ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1736 Raad van Discipline Amsterdam 10-236H

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1736
Datum uitspraak: 06-06-2011
Datum publicatie: 06-06-2011
Zaaknummer(s): 10-236H
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Overname van zaken
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Welwillendheid in het algemeen
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie:  Aanschrijven bestaande klanten kantoor klager en wekken suggestie dat klanten niet goed door kantoor van klager worden bijgestaan. Tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door in brief aan oud cliënten suggestie te wekken dat zij door kantoor van klager niet goed worden bijgestaan. klacht gegrond, enkele waarschuwing  

 RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 6 juni 2011

in de zaak 10-236 H

_________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 18 juni 2010 binnen¬gekomen klacht van:

De heer mr.

k l a g e r

tegen:

De heer mr.

v e r w e e r d e r

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 17 juni 2010, door de raad ontvangen op 18 juni 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 21 maart 2011 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in paragraaf 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 19 genoemd in de bij deze brief gevoegde inventarislijst.

2 Klacht

2.1 De klacht van klager houdt samengevat en zakelijk weergegeven in, dat verweerder in strijd met art. 46 Advocatenwet heeft gehandeld door bestaande klanten van het kantoor van klager aan te schrijven en daarbij op zijn minst de suggestie te wekken dat klanten niet goed door het kantoor van klager worden bijgestaan.

3 Feiten

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 Verweerder is werkzaam geweest op het kantoor van klager, vestiging Purmerend. Partijen zijn op of omstreeks 1 juni 2009 uit elkaar gegaan en dat is niet in goede harmonie verlopen. Er is een kort geding geweest over de betaling van achterstallig salaris en het concurrentiebeding.

3.2 Op  15 september 2009 heeft verweerder een aantal voormalige cliënten van het kantoor van klager aangeschreven. In deze brief staat onder meer: “Aangezien een advocaat verplicht is zijn cliënteel behoorlijk over te dragen, als zich die noodzaak voordoet en dat in uw geval niet heeft kunnen gebeuren, bestaat het gevaar, dat uw zaak niet die aandacht heeft gekregen die noodzakelijk was. Mij is inmiddels helaas gebleken, dat er inderdaad niet altijd sprake is geweest van toereikende bijstand”.

3.3 Nadat klager hierover bij de deken heeft geklaagd, heeft de deken verweerder dringend geadviseerd de aanschrijving van cliënten te wijzigen. Verweerder heeft hierop erkend dat het bezwaar terecht is en dat de door hem gekozen formulering met betrekking tot het kantoor van klager onzorgvuldig is geweest.

3.4 Op 23 september 2009 heeft verweerder vervolgens de deken concepten voorgelegd voor een brief aan klager waarin verweerder klager zijn excuses aanbiedt, alsmede voor een herstelbrief aan de cliënten. De brief aan klager is op 7 oktober 2009 door verweerder verzonden.

3.5 Klager en verweerder discussiëren vervolgens over de vraag aan hoeveel (en welke) cliënten de onder 3.2 genoemde brief is verzonden. Verweerder schrijft klager in dit verband op 22 oktober 2009 dat het naar zijn mening om niet meer dan een twintigtal cliënten kan zijn gegaan, en dat de namen en adressen door verweerder zijn geselecteerd vanaf een USB-stick.

3.6 Verweerder heeft de herstelbrief uiteindelijk niet verzonden.

4 Beoordeling van de klacht

4.1 Verweerder heeft erkend dat de door hem in de onder 3.2 genoemde brief aan zijn (voormalige) cliënten gekozen formulering met betrekking tot het kantoor van klager onzorgvuldig is geweest. Ook de raad is van oordeel dat verweerder door deze brief op zijn minst de suggestie heeft gewekt dat de cliënten door het kantoor van klager niet goed werden bijgestaan. Met deze brief heeft verweerder het vertrouwen van de cliënten in klagers kantoor en in de advocatuur ondermijnd. Hierdoor heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

4.2 De klacht is derhalve gegrond.

5 Maatregel

5.1 De raad acht de maatregel van een enkele waarschuwing passend en geboden. Hierbij neemt de raad in aanmerking dat verweerder weliswaar excuses aan klager heeft gemaakt, maar dat herstel van de aan verweerder verweten gedraging uiteindelijk niet heeft plaatsgevonden. Op verweerder rustte de plicht en de verantwoordelijkheid de brief te rectificeren. De discussie met klager over de personen aan wie de herstelbrief gestuurd zou moeten worden ontslaat verweerder niet van die verplichting. Bovendien had deze discussie niet gevoerd behoeven te worden als verweerder had bijgehouden aan wie hij de eerste brief had gestuurd, hetgeen hij naar het oordeel van de raad had behoren te doen. Verweerder had zich naar het oordeel van de raad vooraf beter moeten realiseren wat de consequenties van de gewraakte brief hadden kunnen zijn, waardoor verweerder een lijst had moeten bijhouden waaruit zou blijken aan wie de betreffende brief was verzonden.

BESLISSING

De raad van discipline;

- verklaart de klacht gegrond;

- legt aan verweerder op de maatregel van enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. P.W.M. Huisman, R.P.F. van der Mark, M.L.F.J. Schyns, D.J.S. Voorhoeve, leden, met bijstand van mr. S. Baks als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 juni 2011.

voorzitter griffier

Deze beslissing is in afschrift op 6 juni 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

 klager

 verweerder

 de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem

 de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

 verweerster

 de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek;

Bezorging

De griffie van het hof van discipline is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren;

Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is 076 – 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden gezonden aan de griffie van het hof van discipline.

Voor telefonische informatie is de griffie van het hof van discipline bereikbaar onder telefoonnummer 076 - 548 4607.

* * * * *