ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1425 Raad van Discipline Amsterdam 10-240Alk

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1425
Datum uitspraak: 07-03-2011
Datum publicatie: 08-03-2011
Zaaknummer(s): 10-240Alk
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen advocaat wederpartij. Verwijt is dat verweerder in een processtuk in een echtscheidingsprocedure onjuiste en grievende opmerkingen heeft gemaakt, daarbij gebruik makende van een onrechtmatig verkregen document. Klacht ongegrond.

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 7 maart 2011

in de zaak 10-240Alk

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 24 juni 2010 binnengekomen klacht van:

mevrouw

klager A

en

de heer

klager B

gezamenlijk met klager A te noemen: klagers

tegen:

de heer mr.

v e r w e er d e r 

1.         Verloop van de procedure

1.1. Bij brief van 23 juni 2010, door de raad ontvangen op 24 juni 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Alkmaar de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2. De klacht is ter zitting van de raad van 14 december 2010 behandeld in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 

1.3. De raad heeft kennisgenomen van de in paragraaf 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 15 met bijlagen zoals vermeld in de voornoemde brief genoemde inventarislijst, alsmede van de op 14 december 2010 door de raad ontvangen brief (met bijlagen) van de advocaat van klagers van 13 december 2010.

2.   De klacht

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld doordat hij onder meer in zijn verzoekschrift van 20 augustus 2009 een omschrijving heeft gegeven van de geestelijke toestand van klager A; een omschrijving die ontleend is aan een brief met medische gegevens afkomstig van het Centrum voor geestelijke gezondheid uit 2005 welke volgens klagers op onrechtmatige wijze is verkregen door de cliënte van verweerder. Verweerder zou de bedoelde omschrijving hebben gegeven met de intentie om de persoon van klager A in een minder goed daglicht te stellen.

3.   Feiten

3.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.2 Klager B is gescheiden van zijn (ex-)echtgenote en zij hebben samen een dochter die is geboren op 15 juni 2008. Zij hebben een geschil rond het gezag over en de omgang met hun dochter. De (ex)-echtgenote van klager B is enkele maanden na de geboorte van de dochter wegens het verlopen van haar Nederlandse visum naar Rusland teruggekeerd om aldaar te bewerkstelligen dat zij haar verblijf in Nederland zou kunnen hervatten. Sinds haar verblijf in Rusland woont de dochter het grootste deel van de tijd bij de moeder van klager B, klager A. Verweerder staat de (ex)-echtgenote van klager B bij in voornoemd geschil.

3.3 In het kader van het hoger beroep in de echtscheidingsprocedure en de daarbij te treffen nevenvoorzieningen heeft verweerder namens zijn cliënte op 20 augustus 2009 een verzoekschrift bij het Gerechtshof te Amsterdam ingediend. In dat verzoekschrift heeft verweerder onder meer het volgende gesteld over klager A:

"De moeder van de man kampt met ernstige psychische problemen. De vrouw beschikt over een brief van het Centrum van Geestelijke Gezondheid aan huisarts […] waaruit blijkt dat de moeder van de man een Russisch-Armeense vrouw is die gevlucht is uit Oezbekistan en o.a. waarschijnlijk lijdt aan een PTSS, waarvoor nog geen behandeling kan plaatsvinden vanwege de taalbarrière. Het betreft een rapportage uit 2005 maar het is de vrouw niet bekend dat behandeling inmiddels heeft plaatsgevonden."

3.4 Na ontvangst van de klachtbrief van 4 december 2009 heeft verweerder bij brief van 17 december 2009 aan de deken in een reactie op de klachten onder meer laten weten:

"Uitgangspunt voor het beroep van advocaat, mede in het licht van de gedragsregels, is dat een advocaat in vergaande mate de vrijheid heeft om de belangen van zijn cliënt te behartigen. Hierbij geldt voorts dat uiteraard de redelijke belangen van de wederpartij niet onnodig mogelijk worden geschaad. Naar mijn oordeel heb ik binnen dit kader gehandeld en handel ik nog steeds waar het gaat om bijstand aan cliënte […].

Ten aanzien van deze klachten merk ik het volgende op. […] In de tweede plaats was het citeren van het medische rapport absoluut noodzakelijk. Het kind wordt daadwerkelijk opgevoed door de moeder van klager. Uit de medische informatie blijkt dat de moeder van klager lijdt aan een PTSS en daarvoor wegens taalbarrières niet kan worden behandeld. Dit gegeven is van eminent belang voor de beoordeling van het Hof in verband met de bepaling aan wie het kind zal worden toevertrouwd. Ik heb deze medische verklaring van mijn cliënte gekregen met de opdracht dit in te brengen. Ik heb de verklaring zelf niet ingebracht maar daaruit geciteerd in mijn processtukken. Klager heeft de medische informatie overigens niet betwist."

3.5 Ter zitting van de raad heeft verweerder meegedeeld dat hij geen letterlijk citaat uit de brief van het Centrum voor geestelijke gezondheid van 25 juli 2005 heeft gegeven, maar slechts een weergave van wat er in die brief staat. Volgens verweerder was het passend om de brief niet als productie over te leggen, maar om te volstaan met de gegeven weergave.

4.    Beoordeling van de klacht

4.1 De raad neemt in aanmerking dat de klacht gericht is tegen de advocaat van de wederpartij van klager B. In dergelijke gevallen is de door het hof van discipline – de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht – gehanteerde maatstaf van toepassing, inhoudende dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (i) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (ii) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (iii) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (ii) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.

4.2 Indien het handelen van verweerder aan de hiervoor beschreven maatstaf wordt getoetst, komt de raad tot het oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk geen verwijt treft door in zijn verzoekschrift van 20 augustus 2009 een - aan een brief uit 2005 met medische gegevens afkomstig van het Centrum voor geestelijke gezondheid ontleende - omschrijving te geven van de geestelijke toestand van klager A. Voorop staat dat (i) de voornoemde brief aan verweerder is verstrekt door zijn cliënte, (ii) hij zich er niet in hoeft te verdiepen op welke wijze zijn cliënte aan de voornoemde brief is gekomen, en (iii) dat hij heeft mogen afgaan op de juistheid ervan. Dat er van een uitzonderingsgeval op de in 4.1 omschreven maatstaf sprake zou kunnen zijn omdat het rapport waaraan de passage ontleend is onrechtmatig verkregen zou zijn is door klagers aannemelijk gemaakt noch gebleken. De raad kan daaromtrent niets vaststellen.Voorts regardeert het ontbreken van toestemming van klager A om de brief te gebruiken verweerder niet, aangezien hij de belangen van zijn cliënte dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënte hem verschaft. De hiervoor beschreven grenzen zijn door verweerder aldus niet overschreden door van de brief van het Centrum voor geestelijke gezondheid gebruik te maken. Evenmin is daarvan sprake door het naar eigen interpretatie weergeven van een deel van de inhoud van die brief, aangezien niet is gebleken dat die weergave in strijd met de waarheid of onnodig grievend is. Ten slotte is begrijpelijk dat verweerder het van belang achtte in het verzoekschrift iets over klager A te vermelden nu klager A immers een groot deel van de tijd voor de dochter van zijn cliënte zorgde. Door te vermelden dat de rapportage uit 2005 dateerde heeft verweerder deze  informatie een juiste proportie (te weten mogelijk verouderd) gegeven. De klacht is dan ook ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. D.J. Markx, voorzitter, mr. B.E. van der Molen, mr. M.W. Schüller, mr. M.J.G.H. Verviers, mr. M.J. Westhoff, leden, bijgestaan door mr. D.K. Baas, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 7 maart 2011.

voorzitter griffier

Deze beslissing is in afschrift op 7 maart 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Alkmaar

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:

- klagers

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Alkmaar

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep

zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van

de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076 - 548 4607.