ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1323 Raad van Discipline Amsterdam 10-156A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1323 |
---|---|
Datum uitspraak: | 31-01-2011 |
Datum publicatie: | 01-02-2011 |
Zaaknummer(s): | 10-156A |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Verzetszaak. Het betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij van klagers in een tuchtprocedure. Het verzet van klagers heeft geen nieuwe gezichtspunten opgeleverd - ongegrond |
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 31 januari 2011
in de zaak 10-156A
_________________________
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad op de klacht van:
De heer
k l a g e r s
tegen
de heer mr.
v e r w e e r d e r
1. Verloop van de procedure
1.1. Bij brief van 28 april 2010, door de raad ontvangen op 29 april 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2. Bij beslissing van 31 mei 2010 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk niet ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 3 juni 2010 aan klagers is verzonden.
1.3. Bij brief gedateerd 11 juni 2010, op 10 juni 2010 door de raad ontvangen, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4. Het verzet is behandeld ter zitting van 17 november 2010, in aanwezigheid van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5. De raad heeft kennisgenomen van:
a. de beslissing van de voorzitter, waarvan verzet, en van de stukken waarop die beslissing blijkens de tekst is gegeven (stukken genummerd 1 tot en met 4);
b. het verzetschrift van klagers gedateerd 11 juni 2010 en een brief aan de raad van één van de klagers van 17 mei 2010 en de brief van klagers van 12 november 2010.
2. Klacht; verzet
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld doordat hij feitelijke gegevens heeft verstrekt waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat die onjuist zijn en doordat hij middels het verschaffen van een juridisch kader de door ING Bank N.V. (hierna: “ING”) gepleegde strafbare feiten heeft verdoezeld en derhalve daaraan heeft deelgenomen.
2.2 Het verzet houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder behulpzaam is bij het verdoezelen van de door ING gepleegde strafbare feiten en dat hij de belangen van klagers op nodeloze en ontoelaatbare wijze schaadt
3. Feiten
Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken en op hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:
3.1 Klagers hebben op 29 januari 2010 een klacht ingediend tegen mr. N. Mr. N behartigt de belangen van ING in een procedure waarin klagers en vijf andere partijen door ING zijn gedagvaard.
3.2 Verweerder staat mr. N. bij in de tuchtprocedure als bedoeld in 3.1
4. Beoordeling van het verzet
4.1 Het betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij van klagers in een tuchtprocedure. De voorzitter heeft naar het oordeel van de raad bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast, en voorts acht geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft derhalve terecht en op grond van juiste overwegingen beslist dat de klacht kennelijk ongegrond is en dat verweerder met zijn uitlatingen in het kader van de tuchtprocedure geen tuchtrechtelijke grenzen heeft overschreden.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klagers aangevoerde gronden niet kunnen slagen en dat de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond heeft bevonden.
4.3 Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht, en moet het verzet dan ook ongegrond worden verklaard.
BESLISSING:
de raad van discipline:
verklaart het verzet van klagers ongegrond.
Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting op 31 januari 2011 door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. E.J. Ferman, P.W.M. Huisman, M.W. Schüller, D.J.S. Voorhoeve, leden, met bijstand van mr. S. Le Noble als griffier.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 31 januari 2011 per aangetekende brief verzonden aan:
• klagers
• verweerder
• de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
• de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld.