ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1901 Raad van Discipline Amsterdam 10-221Alk
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1901 |
---|---|
Datum uitspraak: | 15-08-2011 |
Datum publicatie: | 15-08-2011 |
Zaaknummer(s): | 10-221Alk |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Verzet ongegrond. Geen opdracht tot dienstverlening totstandgekomen tussen klager en verweerder. Verweerder kan niet verplicht worden een zaak in behandeling te nemen, zeker niet als hij deze niet haalbaar acht |
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 15 augustus 2011
in de zaak 10-221 Alk
_____________________________
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad op de klacht van:
de heer
k l a g e r
tegen:
de heer mr.
v e r w e e r d e r
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 11 juni 2010, door de raad ontvangen op 14 juni 2010, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Alkmaar de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 6 juli 2010 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 8 juli 2010 aan klager is verzonden.
1.3 Bij brief van 10 juli 2010, door de raad ontvangen op 13 juli 2010, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Klager heeft het verzetschrift aangevuld bij brief van 25 april 2010 (bedoeld zal zijn 2011), door de raad ontvangen op 27 april 2011.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 6 juni 2011. Klager is met bericht van verhindering niet verschenen. Verweerder is verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter en van de stukken waarop deze blijkens de tekst daarvan is gewezen en van het verzetschrift van klager van 10 juli 2010.
2 De klacht/het verzet
2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij tekort is geschoten in zijn dienstverlening aan klager en klager onjuist heeft geadviseerd. Klager meent dat verweerder een toevoeging had moeten aanvragen en met ondersteuning van een medisch adviseur een haalbaarheidsonderzoek had moeten laten uitvoeren in plaats van zonder meer te concluderen dat een haalbaarheidsonderzoek geen positief advies zou opleveren.
2.2 Het verzet houdt zakelijk weergegeven in dat de voorzitter de klacht ten onrechte ongegrond heeft verklaard, omdat verweerder een aantal spelregels niet heeft gevolgd. Daarbij maakt het volgens klager niet zoveel uit of er wel of niet een opdracht tot dienstverlening is aanvaard door verweerder.
3 Feiten
Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
3.1 Bij brieven van 12 en 20 juli 2008 en 2 augustus 2008 heeft klager verweerder verzocht of hij zijn verstandelijk gehandicapte dochter rechtsbijstand zou kunnen verlenen. Klager wenste herroeping van een arrest van het gerechtshof Arnhem van 18 maart 2003, gewezen in een door klager aangespannen medische aansprakelijkheidszaak, en heropening van het geding. In genoemde brieven, gestaafd met vele bijlagen, heeft klager de achtergrond van de zaak, die teruggaat tot de geboorte van zijn dochter in 1975 waarbij naar zijn mening medische fouten zijn gemaakt die haar handicap hebben veroorzaakt, uitvoerig uiteengezet en zijn verzoek toegelicht. Klager heeft jarenlang in diverse procedures zonder succes getracht jegens de verloskundige een veroordeling tot schadevergoeding uit hoofde van wanprestatie dan wel onrechtmatige daad te verkrijgen. Ook heeft klager de deskundigen die in de zaak tegen de verloskundige een deskundigenbericht hebben uitgebracht, op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk gesteld. De rechtbank heeft de vorderingen tegen de deskundigen afgewezen, welk vonnis door het gerechtshof in eerder genoemd arrest is bekrachtigd.
3.2 Bij brief van 5 augustus 2008 heeft verweerder gereageerd op de brieven van klager. Verweerder heeft in de brief uitgelegd dat het door klager voorgestelde haalbaarheidsonderzoek naar zijn oordeel niet tot de conclusie zou leiden dat een uitvoerig literatuuronderzoek kansrijk is. Voorts schrijft verweerder:
"Voorts lijkt mij niet bewijsbaar dat de drie medici bewust en opzettelijk een vals advies hebben uitgebracht; alleen al omdat daartoe geen belang aanwijsbaar is.
Gezien het voorgaande ben ik niet bereid uw zaak te behandelen. Ik ben van mening dat ik u dan valse hoop zou geven. Het spijt mij u niet meer positief te kunnen berichten."
3.3 Vervolgens heeft een andere advocaat namens klager het verzoek tot herroeping ingediend. Dit verzoek is op 22 september 2009 door het gerechtshof Arnhem niet-ontvankelijk verklaard. Daarbij heeft het hof ten overvloede overwogen dat en waarom de vorderingen van klager zouden zijn afgewezen, indien hij daarin wel ontvankelijk zou zijn.
3.4 In oktober 2009 heeft klager verweerder wederom benaderd en hem gevraagd cassatie in te stellen tegen het arrest van het gerechtshof van 22 september 2009. Daarop heeft verweerder hem op 3 november 2009 geschreven dat en waarom hij geen cassatie zal en kan instellen. Tenslotte heeft verweerder onder verwijzing naar zijn eerdere brief in reactie op een brief van klager van 30 november 2009 herhaald dat hij klager niet van dienst kon zijn.
3.5 Verweerder heeft klager voor zijn bemoeienis niets in rekening gebracht.
4 Beoordeling van het verzet/de klacht
4.1 De raad stelt vast dat klager in zijn verzetschrift tegen de voorzitters beslissing van 6 juli 2010 en de aanvulling daarop bij brief van 25 april 2011, geen nieuwe argumenten aanvoert, maar zijn eerdere klacht en zijn toelichting daarop herhaalt. De raad is van oordeel dat de overwegingen van de voorzitter ten aanzien van deze klacht en de toelichting juist zijn. De raad ziet geen aanleiding hierover anders te oordelen.
4.2 De voorzitter heeft met juistheid overwogen dat een advocaat in het algemeen niet verplicht kan worden een zaak in behandeling te nemen, zeker niet als hij deze niet haalbaar acht. Anders dan klager meent, is wel degelijk relevant of verweerder de opdracht tot dienstverlening heeft aanvaard. Zoals de voorzitter eveneens heeft overwogen, blijkt uit de brieven van verweerder van 5 augustus 2008 (dit jaartal is in de voorzittersbeslissing weggevallen) en 3 november 2009 dat er geen opdracht tot dienstverlening tot stand is gekomen.
4.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet dan ook ongegrond worden verklaard.
BESLISSING:
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. H. Dulack, A.G. van Marwijk Kooy, B. Roodveldt en J.J. Trap, leden, met bijstand van mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 augustus 2011.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 15 augustus 2011 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager;
- verweerder;
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Alkmaar;
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.