ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1966 Raad van Discipline Amsterdam 11-015H

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1966
Datum uitspraak: 05-09-2011
Datum publicatie: 12-09-2011
Zaaknummer(s): 11-015H
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Handelen van een deken, lid R.v.T, R.v.D, Hof
  • Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van deken of tuchtrechter
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:  klacht tegen de deken in verband met vereiste  communicatie en voortvarende behandeling  bij klachtprocedures gegrond verklaard.

 RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 5 september 2011

in de zaak 11-015H

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad op de klacht van:

de heer

k l a g e r

tegen

v e r w e e r d e r .

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 14 januari 2011, door de raad ontvangen op 20 januari 2011, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 7 februari 2011 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op diezelfde dag aan klager is verzonden.

1.3 Bij brief van 15 februari 2011, door de raad ontvangen op 18 februari 2011, heeft klager verzet aangetekend tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad op 20 juni 2011. Klager verscheen. Verweerder verscheen niet. Van de behandeling is proces verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennis genomen van

- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop die beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven,

- de brief van klager van 18 februari 2011,

- een aanvullend verzetschrift van 2 maart 2011,

- een brief van klager van 5 mei 2011,

- een brief van klager van 20 mei 2011,

-` een brief van de deken van 27 mei 2011.

2 Klacht/het verzet

2.1. De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder in zijn hoedanigheid van deken van de orde van advocaten te Utrecht in strijd heeft gehandeld met artikel 46 Advocatenwet nu

(a) verweerder niet aanwezig was bij een gemaakte afspraak op 9 september 2009

(b) de zaak van klager niet objectief kan worden behandeld omdat verweerder niet objectief is

(c) verweerder na 9 september 2009 niet heeft gereageerd op een verzoek van klager om een advocaat aan te wijzen

(d) verweerder naar aanleiding van een brief van klager niet heeft gehandeld.

2.2. Het verzet dat is ingediend door klager houdt hoofdzakelijk in dat de voorzitter de klacht ten onrechte ongegrond heeft verklaard. Daarvoor wordt aangevoerd dat van onjuiste feiten is uitgegaan en de klachten van klager niet serieus zijn onderzocht.

 3. Feiten

3.1 Klager heeft op 17 augustus 2009 bij verweerder, in zijn hoedanigheid van deken van de orde van advocaten te Utrecht, een klacht tegen een andere advocaat ingediend.

3.2 Op 9 september 2009 stuurde klager een brief naar verweerder met het verzoek in te grijpen inzake de behandeling van zijn zaak door advocaten.

3.3 Op 17 september 2009 berichtte verweerder de brief van klager van 17 augustus 2009 vooralsnog niet als klacht aan te zullen merken.

3.4 Op 22 september 2009 stuurde klager een mailbericht naar verweerder met daarin een herinnering ter zake van het op 9 september 2011 gedane verzoek.

3.5 Op 1 oktober 2009 stuurde klager een mail naar verweerder waarin hij stelde een brief te hebben verzonden op 9 september 2009 maar daarop geen reactie te hebben ontvangen. 

3.6 Op 14 oktober 2009 diende klager een klacht in tegen verweerder bij de raad van toezicht van de orde van advocaten te Utrecht.

3.7 Op 29 oktober 2009 diende klager de onderhavige klacht in bij de raad van discipline te Amsterdam.

3.8 Bij beschikking van 2 november 2009 is de klacht verwezen naar de deken van de orde van advocaten te Haarlem ten einde daar te worden behandeld

3.9 Op 3 november 2009 verzocht klager verweerder schriftelijk hem te informeren omtrent de stand van zaken bij de behandeling van door hem ingediende klachten en verzoeken.

.

3.10 Op 4 november 2009 stuurde klager een verzoek naar verweerder tot het aanwijzen van een advocaat ex art. 13 van de Advocatenwet.

3.11 Op 10 november stuurde verweerder een brief naar klager waarin hij uiteenzette aan welke voorwaarden moest worden voldaan alvorens een advocaat kon worden toegewezen en verzocht hij verweerder antwoord te geven op een aantal door hem gestelde vragen.

3.12 Op 11 november 2009 stuurde klager een brief naar verweerder met daarin een antwoord op de door verweerder gestelde vragen.

3.13 Op 26 november 2009 verzocht klager schriftelijk aan verweerder in een aantal zaken een advocaat aan te wijzen.

3.14 Op 10 mei 2010 berichtte klager de deken van de orde van advocaten te Haarlem nog steeds geen reactie te hebben gehad van verweerder in de door hem op 17 augustus 2009 aanhangig gemaakte klachtzaak.

4. Beoordeling van het verzet

4.1. Zoals de voorzitter terecht tot uitgangspunt heeft genomen geldt als algemeen beginsel dat het advocatentuchtrecht voor de advocaat blijft gelden ook indien hij optreedt in een andere hoedanigheid. Indien hij zich bij de vervulling van die andere hoedanigheid zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd, zal in het algemeen sprake zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.  Beoordeeld dient derhalve te worden of verweerder zich in zijn hoedanigheid van deken zodanig heeft misdragen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.

4.2. Met de voorzitter is de raad van oordeel dat niet gebleken is dat verweerder zich zodanig heeft misdragen ter zake van klachtonderdeel (a) (b) en (c) dat deze gegrond kunnen worden verklaard. Overigens is inmiddels een andere advocaat aangewezen. De raad verklaart het verzet tegen deze onderdelen van de beslissing van de voorzitter ongegrond.

4.3. Ter zake van klachtonderdeel (d) komt de raad echter tot een ander oordeel dan de voorzitter. De raad is van oordeel dat de deken in de uitoefening van zijn taak als deken wel degelijk zodanig tekort is geschoten dat daarmee het vertrouwen dat in de advocatuur wordt gesteld wordt ondermijnd en daarmee het vertrouwen van klager in een adequate en voortvarende behandeling van zijn klacht in het geding is.

4.4. Daarbij speelt een rol dat de raad op basis van het gehele klachtdossier waaronder de brief van 5 mei 2011 en -door het niet verschijnen van verweerder ter zitting- bij gebreke van een deugdelijke tegenspraak heeft moeten constateren dat het verwijt van klager dat verweerder na 17 augustus 2009 niet meer inhoudelijk heeft gereageerd op diverse brieven van klager is komen vast te staan. Daarmee is klachtonderdeel (d) gegrond

5. Maatregel

Er vanuit gaande dat verweerder na kennisname van de gegrondverklaring van dit klachtonderdeel spoed zal betrachten bij de behandeling van diverse klachtprocedures van klager acht de raad het niet noodzakelijk een maatregel op te leggen.

BESLISSING:

De raad van discipline

- verklaart het verzet voor wat betreft klachtonderdeel (a), (b) en (c) ongegrond;

- verklaart het verzet voor wat betreft klachtonderdeel (d) gegrond;

- acht klachtonderdeel (d) gegrond.

Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 5 september 2011 door

mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. M.A. Le Belle, mr. A. Gerritsen-Bosselaar, mr. B.E. van der Molen, mr. D.J.S. Voorhoeve, en mr. P.H. Burger als griffier.

voorzitter      griffier

Deze beslissing is in afschrift op 5 september 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van de niet gegrond verklaarde onderdelen van de beslissing kan geen hoger beroep worden ingesteld. 

Van het gegrond verklaarde onderdeel van de beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.      Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076-548 4607