ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1520 Raad van Discipline Amsterdam 10-280A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1520
Datum uitspraak: 04-04-2011
Datum publicatie: 12-04-2011
Zaaknummer(s): 10-280A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Geheimhoudingsplicht
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Schending geheimhoudingsplicht. Verplichting tot geheimhouding behandelend advocaat lijdt slechts uitzondering in uitzonderlijke omstandigheden, die hier niet zijn gebleken. Klacht gegrond, waarschuwing.  

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 4 april 2011

in de zaak 10-280A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 16 juli 2010 binnengekomen klacht van:

mevrouw

klaagster

tegen:

de heer mr.

verweerder

1. verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 15 juli 2010, door de raad ontvangen op 16 juli 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 26 januari 2011. Klaagster en verweerder zijn ter zitting verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

a. de in 1.1. bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 16 in de in die brief genoemde inventarislijst.

2. klacht

2.1 De klacht houdt – zakelijk weergegeven – in dat

a. verweerder misbruik heeft gemaakt van vertrouwelijke informatie die klaagster aan hem als advocaat heeft verstrekt, door die informatie te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze oorspronkelijk aan hem ter beschikking is gesteld, als gevolg waarvan de belangen van klaagster in de alimentatieprocedure zijn geschonden;

b. verweerder zonder toestemming van klaagster aan een derde, te weten de advocaat die voor verweerder in de alimentatieprocedure tegen klaagster optrad, stukken ter inzage heeft gegeven uit een eerdere procedure waarin verweerder klaagster heeft bijgestaan; en

c. de echtscheidingsbeschikking die tussen partijen is gewezen zelf heeft laten inschrijven in de registers van de burgerlijke stand en op deze wijze misbruik heeft gemaakt van zijn positie als advocaat.

2.2 Door aldus te handelen dan wel na te laten heeft verweerder volgens klaagster de norm, vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet, overtreden en heeft hij gehandeld op een wijze die een behoorlijk advocaat niet betaamt.

3. feiten

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.1 Klaagster is gehuwd geweest met verweerder. Nadat klaagster en verweerder daartoe een gezamenlijk verzoek tot echtscheiding hebben ingediend is het huwelijk bij beschikking ontbonden. Nadat de beschikking in kracht van gewijsde is gegaan heeft verweerder de beschikking laten inschrijven in de registers van de burgerlijke stand. Verweerder heeft daarvoor geen toestemming aan klaagster gevraagd. 

3.2 Tijdens het huwelijk heeft verweerder klaagster als advocaat bijgestaan in enkele procedures tegen het UWV met betrekking tot de WW- en WAO uitkering van klaagster. Tussen klaagster en verweerder is als voormalig echtgenoten een alimentatieprocedure gevoerd. Tijdens de mondelinge behandeling van het hoger beroep bij het hof in deze procedure heeft verweerder een uit één van de procedures tegen het UWV afkomstige brief aan zijn advocaat ter hand gesteld. De advocaat van verweerder heeft uit deze brief geciteerd.

4. beoordeling van de klacht

klachtonderdeel a en b:

4.1 De raad is van oordeel dat de klachtonderdelen a en b zich voor gezamenlijke behandeling lenen. De raad leest deze klachtonderdelen aldus, dat klaagster verweerder in algemene zin schending van zijn geheimhoudingsplicht (artikel 6 van de Gedragsregels) verwijt, waarbij zij verweerder tevens verwijt dat hij zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden om zijn eigen belang te dienen.

4.2 De raad overweegt dat de verplichting tot geheimhouding heeft te gelden als een fundamenteel beginsel voor de advocaat in de uitoefening van zijn beroep, dat slechts in uiterst zeldzame gevallen uitzondering lijdt. Die geheimhouding geldt zowel de bijzonderheden van door hem behandelde zaken als de persoon van zijn cliënt(e) en de aard en omvang van diens/haar belangen.

4.3 Vast staat dat verweerder een brief die door het UWV aan klaagster was verzonden ter beschikking heeft gesteld aan zijn eigen advocaat, die daaruit vervolgens ten overstaan van het gerechtshof heeft geciteerd. Ter zitting van de raad heeft klaagster aangevoerd dat dit een vertrouwelijke brief betrof die alleen voor klaagster zelf bestemd was, en dat de brief aan klaagster persoonlijk was verzonden op een moment dat zij niet meer met verweerder samenwoonde, maar dat verweerder nog wel haar advocaat was. Verder heeft klaagster zich op het standpunt gesteld dat zij deze brief niet aan verweerder in de hoedanigheid van echtgenoot heeft overhandigd, maar louter omdat verweerder indertijd optrad als haar advocaat. De raad oordeelt dat verweerder deze stellingen niet althans onvoldoende heeft weersproken.

4.4 Daarmee komt de raad tot de vaststelling dat de brief inderdaad dient te worden aangemerkt als vertrouwelijk informatie, die klaagster aan verweerder in de hoedanigheid van haar advocaat heeft verstrekt. Nu verder vaststaat dat verweerder deze brief aan derden bekend heeft gemaakt althans heeft doen maken, heeft verweerder reeds om die reden de op hem rustende verplichting tot geheimhouding jegens klaagster geschonden. Niet is gebleken dat sprake is van een uitzonderingssituatie als bedoeld in lid 2 van Gedragsregel 6. Anders dan verweerder meent stond het hem als voormalig echtgenoot niet vrij om de bedoelde brief aan zijn advocaat te overleggen en daaruit te laten citeren. Daarbij klemt hier dat verweerder – naar klaagster ook ter zitting van de raad niet althans onvoldoende weersproken heeft gesteld – tot het hiervoor bedoelde citeren heeft verzocht om aan te tonen dat klaagster het hof niet de waarheid zou vertellen over haar lichamelijke beperkingen. Daarmee wilde verweerder - met het oog op de voor klaagster beweerdelijk bestaande mogelijkheden om verdiensten te genereren - blijkbaar bewerkstelligen dat de door verweerder aan klaagster te betalen alimentatie zo beperkt mogelijk zou worden. Verweerder heeft aldus zijn geheimhoudingsplicht geschonden om zijn eigen belang te dienen (dit laatste heeft verweerder overigens ter zitting van de raad zelf erkend) en de raad is van oordeel dat verweerder (ook) daarvan een tuchtrechtelijk verwijt dient te worden gemaakt.

4.5 De raad oordeelt de klachtonderdelen a en b derhalve gegrond.

klachtonderdeel c:

4.6 Vast staat dat verweerder de echtscheidingsbeschikking die tussen partijen is gewezen zelf heeft laten inschrijven in de registers van de burgerlijke stand. Verweerder heeft – ook ter zitting van de raad -  erkend dat hij daartoe geen toestemming aan klaagster heeft gevraagd. Wat daarvan ook zij, de raad oordeelt dat niet is gebleken dat verweerder hierdoor misbruik heeft gemaakt van zijn positie als advocaat. Daartoe acht de raad van belang dat - naar ter zitting van de raad aan de orde is gekomen - het hier een gezamenlijk ingediend verzoek tot echtscheiding betrof, dat tegen de beschikking op het moment van inschrijving geen rechtsmiddel meer openstond en dat het laten inschrijven van de beschikking slechts een formele handeling betrof die eenzijdig door iedere - door om het even welke partij ingeschakelde - advocaat kon worden getroffen. Nu niet is komen vast te staan dat klaagster in haar belang is getroffen doordat verweerder zelf – in plaats van een door hem ingeschakelde advocaat - de echtscheidingsbeschikking heeft laten inschrijven, oordeelt de raad klachtonderdeel c ongegrond.

5. maatregel

5.1 Met inachtneming van alle omstandigheden van het geval acht de raad het opleggen van na te noemen maatregel tegen verweerder op zijn plaats.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel a en b gegrond;

- verklaart klachtonderdeel c ongegrond.

- legt aan verweerder op de maatregel van enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mr. H. Dulack, mr. M. Pannevis, mr. J.J. Trap, mr. S. Wieberdink, leden met bijstand van mr. F.A. Chorus als griffier en uitsproken ter openbare zitting van 4 april 2011.

voorzitter          griffier

Deze beslissing is in afschrift op 4 april 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster;

- verweerder;

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam;

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan ten aanzien van de ongegrond verklaarde klachtonderdelen beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klaagster;

- verweerder;

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam;

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

 En ten aanzien van de gegrond verklaarde klachtonderdelen door:

- verweerder;

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.  Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076-548 4607