ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1963 Raad van Discipline Amsterdam 10-348A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1963
Datum uitspraak: 05-09-2011
Datum publicatie: 12-09-2011
Zaaknummer(s): 10-348A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:  communicatie met partijen – klacht tegen advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond

 RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 5 september 2011

in de zaak 10-348A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad op de klacht van:

de heer , klager 1 mede namens

de heer , klager 2

mevrouw , klaagster 3 en

mevrouw  klaagster 4

k l a g e r s

tegen

de heer mr.

v e r w e e r d e r .

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 22 september 2010, door de raad ontvangen op 23 september 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 21 oktober 2010 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op diezelfde dag aan klager is verzonden.

1.3 Bij brief van 23 oktober 2010, door de raad ontvangen op 25 oktober 2010, heeft klager sub. 1 verzet aangetekend tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad op 20 juni 2011. Verweerder verscheen. Klagers verschenen niet. Van de behandeling is proces verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennis genomen van

- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop die beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven,

- de brief van klager van 23 oktober 2010,

- een mailbericht van 16 juni 2011 van klager sub 2 mede namens klaagster sub 3 en 4. 

2 Klacht/het verzet

2.1. De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder in strijd heeft gehandeld met artikel 46 Advocatenwet nu verweerder niet, althans niet inhoudelijk heeft gereageerd op brieven van klager sub 1 van 11 februari 2010, 22 april 2010 en 9 mei 2010 waarin klager sub 1  bij verweerder heeft gevraagd om uitleg dan wel nader bewijs ten aanzien van een groot aantal stellingen die hij namens zijn cliënt in een aantal civielrechtelijke procedures heeft ingenomen. Klagers verwijten verweerder feitelijke beweringen te hebben gedaan die onjuist zijn.

2.2. Het verzet dat is ingediend door klager sub 1 houdt hoofdzakelijk in dat de voorzitter de klacht ten onrechte ongegrond heeft verklaard. Daarvoor wordt een opsomming gegeven van feiten, die volgens klagers van belang zijn.

 3. Feiten

3.1 Klagers sub 2, 3, en 4 zijn de echtgenote en andere erven van een in augustus 2000 na een schietpartij overleden eigenaar van een horecagelegenheid.

3.2 Op enig moment is klager sub 1 gearresteerd wegens verdenking van betrokkenheid bij de moord op de erflater. Daarna zijn betrokkenen met elkaar verwikkeld geraakt in een aantal gerechtelijke procedures waarbij verweerder twee broers van de erflater heeft bijgestaan.

3.3 Klagers hebben verweerder uitleg en bewijsmiddelen gevraagd ten aanzien van diverse stellingen die verweerder namens zijn cliënten in processtukken heeft verwoord.

3.4 Verweerder heeft de advocaat van klagers 2, 3,en 4 schriftelijk bericht dat hij diverse brieven van klagers had ontvangen maar dat hij daarop niet mocht en zou reageren. Hij verzocht deze advocaat klagers 2, 3, en 4 hiervan op de hoogte te brengen.

3.5 Op 18 mei 2010 diende klager sub 1, mede namens klager sub 2, 3, en 4 een klacht over verweerder in bij de deken van de orde van advocaten te Amsterdam.

3.6 Bij beslissing van 21 oktober 2010 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op diezelfde dag aan klager sub 1 is verzonden. Daartoe is overwogen dat het verweerder ingevolge het gedragsrecht niet was toegestaan zich rechtstreeks tot klagers te wenden en dat er geen sprake van is geweest dat verweerder de belangen van klagers nodeloos en op ontoelaatbare wijze zou hebben geschaad.

3.7 Bij mailbericht van 16 juni 2011 berichtte klager sub 2 mede namens klager sub 3 en 4 dat onderhavige klacht niet mede namens klagers sub 2, 3, en 4 was ingediend.

4. Beoordeling van het verzet

4.1. Op grond van het voorgaande staat vast dat de klacht niet bevoegdelijk door klager sub 1 is ingediend namens klagers sub 2, 3 en 4. Dit betekent dat de klacht voor namens klager sub 2 t/m 4 ingediend, buiten behandeling dient te blijven.

4.2. Ten aanzien van de klacht, die is ingediend door klager sub 1, blijft de beslissing in stand. In het verzetschriftuur heeft klager onvoldoende gemotiveerd waarom de voorzitter de klacht niet kennelijk ongegrond had kunnen verklaren.

BESLISSING:

De raad van discipline verklaart het verzet van klager sub 1 ongegrond en stelt de klachten, onbevoegdelijk ingediend namens klagers 2 t/m 4, buiten behandeling.

Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 5 september 2011 door

mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. M.A. Le Belle, mr. A. Gerritsen-Bosselaar, mr. B.E. van der Molen, mr. D.J.S. Voorhoeve, en mr. P.H. Burger als griffier.

voorzitter      griffier

Deze beslissing is in afschrift op 5 september 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld.