ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1875 Raad van Discipline Amsterdam 10-193H

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1875
Datum uitspraak: 03-08-2011
Datum publicatie: 03-08-2011
Zaaknummer(s): 10-193H
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verweerster is als advocaat voor beide echtgenoten in echtscheiding opgetreden. Partijen hebben in onderling overleg alimentatieregeling gewijzigd ten opzichte van een concept convenant, hetgeen door verweerster op hun instructie heeft gewijzigd in definitieve versie van het con-venant. Klacht over het niet volledig opnemen van die afspraken ongegrond.

BESLISSING d.d. 3 augustus 2011

in de zaak 10-193H

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 4 juni 2010 binnen-gekomen klacht van:

de heer

k l a g e r

tegen:

mevrouw mr.

v e r w e e r s t e r

1.  verloop van de procedure:

1.1 Bij brief van 3 juni 2010, door de raad ontvangen op 4 juni 2010, heeft de deken van  de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem de klacht ter kennis van de raad ge-bracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 7 december 2010 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 tot en met 22 van de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2. de klacht:

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster de belangen van klager niet goed heeft behartigd door de door klager en zijn ex-echtgenote afgesproken wijziging in hun alimentatieregeling niet volledig op te nemen in het echtscheidingsconvenant en doordat verweerster klager niet goed heeft geïnformeerd omtrent de fiscale gevolgen van de aanvankelijk gemaakte afspraak.

2.2 Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerster volgens klager de norm, vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet, overtreden.

3.   feiten

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 Verweerster heeft klager en zijn ex-echtgenote in 2004 als advocaat bijgestaan in het kader van de afwikkeling van hun echtscheiding. Klager betaalde toen op vrijwillige basis € 200,-- per kind per maand en € 200,-- ten behoeve van zijn echtgenote, in totaal € 600,--.

3.2 Bij brief van 4 mei 2004 heeft verweerster klager een tweetal alimentatieberekeningen gestuurd rekeninghoudend met een maandelijkse kinderalimentatie van € 200,-- per kind. De ene berekening ging uit van de situatie dat klager een huurwoning had en de andere berekening ging ervan uit dat klager het door hem gekochte appartement had betrokken. Verweerster deelde partijen voorts mede dat in beide situaties er draagkrachtruimte was voor het betalen van partneralimentatie.

3.3 Op 6 mei 2004 heeft verweerster met klager en zijn ex-echtgenote een bespreking gehad waarin partijen verweerster hebben meegedeeld dat zij het erover eens waren dat geen partneralimentatie door klager zou worden betaald en dat de kinderalimentatie zou wor-den vastgesteld op € 300,-- per maand per kind.

3.4 Bij brief van 9 mei 2004 heeft verweerster klager en zijn ex-echtgenote ondermeer een conceptconvenant toegestuurd. In dat concept is geen partneralimentatie opgenomen maar wel een kinderalimentatie van tweemaal € 300,--.

3.5 Bij brief 13 mei 2004 geven klager en zijn ex-echtgenote akkoord op het concept behoudens een enkel punt betreffende de omgangsregeling.

3.6 Op 28 mei 2004 hebben klager en zijn ex-echtgenote het convenant ondertekend met daarin opgenomen in artikel 11 een kwijtings- en dechargeclausule.

3.7 Op 1 augustus 2009 is de ex-echtgenote van klager gaan samenwonen met een nieuwe partner. Verweerder heeft vanaf die datum nog slechts € 200,-- per kind per maand be-taald.

3.8 Bij brief van 21 oktober 2009 heeft het L.B.I.O. klager aangeschreven en hem gesommeerd achterstallige kinderalimentatie te voldoen.

4. beoordeling van de klacht

4.1 Klager heeft aangevoerd dat hij en zijn ex-echtgenote destijds op verzoek van laatstgenoemde hebben afgesproken dat hij in plaats van € 200,-- per kind per maand en € 200,-- voor zijn vrouw een bedrag van € 300,-- per kind per maand zou gaan betalen en geen partneralimentatie omdat dit fiscaal voordeliger zou zijn. Volgens klager impliceerde die afspraak dat indien zijn vrouw zou gaan samenwonen met een andere man hij nog slechts € 200,-- per kind per maand zou hoeven te betalen. Verweerster heeft aangevoerd niet bekend te zijn geweest met de inhoud van de afspraak zoals deze in de visie van klager destijds is gemaakt. Verweerster heeft gesteld dat zij op verzoek van zowel klager als zijn ex-echtgenote in het convenant dat bij brief van 9 mei 2004 aan partijen is verstuurd, heeft vastgelegd hetgeen beide partijen haar hebben meegedeeld omtrent hun overeenstemming. De inhoud van dat convenant is door partijen ten slotte bij brief van 13 mei 2004 aan verweerster in ieder geval op het punt van de alimentatie akkoord bevonden en zij hebben het convenant op 28 mei 2004 ook ondertekend.

4.2 De raad kan niet vaststellen of tussen klager en zijn ex-echtgenote andersluidende afspraken zijn gemaakt dan opgenomen in het convenant noch heeft de raad kunnen vaststellen dat verweerster daaromtrent wetenschap heeft gehad, nu klager en verweerster  van mening verschillen omtrent hetgeen op 9 mei 2004 is besproken. Ook heeft de raad niet kunnen vaststellen dat de wijziging van de kinderalimentatie van € 200,-- naar € 300,-- om fiscale redenen is opgenomen. Dat verweerster de fiscale consequenties van partner- en kinderalimentatie onvoldoende heeft besproken met klager zoals klager stelt maar verweerster gemotiveerd betwist kan de raad evenmin vaststellen. De raad heeft slechts kunnen constateren dat verweerster de haar bekende en door partijen zelf gemaakte afspraken heeft opgenomen in het convenant. Bij gebreke van een feitelijke grondslag voor de klacht komt de raad dan ook niet toe aan een tuchtrechtelijke beoordeling. De klacht is derhalve ongegrond.

BESLISSING:

De raad van discipline verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. D.J. Markx, voorzitter, mr. H.C.M.J. Karskens, mr. R.P.F. van der Mark, mr. J.H.P. Smeets, mr. J.J. Trap, leden, met bijstand van mr. L. Koning als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 augustus 2011.

voorzitter         griffier

Deze beslissing is in afschrift op 3 augustus 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek;

bezorging

De griffie van het hof van discipline is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren;

per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden gezonden aan de griffie van het hof van discipline.

Voor telefonische informatie is de griffie van het hof van discipline bereikbaar onder tele-foonnummer 076 -548 4607.

* * * * *