ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1835 Raad van Discipline Amsterdam 5827

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1835
Datum uitspraak: 21-01-2011
Datum publicatie: 21-07-2011
Zaaknummer(s): 5827
Onderwerp:
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verwijt dat verweerder niet reageert op schikkingsvoorstellen van de advocaat van klager. Ongegrond.

21 januari 2011

No. 5827

Hof van Discipline

Beslissing

naar aanleiding van het hoger beroep van

verweerder

tegen:

klager.

1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Gravenhage (verder: de raad) van 21 juni 2010, onder nummer R.3344/09.176, aan partijen toegezonden op 23 juni 2010, waarbij van een klacht van klager tegen verweerder klachtonderdeel a ongegrond en klachtonderdeel b gegrond is verklaard onder oplegging van de maatregel van berisping.

2. Het geding in hoger beroep

2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 7 juli 2010 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van klager;

- de brief van verweerder aan het hof van 20 juli 2010.

2.3 Het hof heeft de zaak behandeld ter openbare zitting van 19 november 2010, waar verweerder, bijgestaan door zijn kantoorgenote, en klager zijn verschenen. Elk van beide partijen heeft zich bediend van een overgelegde pleitnota.

3. De klacht

 De klacht houdt, voorzover in hoger beroep van belang, het volgende in:

klager verwijt verweerder dat deze:

a. …;

b. stelselmatig niet reageert op schriftelijke verzoeken van klagers advocaat, terwijl deze een minnelijke regeling voorstaat.

4. De feiten

4.1 Het volgende is komen vast te staan:

4.2 Klager heeft een geschil met een aannemer die in 2008 werkzaamheden aan klagers woning heeft verricht. In zijn brief aan de deken van 22 juli 2009 stelt klager dat het conflict gaat over de afrekening meer- en minderwerk, werkzaamheden die nog niet zouden zijn uitgevoerd en door klager geconstateerde maar door de aannemer betwiste gebreken.

4.3 Verweerder treedt als advocaat op voor deze aannemer.

4.4 Bij brief van 23 januari 2009 heeft verweerder klager namens de aannemer aangeschreven en gesommeerd tot betaling van openstaande facturen.

4.5 Op enig moment heeft klager zich gewend tot de advocaat mr. Z teneinde zijn belangen door deze te laten behartigen. Uit de over en weer geponeerde stellingen leidt het hof af dat door verweerder namens zijn cliënt rechtsmaatregelen waren getroffen. Er is sprake van een dagvaarding en van een faillissementsrekest.

4.6 Verweerder en de advocaat van klager hebben in de periode van 26 juni 2009 tot 10 september 2009 over een en ander gecorrespondeerd. Het hof heeft kennis genomen van brieven van mr. Z aan verweerder van 17 juli 2009, 1 september 2009 en 10 september 2009 en van een brief van verweerder aan mr. Z van 1 september 2009. In de brief van 1 september 2009 van mr. Z wordt gerefereerd aan een brief van hem aan verweerder van 26 juni 2009 en een brief van verweerder aan mr. Z van 26 augustus 2009. Blijkens de brieven van mr. Z aan verweerder van 17 juli 2009 en 1 september 2009 heeft tussen de raadslieden overleg plaatsgevonden omtrent een opname door deskundige(n). Er heeft daadwerkelijk een opname door een deskundige plaatsgevonden.

4.7 In zijn  brief van 1 september 2009 schrijft verweerder onder meer:

Ter beperking van de kosten heeft mijn cliënte mij verzocht om alleen op uw vele brieven te reageren wanneer dat strikt noodzakelijk is. Ik moet u dan ook verzoeken om uw correspondentie en telefonie tot het strikt noodzakelijke te beperken.

4.8 In zijn brieven van 17 juli 2009 en 10 september 2009 uit mr. Z jegens verweerder enig ongenoegen over “niet reageren” door verweerder. Het hof begrijpt dat het ongenoegen van mr. Z. vooral het niet inhoudelijk reageren van verweerder betrof.

5. De beoordeling

5.1 Voor zover in de antwoordmemorie van klager een grief moet worden gelezen tegen de omschrijving van zijn klacht door de raad, faalt die grief omdat klager zich ter zitting van de raad uitdrukkelijk accoord heeft verklaard met die omschrijving.

5.2 Nu klager niet in hoger beroep gekomen is tegen de ongegrondverklaring van onderdeel a, dient het hof zich te beperken tot beoordeling van onderdeel b en van de door de raad opgelegde maatregel.

5.3 Ten aanzien van onderdeel b stelt het hof, evenals de raad, voorop dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad.

5.4 In het belang van de rechtzoekenden en van de advocatuur in het algemeen behoren  advocaten te streven naar een onderlinge verhouding, die berust op welwillendheid en vertrouwen. Voorts dient de advocaat zich voor ogen te houden dat een regeling in der minne vaak de voorkeur verdient boven een proces.

5.5 Deze regels dwingen de advocaat echter in hun algemeenheid niet om steeds inhoudelijk te reageren op brieven van de advocaat van een wederpartij. Daartoe is een advocaat nog minder gehouden indien hij daardoor zou handelen in strijd met een door zijn cliënt gegeven opdracht.

5.6 Het had op de weg van klager gelegen om concreet en onmiskenbaar duidelijk te maken dat verweerder in diens communicatie met de advocaat van klager zodanig tekort is geschoten dat de belangen van klager daarbij nodeloos en op ontoelaatbare wijze zijn geschaad en verweerder daarvan derhalve een tuchtrechtelijk verwijt is te maken. 

5.7 Het hof heeft dit niet kunnen vaststellen. Klachtonderdeel b is derhalve ongegrond.

6. De beslissing

Het hof:

- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline te ’s-Gravenhage van 21 juni 2010, nummer R.3344/09.176, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;

en, in zoverre opnieuw rechtdoende:

- verklaart klachtonderdeel b alsnog ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.J.J. van Maanen, voorzitter, mrs. A.D.R.M. Boumans, Ch.M.E.M. Paulussen, G. Creutzberg, J.C. van Oven, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.G.J. Hendrix, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2011.