;
b. niet direct bij aanvang van de rechtshulpverlening is nagegaan of de wederpartij van klager cliënt was of is geweest van het kantoor van verweerder en dat hij eerst de zaak inhoudelijk heeft besproken, kopieën heeft gemaakt van processtukken en een bedrag van € 200,- exclusief btw in rekening heeft gebracht en dit bedrag later niet aanstonds heeft terugbetaald.
4. Beoordeling van de klacht
4.1. De raad zal de klachtonderdelen hierna afzonderlijk behandelen.
4.2. Klachtonderdeel a is gebaseerd op de stelling van klager dat verweerder na het eerste gesprek met klager op zijn kantoor de zaak heeft besproken met zijn toenmalige kantoorgenoot mr. R. Door verweerder is die stelling gemotiveerd betwist. Voor een bespreking met mr. R is geen gelegenheid geweest, aldus verweerder, gelet op het feit dat klager kennelijk direct bij het verlaten van het kantoor al door de wederpartij is gebeld. Volgens verweerder heeft mr. R kennelijk het innamegesprek kunnen volgen doordat de spreekkamer niet geheel kan worden afgesloten van de overige ruimten van het kantoor, aangezien de scheidingsmuur gedeeltelijk open is.
4.3. De raad kan in het licht van deze gemotiveerde betwisting en bij gebreke van aanknopingspunten voor de stelling van klager, niet vaststellen dat verweerder de nieuwe zaak na afloop van het innamegesprek heeft besproken met mr. R.
4.4. Ter zitting is namens klager nog gesteld dat, als verweerder ervan op de hoogte was dat gesprekken in de spreekkamer waren te horen vanuit andere ruimten in kantoor en hij dat toestond, zulks ook klachtwaardig handelen oplevert. De raad stelt voorop dat de geheimhoudingsverplichting van de advocaat meebrengt dat de advocaat al het redelijke doet om te voorkomen dat derden kunnen meeluisteren met de gesprekken die hij met zijn cliënt voert. In dit geval is niet gesteld of gebleken dat anderen dan de voormalig kantoorgenoot mr. R, die ook advocaat was en met wie verweerder een samenwerkingsverband had, met de gesprekken van verweerder konden meeluisteren. Verder moet ervan worden uitgegaan, nu dat niet is betwist, dat het voor de temperatuurregeling binnen kantoor nodig was dat de scheidingswand tussen de kamer van verweerder en die van mr. R gedeeltelijk open bleef. Onder deze omstandigheden heeft verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door een gesprek met klager in zijn spreekkamer te voeren, wetende dat zijn kantoorgenoot mr. R dat gesprek mogelijk kon volgen. Verweerder mocht er in beginsel op vertrouwen dat mr. R, die ook advocaat was, de opgevangen informatie als strikt vertrouwelijk zou beschouwen. Niet gesteld of gebleken is dat verweerder redenen had daar niet op te vertrouwen. Klachtonderdeel a is derhalve ongegrond.
4.5. Bij de beoordeling van klachtonderdeel b stelt de raad voorop dat van een behoorlijk advocaat mag worden verwacht dat de organisatie van zijn kantoor dusdanig is ingericht dat bij binnenkomst van een nieuwe zaak, dan wel direct na het innamegesprek, kan worden nagegaan – en ook daadwerkelijk wordt nagegaan – of de wederpartij een cliënt van het kantoor van de advocaat is of is geweest. In dit geval is klager als vaste cliënt van verweerder zonder afspraak komen binnenlopen op het kantoor van verweerder en heeft verweerder hem direct te woord gestaan. Aldus kon verweerder niet voorafgaand aan het innamegesprek met klager controleren of de wederpartij van klager een cliënt van het kantoor van verweerder was of was geweest. Dat verweerder bij het innamegesprek met klager op 7 maart 2008 nog niet ervan op de hoogte was dat de wederpartij van klager een cliënt van mr. R was, is dus niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. De eerstvolgende werkdag, te weten maandag 10 maart 2008, heeft een vervolggesprek plaatsgevonden. Niet is komen vast te staan dat verweerder toen al wist dat mr. R een zaak voor de wederpartij had behandeld. Verweerder heeft ook toegelicht dat hij weinig reden had om rekening te houden met de mogelijkheid dat de wederpartij een cliënt van mr. R was, omdat zijn kantoor alleen kleine particulieren bediende. Op de dag van de vervolgbespreking heeft verweerder zijn secretaresse de nieuwe zaak in het automatiseringssysteem van het kantoor laten invoeren. Daarbij is echter niet direct gebleken dat de wederpartij cliënt van kantoor was, omdat – blijkens een door verweerder overgelegde uitdraai uit het systeem – de secretaresse daarbij niet de juiste naam van de wederpartij heeft ingevoerd. Eén of hooguit enkele dagen nadien heeft verweerder begrepen dat mr. R wel eens voor de wederpartij had opgetreden en heeft verweerder zich teruggetrokken uit de zaak. Onder deze omstandigheden kan verweerder niet worden verweten de zaak inhoudelijk te hebben besproken in twee besprekingen, kopieën te hebben gemaakt en een voorschot te hebben gevraagd en in ontvangst te hebben genomen zonder te hebben gesignaleerd dat de wederpartij cliënt was van zijn kantoor.
4.6. Naar het oordeel van de raad komt het echter wel voor rekening en risico van de advocaat als hij een eerste bespreking voert met zijn cliënt zonder dat hij tevoren heeft onderzocht of het hem in verband met eventuele conflicterende belangen vrijstaat op te treden voor die cliënt. Verweerder had derhalve de geïnde voorschotbetaling aan klager moeten terugbetalen nadat hij had vernomen dat de wederpartij van klager cliënt van mr. R was. Verweerder had dit in ieder geval moeten doen direct nadat hij dit bij brief d.d. 8 december 2010 aan de deken had toegezegd en hij bij brief van 15 februari 2011 van (de gemachtigde van) klager had vernomen op welk rekeningnummer hij het bedrag kon terugstorten. Aangezien verweerder pas op 5 juli 2011, de dag van de zitting in onderhavige klachtprocedure, het bedrag heeft teruggestort en hij geen goede reden voor deze late betaling heeft kunnen geven, is de raad van oordeel dat verweerder klachtwaardig heeft gehandeld. Klachtonderdeel b is derhalve gegrond.
5. Maatregel
5.1. Gelet op het feit dat verweerder zich een en ander in die zin heeft aangetrokken dat hij bereid was om het in rekening gebrachte bedrag aan klager te retourneren – en dit uiteindelijk ook heeft gedaan – en gelet op de overige omstandigheden van het geval zal de raad verweerder geen maatregel opleggen.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdeel a ongegrond;
- verklaart klachtonderdeel b gegrond.
Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mr. A. de Groot, mr. H.B. de Regt, mr. B. Roodveldt en mr. S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. E.J.M. van Rijckevorsel-Teeuwen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 september 2011.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 13 september 2011 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing kan ten aanzien van het gegrond verklaarde klachtonderdeel hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:
- verweerder
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Ten aanzien van het ongegrond verklaarde klachtonderdeel kan hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.
d. Telefonische informatie
076 - 548 4607.