ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1319 Raad van Discipline Amsterdam 10-161A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1319
Datum uitspraak: 26-01-2011
Datum publicatie: 01-02-2011
Zaaknummer(s): 10-161A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klachten dat advocaat zich niet aan de zaak mocht onttrekken en de zaak niet met voortvarendheid heeft behandeld ongegrond. In aanmerking genomen dat de zaak op de parkeerrol was geplaatst voor het nemen van memorie van grieven, hadden klagers na het bericht van verweerder dat hij de zaak neerlegde genoeg gelegenheid om een nieuwe advocaat in te schakelen, hetgeen zij ook hebben gedaan. Dat verweerder uitstel heeft gevraagd voor het nemen van de memorie en de zaak – nadat deze op de parkeerrol was geplaatst – niet heeft opgebracht om van grieven te dienen is onvoldoende grond voor het oordeel dat verweerder niet de nodige voortvarendheid heeft betracht.  

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 26 januari 2011

in de zaak 10-161 A

___________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding de op 6 mei 2010 binnengekomen klacht van:

De heer

De heer

k l a g e r s

tegen:

de heer mr.

v e r w e e r d e r 

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 4 mei 2010, door de raad ontvangen op 6 mei 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 15 november 2010 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennisgenomen van de in 1.1. genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 20, genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 De klacht

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

a) volkomen onverwacht tijdens het hoger beroep zijn werkzaamheden heeft willen neerleggen omdat hij een andere praktijk was begonnen en hen daarom niet meer wilde bijstaan, terwijl verweerder voor die tijd wekenlang onbereikbaar was en klagers zelf op zoek dienden te gaan naar een andere advocaat, zonder advies/hulp van verweerder en zonder dat rekening is gehouden met de extra kosten die dit voor hen betekent;

b) de procedure niet voortvarend ter hand heeft genomen. Verweerder heeft zonder overleg uitstel gevraagd voor het indienen van de grieven en heeft klagers nadat de zaak op de parkeerrol was geplaatst niet geïnformeerd over de gang van zaken.

2.2 Door aldus te handelen dan wel na te laten heeft verweerder, aldus klagers, de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet overtreden en heeft hij, aldus klagers, niet de zorg betracht die jegens de cliënt in acht diende te worden genomen, althans heeft hij gehandeld op een wijze die een behoorlijk advocaat niet betaamt.

3 Feiten

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.1 Verweerder heeft sinds 2006 verschillende civielrechtelijke zaken van klagers in behandeling gehad. In een van deze zaken is op 24 december 2008 vonnis gewezen. Verweerder heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Voordat de memorie van grieven werd genomen heeft het gerechtshof een comparitie van partijen gelast, die in juli 2009 heeft plaatsgevonden. De zaak is ter zitting naar de rol verwezen voor memorie van grieven. Verweerder heeft vervolgens een nader uitstel gevraagd, waarna het hof de zaak heeft verwezen naar de parkeerrol van oktober 2010.

3.2 In november 2009 heeft verweerder klagers per e-mail bericht dat zijn kantoor zich is gaan toeleggen op uitsluitend strafzaken en dat hij, omdat hij zijn civiele praktijk ging neerleggen, de zaak van klagers aan een andere advocaat wilde overdragen.

3.3 In december 2009 heeft verweerder met een van beide klagers besproken dat zijn praktijk op dat moment - op de zaak van klagers na - alleen nog bestond uit strafzaken en dat hij zijn civiele vakkennis niet meer bijhield. Verweerder heeft voorts aangegeven dat hij hierdoor de kwaliteit niet meer kon waarborgen en daarom de zaak aan een civilist diende over te dragen. Verweerder heeft dit voorts per sms aan een van beide klagers bericht toen hij in verband met vakantie in het buitenland verbleef.

3.4 Bij brief van 30 december 2009 heeft verweerder zijn telefoongesprek met een van beide klagers bevestigd en aangegeven dat en waarom hij de zaak aan een andere advocaat wenste over te dragen. In deze brief heeft verweerder voorts verzocht aan hem door te geven naar welke advocaat het dossier kon worden verzonden.

3.5 Klagers hebben - nadat verweerder en klagers bij de deken de onderhavige kwestie hadden besproken en niet tot een oplossing daarvoor waren gekomen - de zaak overgedragen aan een nieuwe, door klagers aangezochte, advocaat.

3.6 Bij fax van 26 februari 2010 heeft verweerder aan de nieuwe advocaat van klagers bevestigd dat deze het procesdossier persoonlijk bij hem zou komen ophalen. Voorts heeft verweerder te kennen gegeven dat hij zich beschikbaar houdt voor nader overleg ten behoeve van de overdracht van de zaak en de verdere behandeling van het hoger beroep.

4 Beoordeling van de klacht

Klachtonderdeel a)

4.1 De raad overweegt ten aanzien van klachtonderdeel a) dat het een advocaat vrij staat om de werkzaamheden te beëindigen. Wanneer de advocaat besluit een hem verstrekte opdracht neer te leggen, dient hij dat op zorgvuldige wijze te doen en dient hij ervoor zorg te dragen dat zijn cliënt daarvan zo min mogelijk nadeel ondervindt (vgl. gedragsregel 9). De advocaat dient zijn beslissing zo tijdig kenbaar te maken en de cliënt te wijzen op de te nemen stappen, dat de cliënt daarvan geen procedurele schade ondervindt.

4.2 De stukken bieden geen aanknopingspunt voor het oordeel dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld bij het neerleggen van de zaak. Op basis van hetgeen partijen hebben aangevoerd stelt de raad vast dat verweerder klagers in ieder geval in november 2009 heeft laten weten dat hij de zaak wenste over te dragen. Deze boodschap heeft verweerder een maand later mondeling herhaald en vervolgens bij brief van 30 december 2009 aan een van beide klagers bevestigd. In laatstgenoemde brief heeft hij toegezegd te zorgen voor een goede overdracht aan een nieuwe advocaat en klagers verzocht aan te geven naar welke advocaat hij het dossier zou kunnen zenden. In aanmerking genomen dat de zaak op de parkeerrol was geplaatst van oktober 2010 voor het nemen van memorie van grieven, hadden klagers na het bericht van verweerder dat hij de zaak neerlegde derhalve genoeg gelegenheid om een nieuwe advocaat in te schakelen, hetgeen zij ook hebben gedaan.

4.3 Verweerder heeft voorts, nadat hij bekend was met de nieuwe advocaat van klagers, bij brief van 26 februari 2010 aan deze nieuwe advocaat kenbaar gemaakt dat het procesdossier voor hem klaarlag en dat hij bereikbaar was voor nader overleg over de overdracht en de te nemen grieven. Aldus heeft verweerder gedaan wat van hem verlangd mag worden bij de overdracht van een zaak.

4.4 Voor zover klagers verweerder verwijten dat zij (procedurele) schade hebben ondervonden doordat zij de zaak aan een nieuwe advocaat hebben moeten overdragen, mist dit verwijt feitelijke grondslag. Zoals klagers zelf hebben aangegeven, heeft de nieuwe advocaat voor een andere koers gekozen en is de memorie van grieven niet genomen. Ten overvloede merkt de raad op dat ook indien de nieuwe advocaat van grieven zou hebben gediend, dit niet noodzakelijkerwijs betekent dat klagers meer kosten zouden hebben moeten maken dan wanneer verweerder de zaak aan zich zou hebben gehouden. Verweerder zou immers eveneens kosten hebben gemaakt ter zake de (hernieuwde) bestudering van het dossier en het opstellen van een memorie van grieven.

4.5 De raad acht dit klachtonderdeel ongegrond.

Klachtonderdeel b)

4.6 De raad stelt voorop dat een advocaat gehouden is de aan hem/haar toevertrouwde belangen met de nodige voortvarendheid te behartigen. Aan de hand van concrete omstandigheden van het geval moet beoordeeld worden of een handelen of nalaten in deze zin tuchtrechtelijk verwijtbaar is.

4.7 Tegenover klagers' stelling dat zij bij verweerder hebben aangedrongen op voortvarend procederen staat de betwisting daarvan door verweerder. Aangezien de  stukken in het procesdossier ter zake geen uitsluitsel kunnen geven, kan de raad niet vaststellen of partijen ter zake een afspraak hebben gemaakt. Het enkele feit dat verweerder uitstel heeft gevraagd voor het nemen van de memorie van grieven en de zaak - nadat deze op de parkeerrol was geplaatst - niet heeft opgebracht om van grieven te kunnen dienen is onvoldoende grond voor het oordeel dat verweerder niet de nodige voortvarendheid heeft betracht met betrekking tot de procedure in hoger beroep. Nu voorts gesteld noch gebleken is dat het gelet op het belang van de zaak of enig ander belang noodzakelijk was om bij de eerste gelegenheid daartoe of kort daarna van grieven te dienen, is er geen aanknopingspunt voor het oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.8 De raad acht dit klachtonderdeel eveneens ongegrond.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. H. Dulack, J.M. van de Laar, R.P.F. van der Mark en M.L.F.J. Schyns, leden, met bijstand van mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 26 januari 2011.

voorzitter       griffier

Deze beslissing is in afschrift op 26 januari 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klagers

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

 Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076-548 4607