ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1663 Raad van Discipline Amsterdam 10-371H

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1663
Datum uitspraak: 18-05-2011
Datum publicatie: 19-05-2011
Zaaknummer(s): 10-371H
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzetzaak. Klager klaagt over de kwaliteit van dienstverlening door de advocaat van zijn wederpartij aan deze wederpartij. Hierover kan niet geklaagd geworden. Het verzet is ongegrond.

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 18 mei 2011

in de zaak 10-371H

________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad op de klacht van

De heer

k l a g e r 

tegen

Mr.

v e r w e e r d e r

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 7 oktober 2010, bij de raad binnengekomen op 8 oktober 2010, heeft de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 4 november 2010 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 5 november 2010 is verzonden aan klager.

1.3 Bij brief van 15 november 2010, bij de raad binnengekomen op 16 november 2010, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 16 maart 2011. Klager en verweerder zijn niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennis genomen van de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop die beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven en het verzet van klager bij brief van 15 november 2010.

2. De klacht/het verzet

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld doordat:

a. hij ten onrechte een kort geding tegen klager is begonnen en ten onrechte vermindering van de door zijn cliënte te betalen partneralimentatie heeft proberen te bereiken;

b. hij daarbij fouten heeft gemaakt waardoor zijn cliënte is benadeeld;

c. hij te laat is geweest met het inleveren van belangrijke stukken waardoor de draagkracht van zijn cliënte in de procedure bij de rechtbank Utrecht niet kon worden vastgesteld;

d. aangifte tegen klager is gedaan wegens bedreiging en klager problemen heeft gekregen met de belastingdienst omdat hij de ontvangen alimentatie niet had opgegeven.

2.2  Het verzet houdt zakelijk weergegeven in dat de voorzitter ten onrechte de klacht kennelijk ongegrond heeft verklaard.

3. Feiten

3.1 Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.2 Verweerder is gedurende enige tijd opgetreden als de advocaat van de ex-echtgenote van klager. Hij heeft zijn cliënte onder meer bijgestaan in een kort geding tegen klager, waarin van klager onder meer werd geëist dat hij gegevens over zijn financiële situatie verstrekte. Dit kort geding is door klager gewonnen. Voorts heeft verweerder zijn cliënte bijgestaan in een procedure waarin de hoogte van de door de cliënte van verweerder aan klager te betalen partneralimentatie ter discussie stond. Zowel het verzoek van klager tot verhoging van die alimentatie als het incidenteel verzoek van zijn ex-echtgenote tot verlaging daarvan zijn door de rechtbank te Utrecht bij beschikking van 11 februari 2009 afgewezen. Deze beschikking is in hoger beroep vernietigd bij beschikking van het gerechtshof te Arnhem van 6 april 2010, waarbij de aan klager te betalen partneralimentatie is verhoogd. In hoger beroep heeft verweerder de ex-echtgenote van klager niet meer bijgestaan.

3.3 Klager heeft zich bij brieven van 28 mei, 9 juni en 25 juni 2010 bij de Deken van de Orde van Advocaten te Haarlem beklaagd over verweerder.

4. Beoordeling

4.1 De klacht is gericht tegen de advocaat van de wederpartij van klager. Bij de beoordeling van de klacht stelt de raad voorop dat het de primaire taak van een advocaat is om de belangen van zijn cliënt zo goed mogelijk te behartigen. De advocaat heeft een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Zo staat het de advocaat in beginsel vrij de stellingen te betrekken die hij in het belang van zijn cliënt acht. Bedoelde vrijheid is echter niet onbegrensd. Zo behoort een advocaat zich te onthouden van het doen van mededelingen waarvan hij weet of behoort te weten dat deze onjuist zijn. Daarbij geldt dat de advocaat in het algemeen mag afgaan op de juistheid van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. Verder mag een advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig schaden zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.

4.2 De raad is van oordeel dat de plaatsvervangend voorzitter bij haar beoordeling de juiste maatstaven heeft toegepast, en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Op basis van het voorgaande is de raad van oordeel dat de door klager aangevoerde gronden niet kunnen slagen en dat de plaatsvervangend voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond heeft bevonden.

4.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht, en moet het verzet dan ook ongegrond worden verklaard. De gronden van de voorzittersbeslissing maakt de raad tot de zijne.

BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 18 mei 2011 door  mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. S.M. Gaasbeek-Wielinga, L.D.H. Hamer, J.M. van de Laar, A.G. van Marwijk Kooy, met bijstand van mr. W.A. Westenbroek als griffier.

Voorzitter       Griffier

Deze beslissing is in afschrift op 18 mei 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem

- de Deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld.