ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1688 Raad van Discipline Amsterdam 10-392Alk

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1688
Datum uitspraak: 06-06-2011
Datum publicatie: 06-06-2011
Zaaknummer(s): 10-392Alk
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarop al eerder is beslist
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzetzaak. Klacht over advocaat wederpartij is in eerdere procedures beoordeeld en ongegrond danwel niet-ontvankelijk verklaard. Ne bis in idem. Verzet ongegrond.

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 6 juni 2011

in de zaak 10-392Alk

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 5 november 2010 op de klacht van:

de heer

k l a g e r

tegen:

de heer mr.

v e r w e e r d e r

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 20 oktober 2010, bij de raad binnengekomen op 25 oktober 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Alkmaar de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 5 november 2010 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad de klacht kennelijk niet ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 5 november 2010 is verzonden aan klager.

1.3 Bij brief van 9 november 2010, door de raad ontvangen op 11 november 2010, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad op 28 maart 2011, buiten aanwezigheid van partijen. Zowel klager als verweerder hebben de raad vooraf medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van:

- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop die beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

- het verzet van klager bij brief van 9 november 2010;

- de brief van klager aan de raad d.d. 1 februari 2011;

- de brief van klager aan de griffier van de raad van 7 februari 2011;

- de brief van klager aan de griffier van de raad d.d. 2 maart 2011, met als bijlage een brief van klager aan de griffier van de raad d.d. 17 februari 2011;

- de brief van klager aan de griffier van de raad d.d. 7 maart 2011;

2 De klacht/het verzet

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in een procedure, waarin hij optrad voor de wederpartijen van de ouders van klager in de periode van 1997 tot 2004 stellingen heeft overgenomen van zijn cliënten, waarvan hij wist of had moeten weten dat deze onjuist en gelogen waren. Door aldus te handelen heeft verweerder, volgens klager, de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.

2.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter de klacht ten onrechte kennelijk niet ontvankelijk heeft verklaard, omdat:

- klager ten onrechte niet als klager namens zijn ouders is aanvaard;

- klager bewust een "rustfase" heeft ingelast in verband met de gezondheid van zijn

       vader, waardoor het tijdsverloop tussen het handelen van verweerder en de klacht

       geen rol mag spelen;

- de voorzitter ten onrechte voorbij is gegaan aan de stellingen van klager.

3 Feiten

3.1 Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

3.2 De ouders van klager waren in de periode 1997-2004 verwikkeld in een geschil met de cliënten van verweerder. Het geschil is in 2004 geëindigd in een voor de ouders van klager gunstig arrest van het Gerechtshof Amsterdam.

3.3 Klagers ouders hebben in 2003 een klacht tegen verweerder ingediend met dezelfde inhoud als de onderhavige klacht. Deze klacht is in december 2003 ongegrond verklaard door de raad van discipline, welk oordeel door het hof van discipline is bekrachtigd in juni 2004. In november 2004 hebben de ouders van klager een gelijkluidende klacht tegen verweerder ingediend, welke klacht in juni 2005 door de raad van discipline niet ontvankelijk is verklaard omdat over die klacht al eerder was beslist.

3.4 Klagers vader is inmiddels overleden.

4 Beoordeling van de klacht en het verzet

4.1 De raad stelt vast dat klager in zijn verzetschrift tegen de voorzittersbeslissing van 5 november 2010 en de daarna aan de raad van discipline gezonden brieven geen nieuwe argumenten aanvoert maar zijn eerdere klacht en zijn toelichting daarop herhaalt. De raad is van oordeel dat de overwegingen van de voorzitter ten aanzien van deze klacht en de toelichting juist zijn. De raad ziet geen aanleiding hierover anders te oordelen. Reeds om deze reden moet het verzet ongegrond worden geacht. Bij deze stand van zaken is verdere behandeling en beoordeling van de klacht niet aan de orde (zie artikel 46h lid 3 Advocatenwet).

4.2 Ten overvloede overweegt de raad nog dat in tuchtrechtelijke procedures als de onderhavige het adagium geldt dat eenzelfde klacht (over hetzelfde handelen van de verweerder) niet twee maal ter beslissing kan worden voorgelegd. Dit adagium wordt ook wel het "ne bis in idem-beginsel" genoemd.

4.3 Op een klacht met dezelfde inhoud, naar aanleiding van hetzelfde feitencomplex, is al beslist bij beslissing door de raad van discipline op 8 december 2003, wiens oordeel is bekrachtigd door het hof van discipline op 4 juni 2004. Bij beslissing van 13 juni 2005 is een klacht met dezelfde inhoud, in hetzelfde feitencomplex, al niet ontvankelijk verklaard door de raad, op grond van hetzelfde ne bis in idem-beginsel.

4.4 De onderhavige klacht tegen verweerder betreft de derde keer dat het handelen van verweerder ter beoordeling aan de raad wordt voorgelegd. Nu in de onderhavige verzetzaak geen feiten zijn gesteld of gebleken die nopen tot afwijking van het ne bis in idem-beginsel, staat dat beginsel ook hier in de weg aan ontvankelijkverklaring van de klacht.

BESLISSING:

De raad van discipline

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, en mr. H. Dulack, mr. H.B. de Regt, mr. M.W. Schüller en mr. J.J. Trap, leden, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juni 2011.

Voorzitter      Griffier

Mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding heeft deze uitspraak bij afwezigheid van mr. Rammeloo in haar opdracht ondertekend.

Deze beslissing is in afschrift op 6 juni 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Alkmaar

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld.