ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1318 Raad van Discipline Amsterdam 10-178A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1318 |
---|---|
Datum uitspraak: | 26-01-2011 |
Datum publicatie: | 01-02-2011 |
Zaaknummer(s): | 10-178A |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen advocaat wederpartij in familiekwestie. Hoewel de raad er enig begrip voor kan opbrengen dat klager de wijze waarop verweerster bij brief van 30 juni 2009 namens haar cliënte een wijziging in de omgangsregeling heeft verzocht als chantage ervaart en verweerster wellicht beter een meer temperende toon had kunnen hanteren, valt de inhoud van de brief binnen de grenzen van de vrijheid die verweerster als advocaat bij de behartiging van de belangen van haar cliënt toekomt. Het gebruik van het woord "agressief" in de bewuste brief aan klager als ook in processtukken acht de raad in de omstandigheden van dit geval niet onnodig grievend. |
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 26 januari 2011
in de zaak 10-178 A
___________________________
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding de op 12 mei 2010 binnengekomen klacht van:
De heer
k l a g e r
tegen:
mevrouw mr.
v e r w e e r s t e r
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 11 mei 2010, door de raad ontvangen op 12 mei 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 15 november 2010 in aanwezigheid van klager, die zich ter zitting liet bijstaan door zijn advocaat mr. J.M. Wigman. Verweerster is met bericht van verhindering niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennisgenomen van de in 1.1. genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 10, genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst, alsmede van de fax van 8 november 2010 met bijlagen van mr. Wigman en de fax van 11 november 2010 met bijlagen van verweerster.
2 De klacht
2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster:
a) bij de behartiging van de belangen van haar cliënte de grenzen van het betamelijke heeft overschreden door te dreigen met beëindiging van de omgangsregeling - onder het stellen van een zeer korte termijn voor een reactie - indien klager niet zou meewerken aan een nieuwe omgangsregeling en vervolgens (onnodige) procedures in verband hiermee aanhangig heeft gemaakt;
b) zich in correspondentie en processtukken onnodig grievend heeft uitgelaten over klager door aan klager te refereren als zijnde agressief en bedreigend.
2.2 Door aldus te handelen dan wel na te laten heeft verweerster, aldus klager, de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet overtreden en heeft zij gehandeld op een wijze die een behoorlijk advocaat niet betaamt.
3 Feiten
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.
3.1 Verweerster is de advocaat van klagers ex-echtgenote. Partijen zijn verwikkeld (geweest) in een procedure over een door de ex-echtgenote van klager gewenste wijziging van de omgangsregeling met hun twee minderjarige kinderen voor zover het het het halen en brengen van de kinderen betreft.
3.2 Verweerster heeft in correspondentie met (de advocaat van) klager en in processtukken het gedrag van klager jegens haar cliënte gekwalificeerd als agressief. Zo heeft verweerster klager in een brief van 30 juni 2009 - voor zover hier van belang - geschreven:
"Uw agressieve gedrag jegens cliënte leidt ertoe dat het in het belang van de veiligheid van cliënte niet langer verantwoord is om de kinderen bij u op te halen."
en
"Ik verzoek u dan ook, en voor zover nodig sommeer u, dringend mij schriftelijk binnen vijf werkdagen na heden te berichten dat u zich in het vervolg, totdat een eventuele andere regeling is getroffen, aan bovengenoemde afspraken houdt, dat wil zeggen dat u de kinderen ophaalt én weer thuisbrengt en dat u zich jegens cliënte onthoudt van agressief gedrag, schelden, schreeuwen, dreigen en wat dies meer zij.
Indien u zich hiermee niet schriftelijk binnen de gestelde termijn akkoord heeft verklaard c.q. deze afspraken niet naleeft, zal cliënte genoodzaakt de omgangsregeling in zijn geheel op te schorten totdat een, zonnodig in rechte afgedwongen, voor alle partijen werkbare afspraak is gemaakt."
3.3 Klager heeft een kort gedingprocedure aanhangig gemaakt ter zake van de naleving van de omgangsregeling. Verweerster heeft namens haar cliënte in een bodemprocedure wijziging van de omgangsregeling verzocht en voorts appel ingesteld tegen het vonnis in de hiervoor genoemde kort gedingprocedure.
4 Beoordeling van de klacht
4.1 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de door het hof van discipline, de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht, gehanteerde maatstaf dat aan de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (i) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (ii) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (iii) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.
4.2 De klachtonderdelen a) en b) lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
4.3 De raad overweegt dat de advocaat in familiekwesties als de onderhavige in het algemeen moet waken voor onnodige polarisatie tussen de ex-echtelieden en dat van hem een bepaalde mate van terughoudendheid mag worden verwacht, juist omdat ook andere belangen dan de belangen van partijen in de procedures een grote rol kunnen spelen, met name belangen van de kinderen. Hoewel de raad er in dat licht bezien enig begrip voor kan opbrengen dat klager de wijze waarop verweerster bij brief van 30 juni 2009 namens haar cliënte een wijziging in de omgangsregeling heeft verzocht als chantage ervaart en verweerster wellicht beter een meer temperende toon had kunnen hanteren, valt de inhoud van de brief binnen de grenzen van de vrijheid die verweerster als advocaat bij de behartiging van de belangen van haar cliënt, gemeten naar de hiervoor onder 4.1 vermelde maatstaf, toekomt.
4.4 Het gebruik door verweerster van het woord "agressief" in de bewuste brief aan klager als ook in processtukken acht de raad niet onnodig grievend in tuchtrechtelijke zin. Tegen de achtergrond van de door verweerster bij fax van 11 november 2010 overgelegde verklaringen van haar cliënte en derden omtrent uitlatingen en handelen van klager was deze kwalificatie niet kennelijk ongepast, terwijl uit de teneur van bedoelde brief voorts voldoende duidelijk blijkt dat verweerster daarin slechts het standpunt en de beleving van haar cliënte verwoordt.
4.5 Het klachtdossier biedt evenmin aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerster anderszins bij de behartiging van de belangen van haar cliënte de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig heeft geschaad zonder dat daarmee een redelijk doel werd gediend. Het stond verweerster vrij om, nadat klager niet instemde met de door haar cliënte voorgestelde wijziging in de omgangsregeling, ter behartiging van de belangen van haar cliënte in rechte wijziging van die regeling te verzoeken, hetgeen de daartoe in de wet voorziene weg is. Waar klager voorts zelf jegens de cliënte van verweerster een kort geding aanhangig heeft gemaakt, kan hij verweerster niet met vrucht verwijten dat zij namens haar cliënte hoger beroep heeft ingesteld tegen het in die procedure gewezen vonnis.
4.6 De raad komt dan ook tot de slotsom dat de klachtonderdelen a) en b) ongegrond zijn.
BESLISSING:
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.
Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. H. Dulack, J.M. van de Laar, R.P.F. van der Mark en M.L.F.J. Schyns, leden, met bijstand van mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 26 januari 2011.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 26 januari 2011 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerster
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax
Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.
d. Telefonische informatie
076-548 4607