ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1426 Raad van Discipline Amsterdam 10-197A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1426 |
---|---|
Datum uitspraak: | 07-03-2011 |
Datum publicatie: | 08-03-2011 |
Zaaknummer(s): | 10-197A |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Betreft klacht tegen eigen advocaat. Verweerster wordt verweten dat zij onvoldoende voortvarendheid heeft betracht en onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van klager. De klacht is ongegrond. |
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 7 maart 2011
in de zaak 10-197A
________________
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 10 juli 2009 binnengekomen klacht van
De heer
k l a g e r
tegen
Mevrouw mr.
v e r w e e r s t e r
1. Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 3 juni 2010, bij de raad binnengekomen op 4 juni 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 15 december 2010 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1. bedoelde brief van de deken aan de raad en van de in die brief genoemde stukken, genummerd 1 t/m 19.
2. De klacht
2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld doordat verweerster:
(1) niet voldoende heeft ingezet voor een gewenste snelle afhandeling van de scheiding en niet kenbaar maken van deze wens aan de wederpartij;
(2) geen initiatief heeft genomen tot een actievere afhandeling van de tegenpartij;
(3) onzorgvuldig met de procedures is omgegaan;
(4) twee keer heeft aangegeven dat de tegenpartij de referte niet heeft getekend zonder de juistheid daarvan te controleren;
(5) onvoldoende controle heeft uitgeoefend op de doorlooptijd van het proces;
(6) een eenzijdige aanvraag voor scheiding heeft ingediend zonder vooroverleg en klager heeft belast met de hiervoor extra noodzakelijke kosten en honoraria;
(7) ten onrechte kosten heeft gedeclareerd in verband met actievere aansturing;
(8) klager niet goed heeft voorgelicht over de mogelijke te verwachte tijdsduur en werking van een scheiding door middel van een convenant;
(9) ‘met voldoende geld op de bank klager de eindjes aan elkaar heeft laten knopen’;
(10) geen actie heeft ondernomen ter verkrijging van persoonlijke spullen waaronder golftas, vouwfiets, e.d. ten behoeve van recreatieve ontspanning; en
(11) niet heeft willen erkennen dat sprake was van onnodige extra hoge kosten en immaterieel leed voortvloeiende uit de hiervoor genoemde klachtonderdelen waardoor niet in de minne kan worden geschikt.
3 Feiten
3.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.
3.2 Verweerster heeft klager bijgestaan in een echtscheidingsprocedure waarin de emoties binnen de familie hoog opliepen. De ex-echtgenote van klager (hierna aangeduid als: V) met wie klager 42 jaar was getrouwd, werd hierin geadviseerd/ondersteund door de financieel adviseur van klager en V (deze financieel adviseur hierna aangeduid als: D)
3.3 Op 22 april 2008, 16 mei 2008 en 27 mei 2008 heeft verweerster drie uitvoerige besprekingen gehad met klager. Bij brief van 24 april 2008 heeft verweerster klager een bevestiging gestuurd van de eerste bespreking van 22 april 2008. Bij deze bevestiging was een concept brief gevoegd aan V, waarin onder meer is uiteengezet dat klager wenst te scheiden.
3.4 In zijn brief van 18 mei 2008 aan D schreef klager:
“(…) Ik heb met mijn advocaat gesproken en zij vindt het prima als ik met jou en Gem een en ander kan regelen. Omdat ik besef dat jouw positie hierin moeilijk ligt zal mijn advocaat zonodig de onderhandeling overnemen bijvoorbeeld met betrekking tot de boedelvereffening. Zij zorgt zo spoedig mogelijk voor een concept convenant.“(...)
3.5 In zijn e-mailbericht van 22 mei 2005 aan verweerster bevestigde klager dat hij er geen problemen mee heeft indien V werd bijgestaan door D.
3.6 In zijn e-mailbericht van 9 juni 2008 aan klager schreef D:
“Het lijkt me goed even een paar dingen op een rijtje te zetten. Allereerst wordt voorlopig niets gedaan aan de echtscheiding, totdat [V] weer hersteld is. [Klager] heeft geen toegang tot het huis van [V], zoals [V] ook geen toegang heeft tot het huis van Jan; tenzij op uitnodiging of verzoek van een der partijen en met toestemming daarvan. Het staat [V] volstrekt vrij om een nieuw slot op haar voordeur te zetten. [M] bemoeit zich niet met de echtscheiding; hij verricht hoogstens op uitdrukkelijk verzoek van [V] enkele diensten. Ik zal de stukken die ik van [klager] heb gekregen, na de genezing van [V] met haar bespreken. Het zou me een lief ding waard zijn als we de zaak op een vriendelijke en correcte manier afwerken, zonder iemand te kort te doen. (...)”
3.7 In haar e-mailbericht van 9 juni 2008 aan klager schreef verweerster:
(…)Naar ik van u heb begrepen, ligt uw echtgenote thans wegens een val gedurende een paar weken in het ziekenhuis. Het schaadt uw belangen niet indien er een periode van rust (en bezinning op de huidige situatie) wordt ingelast. Eerder geldt het tegenovergestelde: ik vind het zelfs in uw belang indien er nu een rustpauze wordt ingelast. Als u nu meer druk op de ketel gaat zetten, dan kunt [u] er vanuit gaan dat de verhoudingen nog meer verstoord kunnen raken. Ook zal de gerechtelijke procedure dan heel erg lang gaan duren. In onze eerste gesprek heb ik u gewezen op het feit dat de wet na de indiening van het verzoek tot echtscheiding, een verweertermijn kent van 6 + 4 weken. Vervolgens duurt het vaak weer 2 a 3 maanden alvorens de zittingsdatum zal worden bepaald. Al eerder heeft u aangegeven te willen streven naar een echtscheidingsconvenant, opdat de rechter niet inhoudelijk behoeft te beslissen.
Feitelijk bent u nu gescheiden. De boodschap dat u wilt scheiden, heeft u heel duidelijk aan de wederpartij overgebracht.
Via [D] zal ik nog vragen of u uw golfspullen en vouwfiets (ik begreep dat u inmiddels de afstandbedieningen heeft) uit het huis zou kunnen ophalen. Mag dit niet: via de rechter krijgt u dit voorlopig ook niet voor elkaar. Als er normaal wordt gecommuniceerd, worden vaak spullen overhandigd (vragen kan altijd). Maar als dit niet lukt, dan vindt er in het kader van voorlopige voorzieningen (een voorlopige regeling) een soort fixatie plaats waarbij, uitgezonderd kleding, etc. in de echtelijke woning blijven totdat er definitieve beslissingen zijn genomen (om ruzies te voorkomen). Nogmaals, u mag vragen, maar als het antwoord “nee” is, dan is het wachten op een definitieve beslissing cq regeling. Ook zal ik vragen om storting van het bedrag van € 5.000.
In de komende periode zal ik zorgdragen voor het opstellen van concept echtscheidingsconvenant, met daarin opgenomen uw voorstel tot betaling van een alimentatiebedrag. We hebben hier verder overleg over. Maar nogmaals, een rustperiode lijkt mij, gelet op alle vervelende ontwikkelingen, zeer op zijn plaats. (...)”
3.8 In zijn e-mail van 10 juni 2008 aan verweerster schreef klager:
“Ik heb het er moeilijk mee omdat ik toch het gevoel heb dat [D] bewust heeft getracht het proces te vertragen. Maar door het ongeluk kunnen we niet anders. Zorg dat met [D] alles gereed ligt om daarna zo snel mogelijk het convenant te kunnen tekenen.”
3.9 Verweerster antwoordde per e-mail van diezelfde dag als volgt:
“(…) Dank voor uw e-mailbericht. Ik begrijp heel goed dat jij het allemaal zo snel mogelijk definitief geregeld wilt zien. Dit is ook juist reden dat ik je adviseer nu even een rustpauze in te lassen, opdat jouw echtgenote de echtscheiding echt kan gaan accepteren (en er minder boosheid maar meer ruimte voor overleg mogelijk zal zijn). [D] heeft er geen belang bij het proces bewust te vertragen. Volgens mij wil hij gewoon het beste voor jullie alle twee. Soms is daar even een time-out voor nodig. Ik zal zien hoe ver ik met [D] kom. Ik houd je op de hoogte.
(...)”
3.10 Op 3 juli 2008 heeft verweerster aan klager een concept brief aan D gestuurd bevattende een alimentatievoorstel en een concept echtscheidingsconvenant. Verweerster was vervolgens op vakantie tot 4 augustus 2008. Gedurende haar vakantie hebben kantoorgenoten van verweerster de zaak waargenomen. Per e-mail van 21 juli 2008 is de brief met het concept echtscheidingsconvenant naar D verstuurd.
3.11 Per brief van 29 juli 2008 is klager geïnformeerd over het feit dat D tot 18 augustus 2008 op vakantie was en daarna zou reageren.
3.12 Per e-mail van 25 augustus 2008 heeft verweerster klager bericht dat zij op 8 september 2008 het concept echtscheidingsconvenant met D zou bespreken.
3.13 Op 5 september 2008 ontving verweerster van klager diverse e-mailberichten tussen klager en D, waaruit verweerster heeft opgemaakt dat de onderhandelingen omtrent de verdeling van de gemeenschap van goederen vorderingen maakten maar dat er nog geen overeenstemming was over de verdeling van de inboedelgoederen.
3.14 Op 8 september 2008 heeft verweerster met D een bespreking gehad. Verweerster heeft daarin met D afgesproken dat D verder zou trachten partijen tot overeenstemming te brengen over de verdeling van de inboedelgoederen. Dezelfde dag heeft verweerster aan klager een e-mail gestuurd. Hierin heeft verweerster onder meer uiteengezet dat verweerster het concept echtscheidingsconvenant definitief zal maken en ter ondertekening zal toezenden zodra zij van klager en D had vernomen dat op alle punten overeenstemming was bereikt.
3.15 In een brief van klager van 8 oktober 2008 schreef klager aan D:
“ik heb nog geen overleg gehad met de advocaat maar jij, [V] en ik regelen samen de boedelscheiding tenzij we er niet uitkomen dan schakelen we de advocaat in (...) “.
3.16 Per e-mail van 2 november 2008 heeft klager verweerster gevraagd om D te verzoeken actiever het scheidingsproces af te handelen.
3.17 Op 3 november 2008 schreef klager aan D:
[D], de gemiddelde scheidingsprocedure is een jaar en er wordt aan gewerkt dit te versnellen i.v.m. het leed wat daar aan is verbonden. Wij hoeven geen huis te verkopen, hebben geen kleine kinderen e.d. Je bent met een scheiding bezig en dus is een snelle afhandeling gewenst. Indien je onvoldoende tijd had je het niet aan moeten nemen. Een scheidingsprobleem houdt meer in dan alleen een financieel of fiscaal probleem. Als je prioriteiten elders liggen stel ik voor dat [V] alsnog een advocaat neemt.
3.18 D antwoordde hierop:
Beste [klager], ik begrijp in het geheel niet waar dat gevoel op is gebaseerd; gemiddelde duur van een echtscheiding is twee jaar, en dan gaat ’t nog soepel, wat ik in jullie geval niet kan zeggen. Niemand heeft er ook maar enig belang bij de boel te vertragen, [V] niet en ik al helemaal niet. Zoals ik je eerder mailde: we hebben het hier heel erg druk (oktober is BTW maand) en we doen erg ons best jou en onze andere klanten zo snel als mogelijk is van dienst te zijn.
3.19 Per e-mail van 4 november 2008 heeft verweerster klager als volgt bericht:
Weet dat zodra [V] een advocaat inschakelt, die een hele andere koers wenst in te slaan, de echtscheiding echt nog veel later tot stand zal komen, met alle overige nare gevolgen van dien. Als er dan ook nog steeds een reëel vooruitzicht is op een getekend convenant, heb ik dat liever eerst, opdat het traject bij de rechtbank slechts een hamerstuk zal zijn. Aangezien mij niet helemaal duidelijk is waar de knelpunten nu zitten en/of de vertraging aan te wijten is, zal ik telefonisch contact opnemen met [D]. Als ik de indruk krijg dat een aantal punten niet op korte termijn oplosbaar zijn, zal ik jou het concept verzoekschrift tot echtscheiding aan de rechtbank toezenden.
Voor nu geldt dat je feitelijk gescheiden bent, maar dat het nog formeel afgewikkeld/geregeld moet worden.(…)
Ik laat je weten zodra ik heb gesproken met [D] en ik jou inhoudelijk kan berichten. (...)”
3.20 Op 5 november 2008 ontving verweerster een brief van 4 november 2008 van D met daarin een nieuw voorstel van V opgenomen. Hierop heeft klager zelf gereageerd met een kopie aan verweerster.
3.21 In zijn e-mailbericht van 5 november 2008 aan D schreef klager:
“Beste [D], ik wil nog een poging doen om tot overeenstemming te komen. Als [V] er niet mee akkoord gaat leg ik mijn probleem voor aan de advocaat zodat zij voor verdere afhandeling kan zorg dragen. Ik heb haar reeds verzocht om een gerechtelijke procedure te starten indien het convenant niet voor 1 december is getekend ook al gaat het dan nog maanden duren en ons veel extra geld kosten”.
3.22 Op 11 november 2008 schreef verweerster aan klager:
Als jullie echt op alle punten overeenstemming hebben bereikt (en ik geen juridische obstakels zie) heb ik niet veel tijd nodig om het convenant definitief te maken en is de ondertekening voor 1 december haalbaar. Aan mij zal dat niet liggen. Deze week ben ik nog heel druk, maar ik verwacht het begin volgende week iets minder druk te hebben. Hou me maar op de hoogte. (...)”.
3.23 Op 25 november 2008 heeft verweerster het concept echtscheidingsconvenant aangepast en deze per e-mail aan klager, D en V gestuurd met daarbij de volgende opmerkingen:
“Hierbij het door mij aangepaste concept convenant d.d. 25 november 2008, ter verdere bespreking op 27 november a.s.,
Ik heb nog een paar vragen c.q. opmerkingen.
In artikel 1 heb ik een extra mogelijkheid opgenomen voor partneralimentatie tot het moment waarop mevrouw 65 zal zijn. Mevrouw gaat volgens mijn gegevens per datum echtscheiding de helft van het [K] ouderdomspensioen van [klager] ontvangen (opgebouwd tijdens het huwelijk) en ik begrijp uit de correspondentie dat dan haar WAO-uitkering zal vervallen? In dat geval kan ook ik mij voorstellen dat [klager] een aanvullende bruto alimentatie zal betalen tot het moment waarop mevrouw 65 wordt, beiden AOW zullen ontvangen en de ouderdomspensioenaanspraken zullen worden verevend. Het bedrag van € 400 heb ik schattenderwijs opgenomen. Graag nog even de bevestiging dat de WAO-uitkering van mevrouw kennelijk zal vervallen per datum echtscheiding;
In het convenant ga ik er vanuit dat er volledige overeenstemming is over de verdeling van de goederen en de spaargelden en de effecten. Als aangegeven wordt dat hier volledige overeenstemming over is, is het niet direct nodig om de afspraken op deze punten uitgebreid in het convenant op te nemen. Maar ik moet dan wel zeker weten dat er een duidelijke afspraak is over de goederen die nog naar [klager] zullen gaan en per welke datum dit uiterlijk zal geschieden;
Is bij de activa rekening gehouden met alle posten in de aangifte IB 2007? Ik vind ze niet allemaal letterlijk terug, maar deze kunnen natuurlijk in de loop der tijd zijn veranderd;
In het concept convenant heb ik nu opgenomen dat alle gemeenschappelijke bankrekeningen worden opgeheven. Klopt dit of moeten er ook van deze gemeenschappelijke rekeningen een wijziging tenaamstelling plaatsvinden? Zo ja, dan moet ik dat nog aanpassen in het convenant, opdat daar later geen onduidelijkheid over zal bestaan.
Graag jullie reactie. Wat mij betreft zou ik donderdag a.s. ter plekke het convenant kunnen aanpassen, opdat er op korte termijn getekend kan worden. Voor de goede orde hecht ik er nog wel aan op te merken dat ik voor [klager] als advocaat optreed. Gelet op de aanvang van de onderhavige zaak, staan mijn gedragsregels mij niet toe om als bemiddelaar op te treden. Naar ik heb begrepen, heeft mevrouw via [D] het eerste concept convenant d.d. 3 juli 2008 ontvangen en bestudeerd, en heeft zij ook juridisch advies ingewonnen. Mocht mevrouw echter nog behoefte hebben aan juridisch advies, dan verwijs ik haar uitdrukkelijk naar een andere advocaat. Mevrouw is overigens niet verplicht zich bij te laten staan door een advocaat. Na de ondertekening van het convenant, kan ik zorgdragen voor indiening van het verzoek tot echtscheiding bij de rechtbank en kan mevrouw de rechtbank een zogeheten referteverklaring zenden (die ik dien mee te tekenen ter verificatie van haar handtekening), waarin zij aangeeft in te stemmen met de echtscheiding en het echtscheidingsconvenant. Ik zal een en ander donderdag a.s. verder met u bespreken.
Namens [klager] behoud ik mij verder alle rechten voor, mocht niet op korte termijn tot algehele overeenstemming worden gekomen. Indien een inhoudelijke procedure bij de rechtbank gevoerd dient te worden (waar ik op dit moment niet vanuit ga) dan dienen al zijn voorstellen als vervallen te worden beschouwd en kan hier in rechte geen beroep op worden gedaan. Maar nogmaals, ik ga er vanuit dat er op korte termijn algehele overeenstemming zal zijn bereikt en dat er geen inhoudelijke procedure gevoerd behoeft te worden. (...)”
3.24 Op 27 november 2008 vond een bespreking plaats waarbij aanwezig waren klager, bijgestaan door verweerster, D en V.
3.25 Op 28 november 2008 heeft verweerster - naar aanleiding van deze bespreking - het concept echtscheidingsconvenant aangepast en rondgestuurd met het verzoek om haar te berichten of deze definitief kon worden gemaakt.
3.26 Op 9 december 2008 is het echtscheidingsconvenant definitief gemaakt en door verweerster aan partijen gestuurd. In de begeleidende brief schreef verweerster onder meer:
“(...) Ter toelichting bij artikel 1.2 hecht ik er nog aan te vermelden dat cliënt er vanuit gaat dat [V] volledig haar medewerking zal verlenen aan de totstandkoming van de echtscheiding op korte termijn. In dit verband zal ik u binnenkort het verzoek tot echtscheiding doen toekomen met daarbij een akte tot referte, met het vriendelijke verzoek aan [V] te vragen of zij deze akte tot referte zal ondertekenen en zal retourneren aan mij. Een en ander zoals besproken tijdens de bespreking op mijn kantoor op 27 november 2008. Tijdens deze bespreking heb ik nogmaals benadrukt dat ik uitsluitend voor [klager] als advocaat optreed en dit heeft u zelf ook nog een keer bij mevrouw benadrukt. (...)”
3.27 Op 11 december 2008 is het echtscheidingsconvenant ondertekend.
3.28 Op 18 december 2008 heeft een kantoorgenoot van verweerster bij de gemeente de voor de echtscheiding benodigde uittreksels van de burgerlijke stand opgevraagd.
3.29 Op 14 januari 2009 is het verzoekschrift tot echtscheiding met nevenvoorzieningen bij de rechtbank Amsterdam ingediend.
3.30 Op 30 januari 2009 heeft V op het kantoor en in het bijzijn van verweerster de voor de echtscheiding benodigde referteverklaring ondertekend.
3.31 De rechtbank Amsterdam heeft de echtscheiding uitgesproken bij beschikking d.d. 25 maart 2009. De officiële echtscheiding is op 27 maart tot stand gekomen.
4. Beoordeling
4.1 Een deel van de klachten leent zich voor gezamenlijke beoordeling.
Klachtonderdelen 1, 2, 5, 9 en 10
4.2 Deze klachtonderdelen zien allemaal op de voortvarendheid waarmee verweerster de zaak van klager heeft behandeld.
4.3 De raad stelt voorop dat een advocaat gehouden is de aan hem/haar toevertrouwde belangen met de nodige voortvarendheid te behartigen. Aan de hand van concrete omstandigheden van het geval moet beoordeeld worden of een handelen of nalaten in deze zin tuchtrechtelijk verwijtbaar is.
4.4 Uit het dossier is de raad niet gebleken dat de behandeling van de echtscheiding, daaronder begrepen het opstellen van en onderhandelen over een echtscheidingsconvenant en de boedelverdeling buitengewoon lang heeft geduurd. Voor zover de zaak, die in ongeveer elf maanden was afgerond, langer heeft geduurd dan klager nodig achtte, is de raad niet gebleken dat dit is te wijten aan omstandigheden die aan verweerster zouden zijn toe te rekenen. Uit het dossier maakt de raad op dat voor zover de zaak langer heeft geduurd dan klager nodig achtte, dit veeleer een gevolg is van omstandigheden die betrekking hebben op de onderlinge verhouding tussen klager en V en aan de opstelling en (persoonlijke) omstandigheden van partijen zelf. Dit kan verweerster niet worden verweten. In het dossier is evenmin steun te vinden voor de stelling dat verweerster niet voldoende kenbaar zou hebben gemaakt dat klager op een snelle afhandeling van de scheiding aanstuurde.
4.5 Uit de hierboven uiteengezette feiten en omstandigheden zoals deze blijken uit het dossier en uit hetgeen ter zitting is verklaard, is de raad voorts ook niet gebleken dat verweerster geen of te weinig initiatief heeft genomen, te weinig controle had op de doorlooptijd van het proces of anderszins de zaak niet met de nodige voortvarendheid heeft behartigd.
4.6 Klachtonderdelen 1, 2, 5, 9 en 10 zijn derhalve ongegrond.
Klachtonderdelen 3, 4, 6 en 8
4.7 Deze klachtonderdelen zien op de wijze waarop verweerster de zaak van klager heeft behandeld en de voorlichting die verweerster in dat verband heeft gegeven.
4.8 In dit verband staat voorop dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Daarbij geldt dat in echtscheidingszaken in het algemeen de advocaat moet waken voor onnodige polarisatie tussen de (ex-) echtelieden. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is overigens in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerster zal aan de hand van voornoemde maatstaven worden beoordeeld.
4.9 Tegenover de verwijten van klager heeft verweerster uiteengezet waarom zij de zaak heeft aangepakt zoals zij heeft gedaan. Deze aanpak komt de raad niet kennelijk onjuist voor. Bovendien heeft verweerster blijkens de stukken van het klachtdossier die aanpak steeds aan klager uiteengezet en schriftelijk toegelicht. Het ligt op de weg van de cliënt om, zodra hij het met de aanpak van zijn advocaat niet eens is, dit aan de advocaat duidelijk te maken. Deze kan dan trachten het verschil van mening te overbruggen en, als dit niet mogelijk blijkt, zijn werkzaamheden beëindigen. Naar onweersproken door verweerster is aangevoerd, heeft klager echter pas aan het einde van de advisering door verweerster, bij het ondertekenen van een akte van berusting, zijn ongenoegen over de werkzaamheden van verweerster kenbaar gemaakt.
4.10 Noch uit het dossier noch uit hetgeen ter zitting is verklaard kan de raad overigens opmaken waarom klager verweerster verwijten maakt ten aanzien van de wijze waarop zij de zaak heeft behandeld. Niet is gebleken dat verweerster onzorgvuldig met procedures is omgegaan, niet is gebleken dat verweerster zonder toestemming van klager een aanvraag voor een scheiding heeft ingediend en evenmin is gebleken dat verweerster klager onvoldoende zou hebben voorgelicht. Voor zover verweerster de ex echtgenote van klager twee keer zou hebben gevraagd om de benodigde referteverklaring te ondertekenen geldt dat (i) verweerster dat blijkens haar eigen onbetwiste verklaring heeft gedaan omdat zij niet kon weten of de ex echtgenote van klager deze verklaring al had ondertekend omdat verweerster die verklaring in elk geval nog niet had ontvangen en (ii) dit niet als een kennelijk onjuist optreden of een kennelijke onjuiste advisering kwalificeert laat staan als tuchtrechtelijk verwijtbaar. De verwijten ontberen voor het overige iedere feitelijke grondslag zodat klachtonderdelen 3, 4, 6 en 8 ongegrond zijn.
Klachtonderdelen 7 en 11
4.11 De raad begrijpt deze klachtonderdelen aldus dat wordt geklaagd over de door verweerster bij klager in rekening gebrachte declaraties.
4.12 Klager heeft deze klachtonderdelen niet nader of begrijpelijk onderbouwd. Voor zover klager beoogt te klagen over de hoogte van de declaratie, merkt de raad op dat volgens vaste jurisprudentie de tuchtrechter niet de bevoegdheid heeft om declaratiegeschillen te beslechten. Hiervoor dienen andere wegen te worden bewandeld zoals de civiele, de geschillen- of de begrotingsprocedure. Wel beoordeelt de tuchtrechter of er sprake is van excessief declareren. Van dat laatste is hier blijkens het klachtdossier geen sprake.
4.13 Klachtonderdelen 7 en 11 zijn ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart alle klachtonderdelen ongegrond.
Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 7 maart 2011 door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. M.A. le Belle, H. Dulack, A. de Groot, D.J.S. Voorhoeve, met bijstand van mr. W.A. Westenbroek als griffier.
Voorzitter Griffier
Deze beslissing is in afschrift op 7 maart 2011 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerster
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
De appèlmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax
Het faxnummer van het hof van discipline is 076 – 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
d. Telefonische informatie
076 – 548 4607