ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1682 Raad van Discipline Amsterdam 10-397A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1682
Datum uitspraak: 06-06-2011
Datum publicatie: 06-06-2011
Zaaknummer(s): 10-397A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Dreigementen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen de advocaat van de wederpartij in een echtscheidingszaak. Klager verwijt verweerder onzorgvuldig jegens hem te hebben gehandeld door een e-mail met bedreigende inhoud jegens klager te sturen. Vrijheid van handelen advocaat wederpartij, tuchtrechtelijke grenzen niet overschreden. Klacht ongegrond.

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 6 juni 2011

in de zaak 10-397 A

_________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klacht van:

De heer

k l a g e r

tegen

De heer mr.

v e r w e e r d e r

1. Verloop van de procedure

1.1. Bij brief van 28 oktober 2010, door de raad ontvangen op 29 oktober 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2. De klacht is behandeld ter zitting van 30 maart 2011. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Zowel klager als verweerder zijn verschenen.

1.3. De raad heeft kennisgenomen van:

de in paragraaf 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad, en van de stukken genummerd 1 t/m 12, genoemd op de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2. Klacht

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet heeft geschonden en heeft gehandeld op een wijze die een behoorlijk advocaat niet betaamt, door:

a. onzorgvuldig jegens klager te hebben gehandeld door in zijn e-mail van 15 januari 2008 aan klager een onjuiste voorstelling van zaken te geven en door bedreigingen jegens klager te uiten;

b. mee te werken aan het overhalen van het kind van zijn cliënte naar Nederland.

3. Feiten

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en op hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 Verweerder is de advocaat van de ex-echtgenote van klager in een echtscheidingsprocedure. In het kader van de echtscheidingsprocedure heeft klager met verweerder per e-mail gecommuniceerd. Klager is van mening dat de e-mail van 15 januari 2008 van verweerder een bedreigende inhoud heeft en dat in deze mail ten onrechte zijn huwelijk als schijnhuwelijk wordt aangeduid. Ter zitting is komen vast te staan dat de originele versie van de e-mail van 15 januari 2008 van klager aan verweerder zoals klager deze aan de deken heeft gestuurd (pagina 7 en 8 van het dossier) op tekstuele punten afwijkt van de originele mail van diezelfde datum.

3.2 De minderjarige zoon van de ex-echtgenote van klager is overgehaald uit Albanië op basis van een aanvraag tot gezinshereniging. In eerste instantie was klager het eens met deze aanvraag, maar op enig moment eind 2009/begin 2010 had klager bezwaar tegen het voortzetten van de aanvraag.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Bij de beoordeling van de klachten van klager stelt de raad voorop dat er vanuit behoort te worden gegaan dat bij een klacht over het optreden van de advocaat van de tegenpartij aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt, en dat deze vrijheid niet ten gunste van een tegenpartij mag worden beknot, tenzij daarbij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Die beperking bestaat er uit dat de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij van zijn cliënt en dat hij geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen.

4.2 Met het eerste klachtonderdeel klaagt klager erover dat verweerder zich jegens hem bedreigend heeft uitgelaten in de mail van 15 januari 2008. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder op afdoende wijze duidelijk gemaakt dat hij in die email de stellingen van zijn cliënte heeft verwoord. In de email spreekt hij immers bij het weergeven van de standpunten in de “zij vorm” (bijv; “Zij wil geen scheiding”.) Daarbij is klager gebleven binnen de grenzen van het toelaatbare. Met betrekking tot de stelling van verweerder dat klager een onjuiste versie van de e-mail van 15 januari 2008 aan verweerder heeft overgelegd, merkt de raad op deze handelwijze inderdaad niet zorgvuldig te vinden. Het verwijt dat klager verweerder maakt heeft geen betrekking op de e-mail van klager aan verweerder, maar op het antwoord van verweerder op die mail, waarmee die onzorgvuldigheid niet van invloed is op de beoordeling. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

4.3 Met het tweede klachtonderdeel stelt klager dat verweerder ten onrechte zou hebben meegewerkt aan het overhalen van het minderjarige kind van zijn ex-echtgenote naar Nederland. Niet gesteld of gebleken is dat voor de aanvraag schriftelijke toestemming van de stiefvader, in casu klager, was vereist. Bovendien blijkt uit het dossier en uit het ter zitting verklaarde dat klager het in eerste instantie eens was met de aanvraag. De raad concludeert dat verweerder niet kan worden verweten dat hij zijn cliënte administratieve bijstand heeft verleend bij het doen van een aanvraag tot het overhalen van haar minderjarige kind. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

BESLISSING:

de raad van discipline:

• verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 6 juni 2011 door mrs. J. Blokland, voorzitter, mrs. B.E. van der Molen, B. Roodveldt, B.J. Sol, M.J. Westhoff leden, met bijstand van mr. S. Le Noble als griffier.

Voorzitter Griffier

Deze beslissing is in afschrift op 6 juni 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

• klager

• verweerder

• de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

• de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

• klager

• verweerder

• de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

• de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076-548 4607.