ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1735 Raad van Discipline Amsterdam 10-428A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1735
Datum uitspraak: 06-06-2011
Datum publicatie: 06-06-2011
Zaaknummer(s): 10-428A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:  Het enkele feit dat de zaak thans nog niet is opgelost, terwijl de wederpartij eerder wel een aanbod tot schikking heeft gedaan, brengt nog niet mee dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. verzet ongegrond.

 RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 6 juni 2011

in de zaak 10-428 A

_________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het op 4 januari 2011 binnengekomen verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad op de klacht van:

De heer

k l a g e r

tegen:

De heer mr.

v e r w e e r d e r

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 25 november 2010, door de raad ontvangen op 26 november 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 24 december 2010 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 27 december 2010 aan klager verzonden.

1.3 Bij brief van 3 januari 2011, door de raad ontvangen op 4 januari 2011, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad op 21 maart 2011 in aanwezigheid van klager. Verweerder is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennis genomen van:

– de beslissing van de voorzitter waartegen verzet en van de stukken waarop die beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

– het verzet van klager bij brief van 3 januari 2011.

2 Klacht

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in, dat verweerder in strijd met art. 46 Advocatenwet heeft gehandeld doordat hij:

(i) de belangen van klager niet goed heeft behartigd;

(ii) onvoldoende heeft gepresteerd;

(iii) onvoldoende met klager heeft gecommuniceerd, doordat hij e-mails van klager onbeantwoord heeft gelaten;

(iv) voortijdig, zonder eerdere aankondiging, één dag voor de zitting (die niet doorging) de zaak heeft neergelegd.

2.2 Het verzet houdt zakelijk weergegeven in, dat de plaatsvervangend voorzitter de klacht van klager ten onrechte kennelijk ongegrond heeft verklaard.

3 Feiten

Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 Klager is aandeelhouder/bestuurder van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid S B.V. Deze vennootschap heeft gelden ter beschikking gesteld aan de stichting P, (hierna “de Stichting”), voor een onroerend goed-project in Turkije. Het geld is uiteindelijk niet in dat project terechtgekomen, maar door de Turkse projectontwikkelaar voor andere doeleinden gebruikt. Klager is enige tijd bestuurder van de Stichting geweest, maar is in oktober 2008 als bestuurder afgetreden. Sindsdien is de heer B enig bestuurder van de Stichting.

3.2 Van juni 2008 tot aan de neerlegging van zijn advocatenpraktijk in februari 2010 heeft verweerder tezamen met een kantoorgenoot de Stichting in de zaak tegen de Turkse projectontwikkelaar bijgestaan.

3.3 In december 2008 heeft verweerder voor de Stichting een kort geding gevoerd tegen de Turkse projectontwikkelaar. Dit geding is door de Stichting verloren.

3.4 De vennootschap van klager heeft twee betalingen aan verweerder verricht ten behoeve van de Stichting.

4 Beoordeling van het verzet

4.1 Het verzet van klager komt er samengevat en zakelijk weergegeven op neer dat verweerder ten onrechte geen oplossing heeft bewerkstelligd, waardoor de door klager via zijn vennootschap ter beschikking gestelde gelden niet konden worden terugbetaald. Klager verwijt verweerder dat hij mogelijkheden om tot een schikking te komen onvoldoende heeft benut en aldus onvoldoende oog heeft gehad voor de belangen van klager.

4.2 De raad begrijpt uit de door klager overgelegde (fragmenten uit) correspondentie dat de Turkse projectontwikkelaar op enig moment een schikkingsvoorstel heeft gedaan, dat door de Stichting niet is aanvaard. Klager legt echter niet uit waarom verweerder dit aanbod in zijn belang namens zijn cliënte, de Stichting, had moeten aanvaarden of daarover nader had moeten onderhandelen. Het enkele feit dat de zaak thans nog niet is opgelost, terwijl de wederpartij eerder wel een aanbod tot schikking heeft gedaan, brengt nog niet mee dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, waarbij voorts van belang is dat niet klager maar de Stichting de cliënt van verweerder is geweest.

4.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, moet het verzet dan ook ongegrond worden verklaard.

BESLISSING:

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. P.W.M. Huisman, R.P.F. van der Mark, M.L.F.J. Schyns, D.J.S. Voorhoeve, leden, met bijstand van mr. S. Baks als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 juni 2011.

voorzitter griffier

Deze beslissing is in afschrift op 6 juni 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

-  de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld.

* * * * *